9 MEI 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de voorwaarden voor de uitoefening van een winstgevende bezigheid door een personeelslid, ter beschikking gesteld om persoonlijke redenen vóór het rustpensioen. (VERTALING) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-10-1995 en tekstbijwerking tot 22-02-2012)
Art. 1-5
Artikel 1.§ 1. Het personeelslid dat ingevolge de artikelen 8, 9, 10, 10bis en 10ter van voormeld besluit nr. 297 d.d. 31 maart 1984 een terbeschikkingstelling om persoonlijke redenen vóór het rustpensioen geniet, kan na instemming van de Minister of zijn gemachtigde, de toelating krijgen om :
1. een beroepsactiviteit uit te oefenen geregeld door de wetgeving op de arbeidsovereenkomsten of een gelijkaardig of wettelijk reglementair statuut, mits het brutobedrijfsinkomsten niet hoger is dan [1 7.421,57 euro]1 per kalenderjaar;
2. een bedrijvigheid uit te oefenen als zelfstandige of als helper, met onderwerping aan het koninklijk besluit nr. 38 d.d. 27 juli 1967 tot regeling van het sociaal statuut voor de zelfstandigen, of als helpende echtgenoot, mits het bedrijfsinkomen niet hoger is dan [1 5.937,26 euro]1 per kalenderjaar;
3. activiteiten uit te oefenen bestaande in de creatie van wetenschappelijke of kunstwerken, zonder invloed op de arbeidsmarkt, mits betrokkene de hoedanigheid van handelaar, bedoeld in het wetboek van koophandel, niet bezit;
4. elke andere activiteit, mandaat, opdracht of dienst uit te oefenen mits het bruto-inkomen ongeacht de benaming ervan, niet hoger is dan [1 7.421,57 euro]1 per kalenderjaar;
5. de functie uit te oefenen van burgemeester in een gemeente van ten hoogste 15 000 inwoners, schepen of voorzitter van een OCMW in een gemeente van ten hoogste 30 000 inwoners.
§ 2. De gelijktijdige of opeenvolgende uitoefening van verschillende activiteiten bedoeld in § 1, 1 tot 4, is toegelaten mits het totaal bedrag van de inkomsten bedoeld in § 1, 1 tot 4, niet groter is dan [1 5.937,26 euro]1 per kalenderjaar.
§ 3. De uitoefening van de functies bedoeld in § 1, 5, sluit de uitoefening uit van de activiteiten bedoeld in § 1, 1 tot 4.
§ 4. Onder bedrijfsinkomsten uit de activiteit bedoeld in § 1, 2, verstaat men het brutobedrijfsinkomen verminderd met de bedrijfsuitgaven of -lasten aanvaard door het bestuur directe belastingen voor de berekening van de belasting voor het beschouwde jaar. Als de helper de echtgenoot is, komt het gedeelte van het bedrijfsinkomen van de exploitant in aanmerking dat toegewezen wordt aan de helper overeenkomstig art. 86 WIB. Het aandeel van de echtgenoot in het bedrijfsinkomen, overeenkomstig artikel 87 WIB, wordt toegevoegd aan het inkomen van de exploitant.
Als de activiteit als zelfstandige of helper in het buitenland uitgeoefend wordt, houdt men rekening met het belastbaar bedrijfsinkomen uit die activiteit.
Als de activiteit als zelfstandige of helper uiteraard of wegens bijzondere omstandigheden onderbroken wordt gedurende een of meer perioden van een bepaald jaar, wordt ze geacht ononderbroken uitgeoefend te zijn tijdens heel dat jaar. Het bedrijfsinkomen uit een kalenderjaar wordt altijd geacht, eenvormig verdeeld te zijn over de maanden werkelijke of veronderstelde activiteit in dat jaar.
----------
(1)<BFG 2011-12-22/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.2.Als in de loop van een bepaald jaar het in artikel 1, § 1, bedoelde personeelslid of zijn echtgenoot kinderbijslag of een als dusdanig geldende bijslag voor ten minste één kind geniet, wordt het bedrag
- van [2 7.421,57 euro]2 bedoeld in artikel 1, § 1, 1 en 4, voor dat jaar verhoogd met [2 3.710,8 euro ]2; <BFG 2002-06-27/38, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 05-08-2002>
- [2 5.937,26 euro]2, bedoeld in artikel 1, § 1, 2, voor dat jaar verhoogd met [2 2.968,63 euro ]2. <BFG 2002-06-27/38, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 05-08-2002>
Art.3.[1 Bij overschrijding van 15 % of meer van de bedragen bedoeld in de artikelen 1 en 2 of voortkomend uit de toepassing van artikel 1, § 1, 5°, wordt de wachtwedde of de wachtweddetoelage van het personeelslid opgeschort, zelfs als de activiteit over het hele jaar loopt.
Bij overschrijding van minder dan 15 % van de bedragen bedoeld in de artikelen 1 en 2 of voortkomend uit de toepassing van artikel 1, § 1, 5°, wordt het bedrag van de wachtwedde of de wachtweddetoelage van het personeelslid verminderd naar rata van het percentage van de overschrijding van de inkomsten ten opzichte van deze bedragen.]1
----------
(1)<BFG 2011-12-22/09, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.
Art. 5. De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Jeugdzorg en Internationale Betrekkingen, en de Minister van Onderwijs en Audiovisuele Media zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 mei 1995.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Onderwijs en Audiovisuele Media,
Ph. MAHOUX
De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Jeugdzorg en Internationale Betrekkingen,
M. LEBRUN