Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 APRIL 1995. - Decreet houdende dringende maatregelen inzake het onderwijs voor sociale promotie. (VERTALING). - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-06-1995 en tekstbijwerking tot 06-04-2004.)



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991029305 



Uitvoeringsbesluit(en):

2001029547 



Artikels:

Artikel 1. (Opgeheven) <DFG 2004-03-03/41, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 06-04-2004>

Art.2. Behalve in de onderstelling, bedoeld in artikel 40, 4e lid, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap d.d. 19 juli 1993 houdende overgangsmaatregelen inzake opdrachten en betrekkingen voor de personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, kunnen de inrichtende machten van het vrij en officieel gesubsidieerd onderwijs alleen in betrekkingen van onderstaande categorieën personeel vast aanwerven of vast benoemen :
  a) betrekkingen in een afdeling van het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 2 of in een opleidingseenheid van stelsel 1 die nog niet definitief in de toelageregeling opgenomen is;
  b) betrekkingen die krachtens de reglementering op terbeschikkingstelling en reaffectatie moeten toegewezen worden aan een personeelslid dat wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking gesteld is of een gedeelte van zijn opdracht verloren heeft.
  De verplichte reaffectatie omvat de verlenging van reaffectaties die voor het schooljaar 1994-1995 plaatsvonden hetzij op eigen initiatie hetzij op aanwijzing van ambtswege, door de zonale commissies of de centrale reaffectatiecommissie;
  c) betrekkingen, ressorterend onder een structuur die krachtens artikel 137 van het decreet d.d.. 16 april 1991 tot regeling van het onderwijs voor sociale promotie geleidelijk omgebouwd moet worden;
  d) betrekkingen in een eenheid die krachtens artikel 136 van voormeld decreet van 16 april 1991 voorlopig goedgekeurd werd maar niet ten minste eenmaal georganiseerd werd in elk van de 6 vorige schooljaren.

Art.3. Artikel 12, § 3, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, ingevoegd bij koninklijk besluit 462 d.d. 17 september 1986 en gewijzigd bij koninklijk besluit 505 d.d. 31 december 1986 en de decreten van 12 juli 1992 en 26 juni 1992, wordt vervangen als volgt :
  "Per schooljaar wordt het bedrag van het inschrijvingsgeld in het onderwijs voor sociale promotie bepaald op grond van het totaal van de lestijden van 50 minuten in de afdelingen, opleidingen en opleidingseenheden waar een student zich inschrijft en waarvan de datum van het eerste tiende in dat schooljaar valt.
  Het inschrijvingsgeld wordt berekend als volgt :
  a) in het secundair onderwijs voor sociale promotie : (0,30 EUR) per lestijd van 50 minuten tot de 150e lestijd en (0,12 EUR) na 150 lestijden, met een minimum van (37 EUR) en een maximum van (124 EUR); <BFG 2001-11-08/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  b) in het hoger onderwijs voor sociale promotie : (0,37 EUR) per lestijd van 50 minuten tot de 150e lestijd en (0,20 EUR) na 150 lestijden, met een minimum van (50 EUR) en een maximum van (149 EUR); <BFG 2001-11-08/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  c) in het hoger en het secundair onderwijs voor sociale promotie wordt het bedrag bekomen ingevolge a) en b) verhoogd met (0,30 EUR) per lestijd van 50 minuten in beroepsgerichte afdelingen, opleidingen of eenheden, waarvan de lijst bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap vastgesteld wordt. Die toeslag is per schooljaar begrepen tussen (37 EUR) en (74 EUR) per beroepsgerichte afdeling, opleiding of eenheid. <BFG 2001-11-08/51, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Bedoelde toeslag wordt uiterlijk op het einde van het schooljaar na dat waarin het geïnd werd, terugbetaald aan de student die een andere afdeling, opleiding of eenheid beëindigt, waartoe de toegang o.m. afhankelijk was van het slagen in de beroepsgerichte afdeling, opleiding of eenheid.
  Het inschrijvingsgeld bedoeld in het 2e lid, a) en b) wordt echter niet opgelegd aan :
  - de minderjarigen die leerplichtig zijn;
  - de uitkeringsgerechtigde volledig werklozen, met uitsluiting van de werklozen in beroepsopleiding met een contract voor individuele opleiding in een bedrijf, de tewerkgestelde werklozen en de personen met brugpensioen;
  - de niet-werkende verplicht ingeschreven werkzoekenden krachtens de reglementeringen inzake arbeidsvoorziening en werkloosheid, minder-validen of maatschappelijk welzijn;
  - de minder-validen, ingeschreven bij het gemeenschapsfonds voor sociale en beroepsintegratie, wanneer dit fonds van oordeel is dat de inschrijving in de beschouwde afdeling, opleiding of eenheid een vereiste is voor hun integratie in het beroepsleven;
  - de personen die het bestaansminimum genieten;
  - de dienstplichtigen;
  - de leden van het bestuurs-, onderwijzend en opvoedend hulppersoneel van het ingericht of gesubsidieerd onderwijs, voor wie de afdeling, opleiding of eenheid waar zij zich inschrijven, erkend is voor de voortgezette vorming of de vorming tijdens de loopbaan van de leerkrachten;
  - de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap georganiseerd of gesubsidieerd onderwijs, voor wie de beschouwde afdeling, opleiding of eenheid een bijscholing in het kader van hun onderwijsfunctie uitmaakt;
  - de personen onderworpen aan een door een overheid opgelegde verplichting.
  Het inschrijvingsgeld wordt betaald voor het eerste tiende van de duur van de gekozen afdeling, opleiding of eenheid.
  Voormelde toeslag wordt betaald op eender welk ogenblik van de duur van de gekozen afdeling, opleiding of eenheid.
  Leerlingen en studenten die zonder vrijstelling het inschrijvingsgeld bedoeld In het 2e lid, a) of b) niet betaald hebben in de in het 4e lid bepaalde termijn komen niet in aanmerking voor de berekening van de omkadering, de aanpassing van de lestijdendotatie en het bedrag van de werkingskredieten of -toelagen.
  De som van de bedragen van de inschrijvingsgelden en van de toeslagen berekend voor alle leerlingen en studenten, vermeld in de jaarlijkse documenten tot vaststelling van de schoolbevolking bij het eerste tiende van alle afdelingen, opleidingen of eenheden, waarvan het eerste tiende van de werkingsduur in het schooljaar valt, is het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsgeld voor de inrichting voor het schooljaar, of de toeslagen al dan niet geïnd werden.
  Wanneer het voor een inrichting en voor een schooljaar vastgestelde inschrijvingsgeld hoger is dan het totaal bedrag van de werkingskredieten of -toelagen, voor datzelfde jaar verschuldigd, wordt het verschil tussen het bedrag van het vastgestelde inschrijvingsgeld en het bedrag van de werkingskredieten of -toelagen op de middelenbegroting van de Franse Gemeenschap gestort".

Art.4. Artikel 14 van het decreet van 16 april 1991 tot regeling van het onderwijs voor sociale promotie wordt met onderstaand lid aangevuld :
  "De aanvangsdatum en de einddatum van een opleidingseenheid mogen niet door meer dan 365 kalenderdagen gescheiden zijn".

Art.5. Onderstaand artikel 87bis wordt in voormeld decreet van 16 april 1991 ingevoegd :
  "Artikel 87bis. § 1. Van de dotatie/school bedoeld in artikel 91 worden voor het lopende en het volgende kalenderjaar, zonder de in artikel 87 bedoelde aanpassingen, de volgende lestijden afgetrokken :
  - de lestijden die niet voorkomen op de lesrooster van een overeenkomstig de geldende bepalingen goedgekeurde afdeling of opleidingseenheid;
  - alle lestijden die op de lesrooster van de goedgekeurde afdeling of eenheid voorkomen, wanneer sommige erin vermelde vakken niet onderwezen worden, zonder regelmatige vrijstelling van alle leerlingen of studenten;
  - alle werkelijk bezoldigde prestaties van leraars en/of deskundigen in een afdeling of eenheid, wanneer sommige van die prestaties niet vermeld worden op het daartoe bestemde document;
  - alle werkelijk bezoldigde prestaties van leraars en/of deskundigen in een afdeling of eenheid waarvan de opening niet aan het bestuur is meegedeeld door middel van het daartoe bestemde document;
  - alle lestijden die voorkomen op de lesrooster van de afdeling of eenheid wanneer deze geopend is vóór de datum van goedkeuring van die opening.
  § 2. De Regering van de Franse Gemeenschap bepaalt de voorwaarden voor de gelijkstelling van de lestijden die een gedeeltelijk verlies van opdracht of een terbeschikkingstelling uitmaken, met de in § 1 bedoelde lestijden".

Art.6. Artikel 88 van voormeld decreet van 16 april 1991 wordt met volgend lid aangevuld :
  "De uitlening van lestijden m.b.t. een kalenderjaar wordt het bestuur meegedeeld vóór 31 december van het beschouwde kalenderjaar".

Art.7. Artikel 89 van datzelfde decreet wordt met onderstaand lid aangevuld :
  "De voormelde overdracht van lestijden voor een kalenderjaar wordt het bestuur meegedeeld vóór 31 december van het beschouwde kalenderjaar".

Art.8. Artikel 91 van voormeld decreet van 16 april 1991 wordt aangevuld als volgt :
  "Behoudens schriftelijke meedeling van de betrokken inrichtende machten aan het bestuur van het onderwijs voor sociale promotie is die dotatie/school voor elke inrichting berekend volgens de aanpassingsregels bedoeld in artikel 87, 2e lid.
  Een inrichtende macht die de dotatie/school wijzigt moet zulks meedelen aan voormeld bestuur, dat ervan akte neemt. Na 31 december van het lopende kalenderjaar wordt geen wijziging aanvaard.
  Het verschil tussen het aantal lestijden van de dotatie/school van elke inrichting en het aantal aangewende lestijden, tijdens het beschouwde kalenderjaar, voor elk vak van elke door die inrichting georganiseerde afdeling of eenheid, vormt de lestijdenreserve van de inrichting.
  In dat kalenderjaar mag die reserve nooit negatief zijn.
  Een negatief bedrag van de reserve is een overschrijding van de lestijdendotatie.
  In dat geval wordt de dotatie/school voor het eerste kalenderjaar na dat waarin de overschrijding werd vastgesteld, verminderd met anderhalve maal die overschrijding.
  De dotatie/school voor het tweede kalenderjaar na die vaststelling wordt aangepast met een coëfficiënt, gelijk aan een breuk met als teller de dotatie/school en als noemer de dotatie per school vermeerderd met de overschrijding".
  De lestijdenreserve van de inrichting verstrijkt jaarlijks volgens de bepalingen getroffen bij toepassing van artikel 87".

Art.9. Artikel 93, 4e lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : "Elk negatief bedrag van de reserve is een overschrijding van de lestijdendotatie. In dat geval wordt de dotatie/school voor het eerste kalenderjaar na dat waarin de overschrijding werd vastgesteld, verminderd met anderhalve maal die overschrijding. De dotatie/school voor het tweede kalenderjaar na die vaststelling wordt aangepast met een coëfficiënt, gelijk aan een breuk met als teller de lestijdendotatie van de inrichtende macht en als noemer die dotatie vermeerderd met de overschrijding".

Art.10. In voormeld decreet van 16 april 1991 wordt onderstaand artikel 137bis ingevoegd :
  "Artikel 137bis. De afdelingen en opleidingseenheden, waarvan de referentiedossiers bedoeld zijn in de artikel 136 en 137, kunnen door een inrichtende macht of door een inrichtingshoofd van het onderwijs voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap maar geprogrammeerd worden als zulks niet aanleiding geeft tot :
  - het gedeeltelijk verlies van de opdracht van vast benoemde of geworven personeelsleden;
  - de terbeschikkingstelling van vast benoemde of geworven personeelsleden.
  Van het 1e lid kan de Regering van de Franse Gemeenschap afwijken op eensluidend advies van de hoge raad voor het onderwijs voor sociale promotie.
  De Regering bepaalt de voorwaarden waarop die afwijking kan gebeuren en de criteria op grond waarvan de hoge raad zijn advies verstrekt.

Art.11. Artikel 19 van voormeld decreet van 16 april 1991 wordt vervangen als volgt :
  "Artikel 19. De voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie worden door de Regering benoemd.
  Eén van beiden is de pedagogisch beheerder van het onderwijs voor sociale promotie.
  Wanneer de voorzitter van de Commissie en die van de in artikel 78 bedoelde hoge raad personeelsleden van het onderwijs voor sociale promotie zijn, mogen zij niet tot hetzelfde onderwijsnet behoren".

Art.12. Artikel 87 van voormeld decreet van 16 april 1991 wordt aangevuld als volgt :
  "Vanaf 1 januari 1997 omvatten de in het 1e lid bedoelde aanpassingen de volledige overdracht van de lestijden die de inrichtende machten niet aangewend hebben in het voorlaatste kalenderjaar dat voorafgaat.
  Die overdracht geldt enkel voor de inrichtende machten die vóór 15 december van het lopende jaar meedelen dat ze in het lopende kalenderjaar de lestijden waarvan zij de overdracht aanvragen, niet zullen gebruiken. Deze lestijden mogen niet uitgeleend worden aan een inrichting die opgericht wordt.
  Die overdracht mag niet tot gevolg hebben dat de jaarlijks aan het onderwijs voor sociale promotie toegekende kredieten verhoogd worden.
  De lestijden, waarvoor leerkrachten die vast benoemd of geworven zijn, bezoldigd worden ten gevolg van een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking of een gedeeltelijk verlies van opdracht en waarvoor die leerkrachten geen reaffectatie, wedertewerkstelling of terugroeping in actieve dienst kregen, kunnen niet overgedragen worden zoals bedoeld in vorig lid."

Art.13. In artikel 24 van voormelde wet van 29 mei 1959 gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1970, 14 juli 1975, 18 januari 1971, het koninklijk besluit nr. 441 d.d. 25 april 1986 en het decreet van 16 april 1991, wordt § 4 vervangen als volgt :
  "§ 4. Bij de vervanging van bestaande structuren in het onderwijs voor sociale promotie van stelsel 2 of 1 worden de opleidingseenheden waarvan het geheel structuren dekt die definitief in de toelageregeling zijn opgenomen, als dusdanig beschouwd, op eensluidend advies van de overlegcommissie, bedoeld in artikel 15 van het decreet van de Franse Gemeenschap d.d. 16 april 1991 tot regeling van het onderwijs voor sociale promotie".

Art. 14. Dit decreet heeft uitwerking op 31 december 1994, behalve de artikelen 1, 2, 3 en 10, die uitwerking hebben op 1 september 1994, en artikel 13, dat uitwerking heeft op 1 januari 1992. De artikelen 1, b, 2e lid en 2, b, 2e lid, zijn na het schooljaar 1994-1995 niet meer van kracht.
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Brussel, 10 april 1995.
  De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met Openbaar Ambt, Kinderzorg en Gezondheid,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Jeugdzorg en Internationale Betrekkingen,
  M. LEBRUN
  De Minister van Begroting, Cultuur en Sport,
  E. TOMAS
  De Minister van Onderwijs en Audiovisuele Media,
  Ph. MAHOUX