28 AUGUSTUS 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap tot wijziging van de regeling inzake verlof en terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid voor de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter- lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.(VERTALING)
HOOFDSTUK I. - Verlof wegens ziekte en gebrekkigheid.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid.
Art. 4-7
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 8-10
HOOFDSTUK I. - Verlof wegens ziekte en gebrekkigheid.
Artikel 1. Artikel 14 van voormeld koninklijk besluit van 15 januari 1974, gewijzigd bij besluit van de Regering d.d. 10 juni 1993, wordt vervangen als volgt :
"Art. 14. § 1. Het in artikel 1 bedoelde personeelslid dat wegens ziekte of gebrekkigheid zijn ambt niet normaal kan uitoefenen, kan gedurende elke schoolperiode van 1 september tot 31 augustus van het volgende jaar, 15 werkdagen verlof krijgen wegens ziekte of gebrekkigheid.
§ 2. Het personeelslid, dat op 1 september 1995 vastbenoemd is, kan eveneens, voor zijn volledige loopbaan, 60 werkdagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid krijgen.
Het personeelslid, dat na 1 september 1995 vastbenoemd wordt, kan het aantal werkdagen verlof , krijgen wegens ziekte of gebrekkigheid waarop hij aanspraak kan maken de dag voorafgaande aan zijn vaste benoeming, bij toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 mei 1972 betreffende de dagen bezoldigd ziekte- en bevallingsverlof toegekend aan het tijdelijk aangesteld bestuurs- en onderwijzend personeel, opvoedend hulppersoneel en paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs. Dit aantal kan nooit meer dan 60 werkdagen bedragen.
Is het personeelslid oorlogsinvalide, dan wordt het aantal verlofdagen bepaald in het 2e en 3e lid verhoogd tot 90 dagen.
§ 3. Het personeelslid dat, bij toepassing van § 2, het voordeel heeft genoten van verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid, kan het maximum aantal dagen die hij kan krijgen, opnieuw samenstellen tijdens zijn loopbaan, door overdracht van de helft van het saldo van de in § 1 bedoelde verlofdagen wegens ziekte of gebrekkigheid, die het personeelslid op het einde van elke schoolperiode niet heeft opgenomen. Dit aantal wordt, desgevallend, naar beneden afgerond.
§ 4. Het verlof wegens ziekte of gebrekkigheid wordt gelijkgesteld met een periode van actieve dienst."
Art.2. In artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij besluit van de Regering d.d. 16 september 1993, vervallen de leden 3 tot 5.
Art.3. De artikelen 41 en 42 van hetzelfde besluit gewijzigd bij koninklijk besluit van 28 april 1983, worden opgeheven.
HOOFDSTUK II. - Terbeschikkingstelling wegens ziekte of gebrekkigheid.
Art.4. Artikel 9 van voormeld koninklijk besluit d.d. 18 januari 1974 wordt aangevuld als volgt :
"Het personeelslid dat 59 jaar geworden is en krachtens vorig lid ter beschikking gesteld is, blijft ter beschikking tot het einde van zijn loopbaan".
Art.5. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" Art. 10. Het wegens ziekte of gebrekkigheid ter beschikking gestelde personeelslid krijgt een wachtgeld gelijk aan :
- 80 % van de laatste activiteitswedde tijdens de eerste 12 maanden terbeschikkingstelling tijdens zijn loopbaan;
- 70 % van de laatste activiteitswedde tijdens de volgende 12 maanden terbeschikkingstelling;
- 60 % van de laatste activiteitswedde na die 24 maanden terbeschikkingstelling.
§ 2. Het in het eerste lid bedoelde wachtgeld mag nooit minder bedragen dan :
- de uitkeringen die de betrokkene in dezelfde toestand zou krijgen, als de sociale zekerheidsregeling op hem toepasselijk geweest was vanaf het begin van zijn afwezigheid;
- het pensioen dat hij zou genieten als hij op de datum van zijn terbeschikkingstelling voortijdig gepensioneerd was".
Art.6. In artikel 11, 2e lid, van hetzelfde besluit wordt "voor een periode van ten minste 6 maanden" vervangen door : "voor een ononderbroken periode van ten minste 3 maanden".
Art.7. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met onderstaand lid :
"De vorige leden gelden niet voor het personeelslid dat de voorwaarden vervult van artikel 9, 2e lid, van dit besluit".
HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.8. In afwijking van art. 14, § 2, van voormeld koninklijk besluit van 15 januari 1974 wordt het aantal werkdagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid waarop het personeelslid dat, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, ten volle 59 jaar en in actieve dienst of op non-actief is, aanspraak heeft, verminderd met het aantal dagen verlof wegens ziekte of gebrekkigheid, die de betrokkene genomen heeft boven 30 dagen in de schoolperiode van 1 september 1994 tot 31 augustus 1995. Dit aantal kan nooit minder dan 30 werkdagen bedragen.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1995.
Art. 10. De Minister-Voorzitster, bevoegd voor Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 28 augustus 1995.
De Minister-Voorzitster, belast met Onderwijs, Audiovisuele Media, Jeugdzorg, Kinderzorg en Gezondheid,
Mevr. L. ONKELINX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Sport en Internationale Betrekkingen,
J.-P. GRAFE
De Minister van Cultuur en Volwassenenscholing,
Ch. PICQUE
De Minister van Begroting, Financiën en Ambtenarenzaken,
J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE