Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 1995. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Kabinetten van de leden van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-09-1995 en tekstbijwerking tot 27-10-1998).



Inhoudstafel:

Afdeling 1. - Algemene bepaling.
Art. 1
Afdeling 2.- Bevoegdheden en samenstelling.
Art. 2-4
Afdeling 3. - Benoemingen en werking.
Art. 5
Afdeling 4. - Bezoldigingen, toelagen en vergoedingen.
Art. 6-14
Afdeling 5. - Allerhande bepalingen.
Art. 15-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Afdeling 1. - Algemene bepaling.
Artikel 1. De voorzitter en elk lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie beschikken over een Kabinet.

Afdeling 2.- Bevoegdheden en samenstelling.
Art.2. De bevoegdheden van het Kabinet van de Voorzitter en van de leden van het Verenigd College betreffen : de aangelegenheden die het algemeen beleid van het Verenigd College of de werkzaamheden van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen beïnvloeden; de opzoekingen en de studies van aard het persoonlijk werk van het Lid van het Verenigd College te vergemakkelijken; het voorleggen van de dossiers van de administratie, eventueel het Secretariaat van het Verenigd College, het in ontvangst nemen en openen van zijn persoonlijke briefwisseling, zijn privé-correspondentie, de verzoeken tot audiëntie, het persoverzicht.

Art.3. § 1. Het Kabinet van een Lid van het Verenigd College mag niet meer dan 3 leden omvatten, verdeeld als volgt :
  - twee adviseurs of opdrachthouders, waarbij één van beide de titel van Adjunct-Kabinetschef mag dragen;
  - een attaché;
  De leden en personeelsleden van de Kabinetten kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voorziene voorwaarden voor de ambtenaren, waarmee ze bij dit artikel worden geassimileerd. Zij moeten geen ritboekje bijhouden.
  § 2. Voor het algemeen beleid en voor opdrachten verbonden aan de uitoefening van het Voorzitterschap, kan de Voorzitter aan zijn Kabinet een Adviseur toevoegen.

Art.4. De leden van het personeel van de openbare diensten, de instellingen van openbaar nut of de gesubsidieerde onderwijsinstellingen die in een Kabinet worden opgenomen, kunnen hun functie niet verder blijven uitoefenen noch er de bevoegdheden van waarnemen. Zij komen evenwel in aanmerking voor bevordering in hun administratie en nemen hun functie weer op bij het einde van hun opdracht.

Afdeling 3. - Benoemingen en werking.
Art.5. De leden en personeelsleden van het Kabinet worden benoemd door de Voorzitter of het betrokken Lid van het Verenigd College.

Afdeling 4. - Bezoldigingen, toelagen en vergoedingen.
Art.6. (§ 1.) Aan de leden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de nationale ministeries, van de Gemeenschappen en van de Gewesten of van de diensten van de Brusselse instellingen wordt een Kabinetstoelage toegekend geldend als wedde en vastgesteld in de hiernavolgende schalen toepasselijk op het personeel van de ministeries : <BESL 1998-05-28/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1998-05-14>
  (§ 2. De personeelsleden van de Kabinetten die geen deel uitmaken van het personeel van de nationale ministeries, van de Gemeenschappen en van de Gewesten of van de diensten van de Brusselse instellingen en die met uitvoeringstaken belastzijn, alsmede het vak- en dienstpersoneel, ontvangen een als wedde geldende kabinetstoelage, vastgesteld binnen de perken van de minimumwedde en de maximumwedde van de in organiek stelsel aan de graad van de ministeries die met de uitgeoefende functie overeenstemt verbonden schaal, verhoogd met een toelage die niet meer dan BEF 96 089 mag bedragen.
  § 3. Mogen geen deel uitmaken van het uitvoerend personeel, de ambtenaren van het Rijk, van een Gemeenschap of van een Gewest die behoren tot niveau 1, rang 10 uitgezonderd. Deze maatregel geldt in dezelfde mate voor houders van gelijkwaardige graden en die behoren tot de andere openbare diensten, de instellingen van openbaar nut en gesubsidieerde onderwijsinstellingen.) <BESL 1998-05-28/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1998-05-14>
  - adviseur of opdrachthouder : schaal 13/2;
  - attaché : schaal 11/3.

Art.7. De leden en personeelsleden van de Kabinetten ontvangen kinderbijslag, geboortepremie, haard- en standplaatsvergoeding, vakantiegeld, eindejaarspremie en alle andere vergoedingen volgens het bedrag en de voorwaarden voorzien voor het personeel van de ministeries.

Art.8. § 1. Met het oog op de toekenning van de vergoedingen voor verblijfs- en verplaatsingskosten geschiedt de assimilatie van de leden en personeelsleden van de Kabinetten met de graden van de administratieve hiërarchie als volgt :
  - de adviseurs en de opdrachthouders : met direkteurs;
  - de attachés : met adjunct-adviseurs.
  Deze assimilatie mag niet tot gevolg hebben dat de leden en personeelsleden van de Kabinetten die tot het personeel van de ministeries behoren, ondergebracht worden in een lagere kategorie dan die welke met hun graad overeenstemt.
  § 2. De leden van het personeel van de nationale ministeries, van de diensten van een Gemeenschap of van een Gewest die deel uitmaken van een Kabinet en die hun woonplaats buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben kunnen ten laste, van het Gewest een abonnement verkrijgen op het openbaar vervoer voor het traject van hun woonplaats naar de plaats waar het Kabinet gevestigd is.
  De duur van het abonnement is beperkt tot een maand en moet van maand tot maand worden verlengd. Eventueel wordt de klasse van het abonnement bepaald door de graad die het personeelslid bezit in diens oorspronkelijke administratie, overeenkomstig de reglementering inzake verplaatsingskosten.
  De leden en personeelsleden van de Kabinetten kunnen ertoe gemachtigd worden hun persoonlijk voertuig te gebruiken overeenkomstig de bij hot koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voorziene voorwaarden voor de ambtenaren, waarmee ze bij dit artikel worden geassimileerd. Zij moeten geen ritboekje bijhouden.
  Het totaal van het toegelaten gebruik van een persoonlijk voertuig mag niet meer bedragen dan 6 000 km per jaar en per begunstigde.

Art.9. Een stelsel gelijk aan dat voorzien bij artikel 12, § 2, kan worden toegepast op de leden en personeelsleden van de Kabinetten die, zonder deel uit te maken van het personeel van de nationale ministeries of van de diensten van een Gemeenschap of van een Gewest, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere openbare dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling.

Art.10. Aan de leden die door de Kabinetten zijn tewerkgesteld, mag een Kabinetstoelage toegekend worden die de volgende jaarbedragen niet mag overschrijden :
  - adviseur : 233 359 frank;
  - attaché : 137 270 frank.
  (- Uitvoerend personeel : BEF 96 089.) <BESL 1998-05-28/39, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1998-05-14>

Art.11. § 1. De geldelijke toestand van de leden en personeelsleden van het Kabinet die, zonder deel uil te maken van het personeel van de nationale ministeries, van de Gemeenschappen en de Gewesten en van de diensten van de Brusselse instellingen, toch behoren tot een Rijksdienst, tot een andere openbare dienst, tot een instelling van openbaar nut of tot een gesubsidieerde onderwijsinstelling wordt geregeld als volgt :
  1° wanneer de werkgever erin toestemt de wedde verder te blijven uitbetalen dan krijgt de betrokkene de bij artikel 14 voorziene kabinetstoelage. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betaalt eventueel aan de dienst van herkomst de wedde van het lid of personeelslid van het Kabinet terug eventueel verhoogd met de werkgeversbijdrage de ten laste te nemen wedde mag evenwel niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de weddeschaal voorzien voor de bij artikel 6 overeenstemmende graad;
  2° wanneer de werkgever de uitbetaling van de wedde schorst, dan krijgt de betrokkene de bij artikel 6 voorziene kabinetstoelage die als wedde geldt. Deze toelage mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de wedde verhoogd met de toelage die de betrokkene zou ontvangen indien de bepalingen van 1° om hem van toepassing zouden zijn.
  § 2. De terugbetaling van de bezoldiging van de leden van het personeel van de Ministeries, van de Gewesten en van de Gemeenschappen die gedetacheerd zijn bij het Kabinet van de Voorzitter of van een Lid van het Verenigd College geschiedt overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd door de betrokken nationale, gewestelijke of gemeenschapsregering.

Art.12. § 1. De Voorzitter of het Lid van het Verenigd College kan volgens de hierna volgende voorwaarden een vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben vervuld in een Kabinet en die geen vervangingsinkomen of rustpensioen hebben. Een overlevingspensioen of bestaansminimum toegekend door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt niet beschouwd als een vervangingsinkomen.
  § 2. Deze forfaitaire toelage omvat :
  - een maand kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van drie tot zes maanden;
  - twee maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van zes maanden tot een jaar;
  - drie maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van een jaar tot achttien maanden;
  - vier maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van achttien maanden tot twee jaar;
  - vijf maanden kabinetstoelage geldend als wedde voor een ononderbroken activiteitsperiode van minstens twee jaar.
  § 3. De vertrektoelage wordt in schijven van een maand uitgekeerd. Om de vertrektoelage te bekomen, moet de betrokkene iedere maand een verklaring onder ede indienen, waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen enkele beroepsactiviteit uitgeoefend heeft of dat hij zich in een toestand bevindt waarin voorzien wordt in § 4.
  Hij dient iedere wijziging in zijn toestand te melden op straffe geen aanspraak meer te kunnen maken op de bedoelde toelage.
  § 4. In afwijking van § 1 kan de Voorzitter of het Lid van het Verenigd College een forfaitaire vertrektoelage toekennen aan de personen die functies hebben vervuld in een Kabinet en die hetzij uitsluitend een of meerdere gedeeltelijke functies bekleden in een openbare dienst of in een gesubsidieerde onderwijsinstellingen of die ten laste van de Schatkist een of meerdere rustpensioenen ontvangen die betrekking hebben op een of meerdere onvolledige loopbanen, hetzij werklooosheidsuitkeringen ontvangen. In dat geval wordt de vertrektoelage vastgesteld overeenkomstig § 2 en, naargelang het geval, verminderd met het totaal bedrag dat aan de betrokkene verschuldigd is voor de overeenstemmende periode hetzij als betaling voor onvolledige functies, hetzij als rustpensioen of werkloosheidstoelage.
  § 5. De toelagen en vergoedingen voorzien in artikel 10 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van de vertrektoelage. Er is geen vertrektoelage verschuldigd aan personen die vrijwillig hun functies stopzetten.

Art.13. Het besluit van de Regent van 30 maart 1950 tot regeling van de toekenning van toelagen voor uitzonderlijke prestaties het koninklijk besluit van 24 december 1964 houdende vaststelling van de vergoedingen van verblijfskosten van de personeelsleden van de ministeries alsmede de bijkomende toelage en de kabinetstoelage voorzien bij artikel 6 van dit besluit zijn hierop niet van toepassing.

Art.14. § 1. De vergoedingen en toelagen voorzien, bij de artikelen 6, 7 en 10 worden maandelijks na verloop van de termijn uitbetaald. De vergoeding of de toelage van de maand is gelijk aan 1/12e van het jaarbedrag. Wanneer de vergoeding of de toelage van de maand niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten uitbetaald overeenkomstig de regels voorzien in het geldelijk statuut van het personeel van de ministeries.
  § 2. De vergoedingen en toelagen voorzien bij de artikelen 6, 7 en 10 zijn gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld bij de wet van 2 augustus 1971 tot regeling van een stelsel van binding aan het indexcijfer van de kleinhandelsprijzen, derhalve geldt het indexcijfer 138,01.

Afdeling 5. - Allerhande bepalingen.
Art.15. Algemeen gezien kan er niet worden afgeweken van de bepalingen van dit besluit tenzij met het akkoord van het Verenigd College. Indien evenwel een afwijking een verhoging vereist van de voor het Kabinet van een Lid van het Verenigd College bestemde kredieten, dan is eveneens de voorafgaandelijke toestemming vereist van het Lid van het Verenigd College tot wiens bevoegdheid de begroting behoort.

Art. 16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 23 juni 1995.
  Brussel, 13 juli 1995.
  De Voorzitter van het Verenigd College bevoegd voor de coördinatie van het beleid van het Verenigd College,
  Ch. PICQUE
  Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen,
  J. CHABERT
  Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen,
  H. HASQUIN
  Het Lid van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen en het Openbaar Ambt,
  R. GRIJP
  Lid van het Verenigd College bevoegd voor het beleid inzake Bijstand aan personen en het Openbaar Ambt,
  D. GOSUIN