Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 MAART 1995. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de personeelsleden van het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie die aan de Vlaamse Milieumaatschappij worden overgedragen. (NO



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. Bepalingen omtrent het wetenschappelijk personeel.
Art. 2-5
HOOFDSTUK II. - Bepalingen omtrent het administratief personeel, het toegevoegd vorsingspersoneel en de bijzondere graden.
Art. 6-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1996035625 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de aan het Vlaamse Gewest overgedragen personeelsleden van het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie, die vervolgens krachtens artikel 33 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepaling tot begeleiding van de begroting 1994 aan de Vlaamse Milieumaatschappij werden overgedragen.

HOOFDSTUK I. Bepalingen omtrent het wetenschappelijk personeel.
Art.2. § 1. (Zolang de Vlaamse regering het statuut van het in artikel 1 genaamde wetenschappelijk personeel niet heeft vastgesteld, is dit personeel onderworpen aan de bepalingen van de hoofdstukken I en II van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 februari 1969, de wet van 20 juli 1970 en de koninklijke besluiten van 3 juni 1975, 3 mei 1976, 12 augustus 1981, 30 december 1982, 10 december 1987, 18 februari 1988 en 19 november 1991.) <BVR 1996-04-16/43, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
  § 2. Onverminderd de bepalingen van § 1 is het wetenschappelijk personeel onderworpen aan de regelingen die voor het personeel van de Vlaamse Milieumaatschappij gelden voor :
  1° de plichten en onverenigbaarheden;
  2° de persoonlijke aansprakelijkheid;
  3° de controle van de lichamelijke geschiktheid;
  4° de administratieve standen;
  5° de verloven en vakanties;
  6° de dienstanciënniteit;
  7° de toelagen en vergoedingen van alle aard;
  8° het syndicaal statuut;
  9° de schorsing in het belang van de dienst;
  10° de tuchtregeling
  11° de ambtsneerlegging.

Art.3. De jury waarvan sprake in voornoemd koninklijk besluit van 21 april 1965 is samengesteld als volgt :
  - als voorzitter : de vast wervingssecretaris of zijn gemachtigde;
  - als leden :
  * de leidend ambtenaar van de Vlaamse Milieumaatschappij of zijn plaatsvervanger;
  * 3 prominente wetenschappers die niet tot de Vlaamse Milieumaatschappij behoren. Deze personen worden aangewezen door de vast wervingssecretaris;
  * het hoofd van het betrokken bestuur of een door de leidend ambtenaar aangewezen ambtenaar van rang 15.

Art.4. De bevoegdheid die in hoofdstuk II van voornoemd koninklijk besluit van 21 april 1965 is opgedragen aan de koning, wordt uitgeoefend door de Vlaamse regering.

Art.5. Zolang de Vlaamse regering het geldelijk statuut van het in artikel 1 bedoelde wetenschappelijk personeel niet heeft vastgesteld, blijft dit personeel onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 21 april 1965 houdende bezoldigingsregeling van het wetenschappelijk personeel van de Staat zoals het van toepassing is op de datum van de overdracht.

HOOFDSTUK II. - Bepalingen omtrent het administratief personeel, het toegevoegd vorsingspersoneel en de bijzondere graden.
Art.6. § 1. Zolang de Vlaamse regering het administratief statuut van het in artikel 1 bedoelde administratief personeel, toegevoegd vorsingspersoneel, beheerspersoneel en personeel houder van bijzondere graden niet heeft vastgesteld, is dit personeel onderworpen aan de bepalingen van de hoofdstukken I en II en de bijlagen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 augustus 1971, 23 juli 1973, 22 november 1973, 4 februari 1975, 24 oktober 1979, 4 april 1980, 12 augustus 1981, 19 augustus 1983, 11 januari 1984 en 28 oktober 1988.
  § 2. De bevoegdheid van de wetenschappelijke Raad inzake bevorderingen wordt uitgeoefend door de directieraad van de Vlaamse Milieumaatschappij.
  § 3. Onverminderd het bepaalde in § 1 is dit personeel onderworpen aan de regelingen die voor het personeel van de Vlaamse Milieumaatschappij gelden voor :
  1° de plichten en de onverenigbaarheden;
  2° de stage van de gegadigden;
  3° de persoonlijke aansprakelijkheid;
  4° de administratieve standen;
  5° de verloven en vakanties;
  6° de graad- en dienstanciënniteit;
  7° de toelagen en vergoedingen van alle aard;
  8° de beoordeling;
  9° het syndicaal statuut;
  10° de schorsing in het belang van de dienst;
  11° de tuchtregeling;
  12° de ambtsneerlegging;
  13° de overplaatsing;
  14° het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid.
  § 4. Voor de toepassing van de in § 2 bedoelde bepalingen moeten de graden die voorkomen als bijlage 1 van het voormelde koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel beschouwd worden als ingedeeld in onderstaande niveaus en rangen van de hiërarchische indeling van de graden, waarvan de ambtenaren in de Vlaamse Milieumaatschappij titularis kunnen zijn :
  A. Algemene graden :
  Graden onder 1° : niveau 4 - rang 40;
  Graden onder 2° : niveau 3 - rang 30;
  Graden onder 3° : niveau 2 - rang 20;
  Graden onder 4° : niveau 2 - rang 22;
  Graad onder 5° : niveau 2 - rang 23;
  Graad onder 6° : niveau 2 - rang 24;
  Graad onder 7° : niveau 2 - rang 25;
  Graad onder 8° : niveau 2 - rang 22;
  Graad onder 9° : niveau 2 - rang 23.
  B. Bijzondere graden :
  De bijzondere graden opgenomen in de bijlage 1, B, a) van het voormelde koninklijk besluit van 16 juni 1970 tot vaststelling van het statuut van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel moeten worden beschouwd als ingedeeld in de niveaus en rangen waarin de gelijkaardige graden zijn ingedeeld van de hiërarchie der graden waarvan de ambtenaren in de Vlaamse Milieumaatschappij titularis kunnen zijn.

Art.7. Zolang de Vlaamse regering het geldelijk statuut van het in artikel 1 bedoelde administratief personeel, toegevoegd vorsingspersoneel, beheerspersoneel en personeel houder van bijzondere graden niet heeft vastgesteld, blijft dit personeel onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 30 juli 1976 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, van het technisch personeel en van het vak- en dienstpersoneel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat zoals het van toepassing is op de datum van de overdracht.

Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.

Art. 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 29 maart 1995.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Leefmilieu en Huisvesting,
  N. DE BATSELIER