Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 FEBRUARI 1995. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende de uitvoering van artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 en de wijze van betaling van de werkingstoelagen. (VERTALING) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-08-1995 en tekstbijwerking tot 26-10-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2bis, 3-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1959121501  1961031405  1974122309 



Uitvoeringsbesluit(en):

1999029065  2012029459  2016029496 



Artikels:

Artikel 1. De werkingstoelagen, voor een schooljaar aan de gesubsidieerde onderwijsinstellingen verschuldigd worden vereffend in twee gedeelten; het eerste gedeelte is een voorschot.

Art.2.Bedoeld voorschot wordt voor de in artikel één vermelde instellingen vereffend op 20 januari van het beschouwde schooljaar.
  Het bedrag ervan wordt berekend op grond van :
  1. het aantal leerlingen, aangegeven met het oog op het bepalen van het aantal voor het lopende schooljaar toegekende weddetoelagen;
  2. 65 % van het forfaitair jaarbedrag toegekend per regelmatig leerling of voor de financiering in aanmerking komende student.
  Voor het gewoon kleuteronderwijs wordt het berekend op grond van het gemiddeld schoolbezoek tijdens het vorige schooljaar.
  Voor het buitengewoon onderwijs (en voor het secundair onderwijs) wordt het berekend op grond van de voor het vorige schooljaar vereffende werkingstoelagen. <BFG 1999-01-12/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  [1 [2 Voor de instellingen bedoeld in artikel 24, § 1, derde lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, wordt het bedrag van het voorschot toegekend gedurende het oprichtingsproces bepaald met toepassing van artikel 6, § 2, van het decreet van 29 juli 1992 tot organisatie van het secundair onderwijs met volledig leerplan, berekend op basis van 65 % van het jaarlijks vast bedrag per regelmatige student geboekt op 1 oktober van elk in aanmerking genomen jaar.]2]1
  ----------
  (1)<BFG 2012-09-13/15, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2012>
  (2)<BFG 2016-09-21/11, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 2bis. <Ingevoegd bij BFG 1999-01-12/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Voor het secundair onderwijs, na een aanmaning met een laatste termijn, wordt het bedrag van het voorschot teruggebracht op 40 % indien de documenten betreffende de organisatie van de inrichting, voor het lopende schooljaar, niet binnen de toegekende termijn worden doorgezonden.

Art.3. <BFG 1999-01-12/34, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Het saldo van de aan elke inrichting verschuldigde werkingstoelagen wordt op de daaropvolgende twintigste september vereffend.
  § 2. In afwijking van § 1, voor het secundair onderwijs, wordt het saldo uiterlijk de daaropvolgende twintigste september vereffend.
  Indien de documenten betreffende de organisatie van de inrichting niet binnen de toegekende termijnen werden doorgezonden na een aanmaning met een laatste termijn, kan de datum van de storting van het saldo uitgesteld worden tot wanneer voldaan wordt aan het reglementair voorschrift.

Art.4. Voor het buitengewoon kleuter-, lager en secundair onderwijs bedraagt het in artikel 2, tweede lid, 2., bedoelde voorschot 70 % van het per leerling toegekende forfaitair jaarbedrag.

Art.5. Behoudens overmacht brengen de krachtens de artikelen 2, 3 en 4 verschuldigde bedragen, die binnen de vijf werkdagen na de datum waarop ze verschuldigd zijn niet uitbetaald werden, zonder dat die vertraging te wijten is aan de begunstigde, van rechtswege interest op tegen het wettelijk tarief.

Art.6. Opgeheven worden :
  1. De artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 15 december 1959 houdende toepassing van artikel 32 van de wet van 29 mei 1959;
  2. De artikelen 4, 1°, 6 en 7, van het koninklijk besluit van 14 maart 1961 houdende toepassing van artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 en vaststelling, voor het kleuter- en lager onderwijs, van de wijze van berekening en betaling van de werkingstoelagen;
  3. De artikelen 4 en 5, § 1, van het koninklijk besluit van 23 december 1974 houdende uitvoering van artikel 32, § 2, voorlaatste lid, van de wet van 29 mei 1959, vervangen bij de wet van 11 juli 1973, en tot vaststelling van het bedrag, de wijze van berekening en het tijdstip van de in het buitengewoon onderwijs.

Art.7. Dit besluit treedt op 20 januari 1995 in werking.

Art. 8. De Minister van Hoger Onderwijs en de Minister van Onderwijs zijn belast met de uitvoering van dit besluit.