Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

21 DECEMBER 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers.



Inhoudstafel:


Art. 1-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1988029538 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 4, § 1, 4° van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezinsen bejaardenhelp(st)ers wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "4° voor het verrichten van de sociale onderzoeken, voor de begeleiding van de begunstigden en van de help(st)ers, uitsluitend voor de dienst, één maatschappelijk assistent(e) of één gegradueerde verpleegkundige of één gegradueerde assistent(e) in de psychologie met voltijdse werkprestatie in dienst hebben per 150 geholpen gezinnen. De notie geholpen gezin zal door de Minister worden gedefinieerd.
  Wanneer een dienst of een afdeling van een dienst meer dan 150 gezinnen helpt zal deze, per 75 bijkomende gezinnen, een halftijdse maatschappelijk assistent(e) of gegradueerde verpleegkundige of gegradueerde assistent(e) in de psychologie in dienst moeten hebben.
  Een voltijdse betrekking van maatschappelijk assistent(e) of gegradueerde verpleegkundige of gegradueerde assistent(e) in de psychologie mag worden vervangen door twee deeltijdse betrekkingen voor zover ze overeenstemmen met één voltijdse betrekking."

Art.2. Artikel 4, § 1, 5° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "5° voor de algemene leiding en dienstorganisatie, de financiële verantwoordelijkheid het personeelsbeleid en de externe betrekkingen, één diensthoofd vanaf 150 help(st)ers en per volgende schijf van 150 help(st)ers in en de externe betrekkingen, een dienst hebben met een aangepaste universitaire opleiding zoals door de Minister bepaald of een opleiding van maatschappelijk assistent(e) of gegradueerde verpleegkundige of gegradueerde assistent(e) in de psychologie met voldoende ervaring in de beheerstechnieken, zoals door de Minister bepaald."

Art.3. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Artikel 6. § 1. De help(st)ers bedoeld in artikel 1, 5° van dit besluit moeten houd(st)er zijn van één van de hiernavolgende diploma's, brevetten, attesten of getuigschriften :
  1. brevet van kinderverzorg(st)er, gezinshelp(st)er, sanitaire help(st)er of gezins- en sanitaire help(st)er, afgeleverd door een hogere secundaire beroepsschool;
  2. studiegetuigschrift of studieattest van het zesde leerjaar van het beroepssecundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift of kwalificatieattest van het zesde leerjaar van het secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdelingen kinderverzorging beroepssecundair onderwijs of gezins- en sanitaire hulp beroepssecundair onderwijs;
  3. studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, uitgereikt in de studierichtingen kinderverzorging beroepssecundair onderwijs of gezins- en sanitaire hulp beroepssecundair onderwijs;
  4. getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdeling verpleegaspirant(e) technisch secundair onderwijs;
  5. getuigschrift, attest van hoger secundair onderwijs of kwalificatiegetuigschrift of kwalificatieattest van het zesde leerjaar van het secundair onderwijs, uitgereikt in de onderverdeling bijzondere jeugdzorg technisch secundair onderwijs;
  6. diploma van secundair onderwijs, uitgereikt in de studierichting verpleegaspiranten technisch secundair onderwijs of bijzondere jeugdzorg technisch secundair onderwijs;
  7. studie- of kwalificatiegetuigschrift van het zevende vervolmakings- of specialisatiejaar, uitgereikt in de onderverdelingen bijzondere jeugdzorg technisch secundair onderwijs, leefgroep(en)werking-bijzondere jeugdzorg technisch secundair onderwijs, leefgroepwerking technisch secundair onderwijs;
  8. getuigschrift van hoger secundair onderwijs of diploma van secundair onderwijs of studie- of kwalificatiegetuigschrift van het zevende vervolmakingsjaar van het secundair onderwijs uitgereikt ide onderverdeling personenzorg beroepssecundair onderwijs;
  9. brevet van ziekenhuisassistent(e) of verpleegassistent(e) van de aanvullende secundaire beroepsschool, afdeling verpleging;
  10. brevet van ziekenhuisassistent(e), specialiteit psychiatrie, of verpleegassistent(e), specialiteit psychiatrie, van de aanvullende secundaire beroepsschool, afdeling verpleging;
  11. brevet van ziekenhuisverpleger/verpleegster van de aanvullende secundaire beroepsschool, afdeling verpleging;
  12. brevet van psychiatrische verpleger/verpleegster van de aanvullende secundaire beroepsschool, afdeling verpleging;
  13. bekwaamheidsattest van gezins- en bejaardenhelp(st)er afgeleverd door een erkend opleidingscentrum of een door de Minister daartoe gemachtigde instelling;
  14. bekwaamheidsattest afgeleverd door een andere dan de Vlaamse Gemeenschap of een gelijkwaardig buitenlands diploma of getuigschrift, mits de machtiging van de Minister en onder de voorwaarden die hij bepaalt.
  Worden gelijkgesteld, alle gezins- en bejaardenhelp(st)ers, die over een inschrijvingsbewijs van de Waalse Gemeenschap beschikken op datum van 1 januari 1994.
  § 2. De help(st)er dient bij indiensttreding bij een erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp de volgende stukken voor te leggen :
  - een uittreksel uit de geboorteakte;
  - een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor de openbare besturen. Dit bewijs mag niet ouder zijn dan één maand.
  § 3. De help(st)er dient bij indiensttreding bij een erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp in het bezit te zijn van een inschrijvingsbewijs en een identificatiekenteken afgeleverd door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn.
  De Minister bepaalt de voor te leggen stukken die bij de aanvraag tot inschrijvingsbewijs en identificatiekenteken moeten gevoegd worden.

Art.4. Artikel 11, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "§ 1. De toelage bestaat uit :1° een forfaitaire toelage van 515,14 frank per gepresteerd uur als tegemoetkoming in de salariskosten van de help(st)ers;
  2° een forfaitaire toelage van 945 229 frank per jaar voor één maatschappelijk assistent(e) of gegradueerde verpleegkundige of gegradueerde assistente in de psychologie per 150 geholpen gezinnen;
  3° een forfaitaire toelage van 774 897 frank per jaar en per 200 geholpen gezinnen, bestemd voor administratiekosten;
  4° een forfaitaire toelage voor één diensthoofd per jaar en per 150 full-time equivalente help(st)ers van :
  a) 1 047 229 frank voor een diensthoofd met niet-universitaire opleiding;
  b) 1 149 229 frank voor een diensthoofd met universitaire opleiding;
  5° een forfaitaire toelage van 11 717 frank per 15 full-time equivalente help(st)ers voor coördinatiekosten;
  Voor de berekening van de toelagen vermeld onder 2°, 3° en 4° worden al naargelang het aantal geholpen gezinnen en het aantal in dienst zijnde help(st)ers, volgende toelagefracties mogelijk :
  - voor de maatschappelijk assistent(e), gegradueerde verpleegkundige of gegradueerde assistent(e) in de psychologie x/150sten van het vermelde toelagebedrag;
  - voor de administratiekosten x/200sten van het vermelde toelagebedrag;
  - voor het diensthoofd x/150sten van het vermelde toelagebedrag, vanaf 150 help(st)ers.
  Voor de betekening van de toelage bedoeld in 4° en 5° wordt het gemiddeld aantal voltijds equivalente help(st)ers in aanmerking genomen dat in het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de toelage betrekking heeft, in dienst was.
  Voor de berekening van het aantal geholpen gezinnen, zoals bepaald in 2° en 3°, wordt het aantal gezinnen in aanmerking genomen dat in het jaar, voorafgaand aan het jaar waarop de toelage betrekking heeft, werd geholpen. Dit wordt gestaafd op basis van het aantal geopende en bijgehouden dossiers, die tot werkelijke hulpverlening hebben aanleiding gegeven. De Minister bepaalt de wijze van rapportering."

Art.5. In artikel 11, § 2 van hetzelfde besluit wordt na de eerste alinea volgende bepaling toegevoegd :
  "Eveneens binnen het toegewezen contingent uren worden met gepresteerde uren gelijkgesteld, de uren besteed aan deelname voor syndicale verplichtingen, met een maximum per dienst en per jaar van 38 uren per ingenomen effectief syndicaal mandaat."

Art.6. Artikel 13, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepalingen : "§ 2. De toelagen voorzien in artikel 11, § 1, 2° tot 5° worden toegekend na afloop van het jaar waarop ze betrekking hebben.
  Elk trimester wordt een voorschot toegekend dat gelijk is aan maximaal tien procent van het voorschot toegekend in functie van de bepalingen van § 1.
  Op straf van uitsluiting moeten de subsidieaanvragen voor de in deze paragraaf bedoelde toelagen ingediend worden binnen de maand volgend op het jaar waarop ze betrekking hebben."

Art.7. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Artikel 14. § 1. De subsidiebedragen vermeld in artikel 11, § 1 zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 1994. Binnen de perken van de begroting worden deze subsidiebedragen geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
  De aanpassing aan het in eerste lid bedoelde prijsindexcijfer wordt voor geen enkel van de in artikel 11, § 1 vermelde subsidiebedragen beperkt.
  § 2. Binnen de perken van de begroting wordt het subsidiebedrag vermeld in artikel 11, § 1, 1° op 1 november 1994 verhoogd met het gemiddeld bedrag waarmee het uursalaris vermeld in bijlage 1 op 1 november 1994 verhoogt, met inbegrip van de werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid voor handarbeiders.
  Binnen de perken van de begroting worden de subsidiebedragen vermeld in artikel 11, § 1, 2°, 3° en 4° op 1 november 1994 verhoogd met het gemiddelde bedrag waarmee de salarisschaal vermeld in bijlage 2 op 1 november 1994 verhoogt, met inbegrip van het vakantiegeld en van de werkgeversbijdrage inzake sociale zekerheid voor hoofdarbeiders.
  De bedragen vermeld in bijlage 1 en 2 zijn gebonden aan het spilindexcijfer van toepassing op 1 januari 1993.
  Deze bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
  § 3. Als de salarissen niet aangepast worden bij het begin van een trimester, worden de toelagen gedurende dit trimester aangepast vanaf het begin van het betreffende trimester op basis van een coëfficiënt vastgesteld door de minister."

Art.8. Artikel 16, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "§ 1. Erkende diensten die collectieve bijscholing of individuele werkbegeleiding geven aan de help(st)ers, kunnen per uur bij scholing per help(st)er een subsidie krijgen van 515,14 frank. Deze toelage is uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 1994.
  Binnen de perken van de begroting wordt deze toelage geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De voormelde koppeling aan het indexcijfer wordt evenwel berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
  Binnen de perken van de begroting wordt deze toelage verhoogd met hetzelfde bedrag waarmee, overeenkomstig artikel 14, § 2, eerste alinea, de toelage vermeld in artikel 11, § 1, 1° wordt verhoogd.
  De toelage wordt slechts toegekend als de duur van de individuele werkbegeleiding minstens 1 uur of van de collectieve bijscholing minstens 2 uur bedraagt en er aan de collectieve bijscholing minstens 12 help(st)ers deelnemen."

Art.9. Artikel 17, 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "2° een afschrift van de staten van aangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, en/of verantwoordingsstaten voor vervangpersoneel van de T-interim Vlaanderen bureaus van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding waaruit de werkprestaties van de help(st)ers, met vermelding van het inschrijvingsnummer van de maatschappelijk assistenten, gegradueerde verpleegkundigen en gegradueerde assistenten in de psychologie en van de diensthoofden, blijken;"

Art.10. Artikel 18, § 2, 2° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "2° opleidingscyclussen inrichten die voldoen aan de normen die als bijlage B zijn opgenomen en aan de geslaagde kandidaten het bekwaamheidsattest van gezins- en bejaardenhelp(st)er afleveren."

Art.11. Aan artikel 18 van hetzelfde besluit wordt de volgende paragraaf toegevoegd : "§ 3. De Minister kan ten experimentele titel opleidingen erkennen die afwijken van de normen die als bijlage B zijn opgenomen. Aan de geslaagde kandidaten van deze experimentele opleidingen zal tevens het bekwaamheidsattest van gezins- en bejaardenhelp(st)er worden afgeleverd."

Art.12. Artikel 20, 1° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "1° de leeftijd van minimum 18 jaar bereiken in het kalenderjaar waarin de opleiding wordt gestart;"

Art.13. Artikel 23, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "§ 2. Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moeten de opleidingscyclussen voldoen aan de normen die als bijlage B (opleiding gezins- en bejaardenhelp(st)er) zijn opgenomen of moet het een opleiding betreffen die krachtens de bepalingen van artikel 18, § 3 van dit besluit is erkend."

Art.14. In hetzelfde besluit wordt het opschrift van de Bijlage 2 met de titel "Salarisschaal voor aanpassing van de subsidiebedragen voor maatschappelijk assistenten of sociaal verpleegkundigen, administratiekosten en diensthoofden" vervangen door de volgende bepaling :
  "Salarisschaal voor aanpassing van de subsidiebedragen voor maatschappelijk assistenten, gegradueerde verpleegkundigen of gegradueerde assistenten in de psychologie, administratiekosten en diensthoofden."

Art.15. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.

Art. 16. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 21 december 1994.
  De minister-president van de Vlaamse regering,
  L. VAN DEN BRANDE
  De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
  Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER