Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 JANUARI 1995. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van de artikelen 76 tot 81 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid.



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1963122002 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art.2. De artikelen 76 tot 81 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid worden vervangen door de volgende bepalingen :
  "Artikel 76. Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder :
  1° onderneming : de commerciële vennootschap die haar sociale zetel of een exploitatiezetel heeft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  2° beroepsopleiding : de opleiding die gegeven wordt aan de werkzoekenden binnen de onderneming die hen aanwerft of erbuiten om hen toe te laten zich aan te passen aan de ontwikkelingen in hun beroep of zich om te scholen naar een nieuwe activiteit;
  3° oprichting : de oprichting van een onderneming en het effectief opstarten van een activiteit;
  4° uitbreiding : de oprichting van een filiaal, van een nieuwe afdeling binnen een onderneming of het aanbieden van nieuwe produkten of diensten;
  5° omschakeling : de bestendige wijziging van het produktieproces meer bepaald verbonden aan de technologische evolutie en/of de aanpassing aan een nieuwe activiteit.
  Artikel 77. De Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling kan een financiële tussenkomst verlenen in de uitgaven voor de beroepsopleiding van bij hem ingeschreven werkzoekenden die door zijn tussenkomst aangeworven worden door een onderneming in oprichting, uitbreiding of omschakeling waarvan het personeelsbestand maximaal 250 werknemers bedraagt.
  Het personeelsbestand wordt vastgesteld op basis van het rekenkundig gemiddelde van de raamstatistieken die gevoegd worden bij de aangifte aan de RSZ betreffende de vier kalenderkwartalen die het kalenderkwartaal voorafgaan waarin de bijscholing aanvangt.
  Artikel 78. § 1. Om recht te kunnen geven op een financiële tussenkomst moet de beroepsopleiding :
  1° betrekking hebben op werkzoekenden aangeworven met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur;
  2° betrekking hebben op werkzoekenden waarvan de plaats van tewerkstelling zich bevindt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
  3° ingericht worden hetzij door één of meerdere instructeurs vreemd aan de onderneming, hetzij door een of meerdere instructeurs die hiervoor, al dan niet tijdelijk, aangeworven zijn door de onderneming, hetzij door één of meerdere personeelsleden die hiervoor een aangepaste opleiding hebben gekregen.
  § 2. Voor wat ondernemingen betreft (met een personeelsbestand van minder dan 50 werknemers) wordt de financiële tussenkomst slechts toegekend op voorwaarde dat het globale tewerkstellingsvolume behouden blijft, behoudens afwijking toegekend door de Minister bevoegd voor Tewerkstelling, op voorstel van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. (Err. B.St. 13-12-1995, p. 33457)
  Het behoud van het globale tewerkstellingsvolume wordt beoordeeld door het rekenkundig gemiddelde van het personeelsbestand van de onderneming vermeld in de raamstatistieken die gevoegd worden bij de aangifte aan de RSZ betreffende de vier kalenderkwartalen die het kalenderkwartaal voorafgaan waarin de beroepsopleiding aanvangt, te vergelijken met het personeelsbestand vermeld in de raamstatistiek die gevoegd wordt bij de verklaring aan de RSZ betreffende het kalenderkwartaal dat volgt op het kalenderkwartaal waarin de beroepsopleiding wordt beëindigd.
  § 3. Voor wat ondernemingen betreft met een personeelsbestand tussen de 50 en de 250 werknemers wordt de financiële tussenkomst slechts toegekend op voorwaarde dat de onderneming voor haar oprichting, uitbreiding of omschakeling begunstigde is van de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  Artikel 79. § 1. De financiële tussenkomst is enerzijds bestemd voor de bezoldiging van de op te leiden werkzoekende en anderzijds voor de kost van de instructeurs.
  Ze wordt vastgesteld op 50 percent van de bezoldiging voor de opleidingsuren, van de op te leiden werkzoekenden en van de hierop toepasselijke werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid en op 50 percent van hun eventuele verplaatsingskosten.
  Ze wordt vastgesteld op 50 percent hetzij van de bezoldiging van de instructeur of instructeurs en van de werkgeversbijdrage hiervoor aan de sociale zekerheid, hetzij van het forfait dat door een derde voor de bijscholing aan de onderneming gefactureerd wordt.
  Het maximale bedrag van de financiële tussenkomst wordt vastgesteld gemiddeld op 100 000 frank per opgeleide werkzoekende, inclusief de kost van de instructeurs en mag in totaal de vijf miljoen per bedrijf en per periode van twee jaar niet overschrijden.
  § 3. De looptijd van de financiële tussenkomst bedraagt maximum 6 maanden voor iedere opgeleide werkzoekende.
  Een beroepsopleiding die minder dan 20 uren duurt kan geen aanleiding geven tot een tussenkomst.
  § 4. De financiële tussenkomst mag voor eenzelfde opleiding en eenzelfde werknemer niet gecumuleerd worden met tussenkomsten waarin voorzien is door de wetgeving betreffende het betaald educatief verlof of door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 november 1994 tot wijziging van de artikelen 53 tot 58 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en de werkloosheid.
  Artikel 80. § 1. Voor ondernemingen met een personeelsbestand van minder dan 50 werknemers, moet de aanvraag tot tegemoetkoming op straffe van nietigheid per aangetekende brief worden ingediend bij de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en dit voor de aanvang van de beroepsopleiding.
  Voor ondernemingen met 50 tot 250 werknemers moet de aanvraag tot tegemoetkoming op straffe van nietigheid per aangetekende brief worden ingediend bij de Dienst Economische Expansie van de Administratie voor Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, samen met de aanvraag van de onderneming tot toekenning van de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van voormelde ordonnantie van 1 juli 1993 en dit voor de aanvang van de beroepsopleiding.
  § 2. Het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling beslist over de aanvragen tot tussenkomst.
  In geval van gunstig advies van het Beheerscomité en op grond van de inlichtingen die door de onderneming werden overgemaakt, wordt een overeenkomst gesloten tussen de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling en de onderneming, waarin de toekenningsvoorwaarden en het maximumbedrag van de financiële tussenkomst worden vastgesteld.
  Artikel 81. De helft van de financiële tussenkomst wordt na de beroepsopleiding gestort op grond van de bewijsstukken die de onderneming binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf het einde van de bijscholing, op straffe van nietigheid per aangetekende zending moet overmaken. Nadat is gecontroleerd of het globaal tewerkstellingsvolume in de onderneming werd behouden of de toekenningsvoorwaarden voor de tweede bijkomende investeringstoelage bedoeld in artikel 6, § 2, van voormelde ordonnantie van 1 juli 1993 werden nageleefd, wordt het saldo in voorkomend geval gestort.

Art.3. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 4. De Minister-Voorzitter, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Plaatselijke Besturen en Tewerkstelling, is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Brussel, 19 januari 1995.
  Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
  De Minister-Voorzitter, bevoegd voor Ruimtelijke Ordening, Plaatselijke Besturen en Tewerkstelling,
  Ch. PICQUE