7 DECEMBER 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van Titel II van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de herstructurering van de GIMV, GIMVINDUS, VMH, Mijnen en LIM en tot oprichting van het Limburgfonds en de Permanente Werkgroep Limburg. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-02-1995 en tekstbijwerking tot 12-04-2001).
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het Limburgfonds.
Art. 2-8
HOOFDSTUK III. - Permanente Werkgroep Limburg.
Art. 9-11
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art. 12-13
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 14-15
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 13 juli 1994 betreffende de herstructurering van de GIMV, GIMVINDUS, VMH, MIJNEN en LIM en tot oprichting van het Limburgfonds en de permanente werkgroep Limburg;
2° het Toekomstcontract : de overeenkomst afgesloten op 29 april 1987 tussen het provinciebestuur Limburg, de Vlaamse regering, de federale overheid en de Commissie van de Europese Unie;
3° het Limburgfonds : het fonds opgericht overeenkomstig artikel 20 van het decreet om bij te dragen tot de integrale uitvoering van het Toekomstcontract;
4° (leidend ambtenaar : de directeur bij het directoraat-generaal van de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw.) <BVR 2001-03-09/49, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-04-2001>
HOOFDSTUK II. - Het Limburgfonds.
Art.2. § 1. Het Limburgfonds wordt beheerd door de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid.
§ 2. De leidend ambtenaar wordt gemachtigd om nota's, ambtsberichten, briefwisseling en documenten met betrekking tot het dagelijks beheer en de organisatie van het Limburgfonds te ondertekenen.
§ 3. De leindend ambtenaar kan de bevoegdheden die hem in toepassing van dit besluit worden toegekend, subdelegeren aan andere ambtenaren van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw.
Art.3. Het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Lanbouw stelt die diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden ter beschikking die noodzakelijk zijn om een efficiënte werking van het Limburgfonds te verzekeren.
Art.4. De leidend ambtenaar legt jaarlijks, voor 30 april, aan de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid een ontwerp van verslag voor over de werking en het beheer van het Limburgfonds gedurende het afgelopen kalenderjaar.
Art.5. § 1. Om de uitvoering van het Toekomstcontract en onder andere de daarin opgenomen diverse sociale en economische ontwikkelingsprogramma's van de Europese Unie te realiseren, wordt de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid ertoe gemachtigd met natuurlijke of rechtspersonen, van privaatrechterlijke of publiekrechterlijke aard terzake overeenkomsten af te sluiten, conform de reglementering op de overheidsopdrachten.
§ 2. De overeenkomsten bedoeld in § 1 worden aan de Vlaamse regering meegedeeld.
Art.6. Mits akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid en binnen de perken van de financiële begrotingskredieten kunnen projecten en initiatieven die in het kader van een ontwikkelingsprogramma van de Europese Unie gecofinancieerd worden door het Limburgfonds, in aanmerking komen voor prefinanciering vanuit het Limburgfonds in afwachting van de storting van het gedeelte van de tussenkomst waarvoor de Europese Unie zal instaan. De prefinanciering kan niet meer bedragen dan de helft van het totaal bedrag van de tussenkomst waarvoor de Europese Unie zal instaan.
Art.7. § 1. Voor de voorbereiding en opvolging van de overeenkomsten bedoeld in artikel 5, § 1, kan de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid samenwerkingsverbanden afsluiten met in de provincie Limburg gevestigde of wonende natuurlijke of rechtspersonen, van privaatrechterlijke of publiekrechterlijke aard.
§ 2. De controle op de overeenkomsten bedoeld in artikel 5, § 1, gebeurt overeenkomstig de artikelen 56 tot en met 58 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.
Art.8. De Vlaamse regering stelt het bedrag vast van de middelen die overeenkomstig artikel 24, 2° van het decreet aan de Limburgse Reconversiemaatschappij kunnen toegekend worden.
HOOFDSTUK III. - Permanente Werkgroep Limburg.
Art.9. § 1. Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 26 van het decreet, dient de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid een advies te vragen aan de Permanenete Werkgroep Limburg in de volgende gevallen :
1° opstelling en herziening van de begroting van het Limburgfonds;
2° beslissing over de uitvoering van de verbintenissen die overeenkomstig artikel 23, § 2, 4°, van het decreet ten laste van het Limburgfonds worden genomen;
3° goedkeuring van initiatieven met een weerslag op de begroting van het Limburgfonds.
§ 2. De modaliteiten van dit advies worden vastgelegd in een protocol dat wordt afgesloten door de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid en de Permanente Werkgroep Limburg. Dit protocol wordt meegedeeld aan de Vlaamse regering.
Art.10. De eigen initiativen van de Permanente Werkgroep Limburg met een weerslag op de begroting van het Limburgfonds worden rechtstreeks voorgelegd aan de Vlaamse minister bevoegd voor het economisch beleid die hierover, in voorkomend geval na advies van de Vlaamse regering of de bevoegde minister, binnen de 30 dagen een beslissing neemt.
Art.11. De werkingsmiddelen van de Permanente Werkgroep Limburg worden bepaald ten laste van het fonds.
HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen.
Art.12. Het saldo van de beschikbare en overgedragen ordonnanceringskredieten voor het begrotingsjaar 1994 dat overeenkomstig artikel 29 van het decreet wordt overgedragen aan het Limburgfonds, bedraagt voor Programma 51.10 basisallocatie 01.02 van de uitgavenbegroting 454 347 906 frank. De saldi van de beschikbare en overgedragen ordonnanceringskredieten op Programma 51.10 basisallocatie 34.03 en op Programma 62.4 basisallocatie 34.05 van de uitgavenbegroting worden pro memorie overgedragen.
Art.13. De middelen bedoeld in artikel 30 van het decreet worden ingebracht in het fonds onder ontvangst voor orde.
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 december 1994.
Art. 15. De Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen en de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 december 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
Vlaamse minister van Economie, KMO, Wetenschapsbeleid, Energie en Externe Betrekkingen,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER