30 NOVEMBER 1994. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het Vlaamse Centrum voor de bevordering van het Welzijn van Kinderen en Gezinnen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-02-1995 en tekstbijwerking tot 31-07-1995)
Afdeling 1. - Algemene bepaling.
Art. 1
Afdeling 2. - Opdrachten van het Centrum.
Art. 2
Afdeling 3. - Subsidiëring van het Centrum.
Art. 3-4
Afdeling 4. - Reservevorming, vereffening en financiële controle op de aanwending van de jaarlijkse toelage.
Art. 5-8
Afdeling 5. - Slotbepalingen.
Art. 9-10
Afdeling 1. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. Centrum : het Vlaams Centrum voor de bevordering van het welzijn van kinderen en gezinnen.
2. Gezinswetenschappelijk Documentatiecentrum : Gezinswetenschappelijk Documentatiecentrum verbonden aan de KU. Leuven.
3. Centrum voor de Rechten van het Kind : Centrum voor de Rechten van het Kind verbonden aan de Universiteit van Gent.
4. Minister : de Vlaamse minister bevoegd voor bijstand aan personen.
5. Administratie : de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn.
Afdeling 2. - Opdrachten van het Centrum.
Art.2. § 1. Het Centrum heeft als algemene opdracht in de Vlaamse Gemeenschap het welzijn van kinderen en gezinnen te behartigen door op een onafhankelijke wijze onder meer volgende delopdrachten op te nemen :
1° op vraag van de Vlaamse regering of een lid ervan hetzij op eigen initiatief beleidsvoorbereidende documenten, adviezen en aanbevelingen opstellen betreffende het beleid ten aanzien van kinderen en gezinnen;
2° op vraag van diensten en voorzieningen die en specifieke opdracht hebben ten aanzien van kinderen en gezinnen, logistieke en methodologische ondersteuning bieden onder meer door het ontsluiten van wetenschappelijk onderzoeksmateriaal en eventueel door coördinerend of begeleidend op te treden bij de vorming en uitwisseling van informatie en ervaringen;
3° ten behoeve van belanghebbende diensten en voorzieningen of hun federaties en koepelorganisaties,de bevindingen en conclusies die volgen uit de permanente waarneming en het wetenschappelijk onderzoeksmateriaal ter zake, en uit de analyse van informatie- en adviesvragen van particuliere personen, op toepasselijke wijze aan hen overdragen;
4° een conceptueel kader en een methodiek ontwerpen, aanbieden en zonodig permanent bijsturen, die dienstig zijn voor de opvolging van de juridische en maatschappelijke positie van kinderen en gezinnen;
5° medewerking verlenen bij de nakoming door de Vlaamse Gemeenschap van de verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag over de Rechten van het Kind, aangenomen in New Yord op 20 november 1989;
6° functionele banden onderhouden met binnenlandse en internationale organisaties die actief zijn op eenzelfde domein als het Centrum.
§ 2. De opmaak van de jaarboeken "Gezinswetenschappelijke Documentatie door het Gezinswetenschappelijk Documentatiecentrum en de permanente aanvulling van de "Kinderrechtengids" door het Centrum voor de Rechten van het Kind, maken onlosmakelijk deel uit van de in § 1 vermelde algemene opdracht.
Afdeling 3. - Subsidiëring van het Centrum.
Art.3. Het Centrum dient opgericht te zijn of te worden beheerd door een rechtspersoon die geen winst nastreeft en die paritair is samengesteld uit het Gezinswetenschappelijk Documentatiecentrum en het Centrum voor de Rechten van het Kind. Voor het vervullen van de opdracht beschikt het Centrum over een staf van minstens drie medewerkers.
Art.4. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten ontvangt het Centrum voor de uitvoering van zijn opdracht een jaarlijkse subsidie van 8,5 miljoen frank. Ten hoogste 30 % van deze subsidie kan worden besteed aan andere dan personeelskosten.
§ 2. Het in § 1 vermelde bedrag is gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen.
§ 3. Het in § 1 vermelde bedrag is gekoppeld aan de spilindex van toepassing op 1 januari 1995.
(§ 4. In de overeenkomsten die het Centrum sluit met de universiteiten zijn geen voorheffingen voor centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten.) <BVR 1995-04-06/18, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Afdeling 4. - Reservevorming, vereffening en financiële controle op de aanwending van de jaarlijkse toelage.
Art.5. Indien de jaarlijkse toelage meer bedraagt dan de reële uitgaven voor de uitvoering van zijn opdrachten van dat kalenderjaar, bouwt het Centrum reserves op. De jaarlijks opgebouwde reserve mag maximum 20 % bedragen van de jaarlijkse toelage. Het deel van deze reserve dat dit percentage overtreft wordt teruggestort aan de administratie.
Art.6. De reserves kunnen uitsluitend worden aangewend om uitgaven te financieren die bijdragen tot het vervullen van de opdrachten van het Centrum, zoals bepaald in artikel 2.
Art.7. De gecumuleerde reserves die het bedrag van de jaarlijkse toelage overtreffen, worden teruggestort aan de administratie.
Art.8. Het Centrum krijgt voor het einde van de eerste maand van ekl kwartaal van het kalenderjaar een voorschot op het bedrag van de jaarlijkse toelage ten belope van 22,5 %. Dit voorschot komt in mindering van de vereffening van de totale jaarlijkse toelage.
Het saldo wordt vereffend tijdens het volgende kalenderjaar nadat de minister het jaarverslag goedgekeurd heeft. Het jaarverslag wordt jaarlijks voor 1 april aan de minister voorgelegd en het bevat onder meer een financieel verslag.
Afdeling 5. - Slotbepalingen.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.
Art. 10. De Vlaamse minister, bevoegd voor bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 30 november 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER - DE MEYER