Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 MEI 1995. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 1995 tot bevordering van de projecten van "AVJ"-cellen (activiteiten van het dagelijkse leven) ten gunste van gehandicapte personen die op een zelfstandige manier in sociale woonwijken wensen te leven. (VERTALING)



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De toegang tot de "AVJ"-woningen alsook tot de gebouwen waar ze ondergebracht zijn, moet aan de volgende normen voldoen :
  1. vanaf de straat of de parkeerruimten moet de toegangsweg tot ten minste één ingang van het gebouw bij voorkeur horizontaal aangelegd worden en minstens 1,50 meter breed zijn;
  2. als de toegangswegen hellend zijn, moeten ze aan de volgende normen voldoen :
  a) de helling bedraagt maximum 7 % voor een maximale lengte van 5 m en 5 % voor een maximale lengte van 10 m in één stuk;
  b) het hellend vlak moet minstens 1,20 m breed zijn;
  c) bovenaan en onderaan elk hellend vlak moet een horizontale rustplaats van minimum 1,50 m lang aangelegd worden;
  d) aan de open zijden van het hellend vlak en de rustplaats die boven de begane grond uitsteken, moet een stootband van minimum 5 cm hoog geplaatst worden;
  e) het niveauverschil van de toegangswegen mag niet meer dan 2 cm bedragen;
  3. voldoet minstens één toegangsweg aan de normen bedoeld in 1° en 2° hierboven, dan zijn de andere toegangswegen er niet aan onderworpen;
  4. het oppervlak van de toegangswegen moet ruw zijn en, in geval van tegelvloer, moeten de voegen regelmatig tot aan het oppervlak gevuld zijn;
  5. ten minste één toegangsdeur moet een vrije dagwijdte van minimum 0,90 m hebben en, indien zij van een automatische sluiting is voorzien, moet deze een minimale weerstand bieden; doordraaiende deuren zijn uitgesloten. De wand naast de deurknop moet minsten 30 cm breed zijn. De deuren mogen niet beglaasd zijn tot op een hoogte van minimum 50 cm;
  6. de nooduitgang moet voldoen aan dezelfde normen als de toegangsdeur bedoeld in punt 5°;
  7. de roosters op de putten voor regenwaterafvoer moeten uit thermisch verzinkt staal vervaardigd zijn en moeten een maaswijdte van maximum 1,5 cm hebben; ze moeten horizontaal en op gelijke hoogte geplaatst worden.

Art.2. Het binnenverkeer en de binnenaccommodaties moeten aan de volgende normen voldoen :
  1. de gangen, sassen en bordessen moeten een vrije dagwijdte van minsten 1,50 m hebben;
  2. alle binnendeuren van de lokalen moeten aan de volgende normen voldoen :
  a) de vrije dagwijdte moet minstens 0,90 m bedragen;
  b) de muur naast de deurknop moet minsten 0,30 m breed zijn;
  c) er moeten aansluitingspunten voor de eventuele plaatsing van deuropeners en pompen aangebracht worden; automatisch sluitende deuren moeten van een vertragingsmechanisme voorzien zijn;
  d) de deuren mogen niet beglaasd zijn tot op een hoogte van minimum 50 cm; beglaasde deuren moeten van veiligheidsglas voorzien zijn.

Art.3. Is het gebouw met een lift uitgerust, dan moet deze aan alle wetsbepalingen voldoen, met name aan het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming alsook aan de volgende normen :
  1. de liftkooi moet de volgende minimale afmetingen hebben :
  a) een diepte van 1,50 m, dwz. de afstand tussen de binnenkant van de liftdeur en de tegenoverstaande wand;
  b) een breedte van 1,10 m, dwz. de afstand tussen beide zijwanden;
  2. de liftdeur, de deur van de liftschacht of de deur die beide functies vervult, moet een schuifdeur zijn met een dagwijdte van minstens 0,90 m. Ze moet voorzien zijn van een gevoelige rand die bij aanraking de deur automatisch opent;
  3. de wanden van de liftkooi moeten voorzien zijn van een handreling op 0,85 m van de vloer;
  4. het mechanisme van de lift moet een nauwkeurige verstelling ervan mogelijk maken, met een afwijking van maximum 0,5 cm;
  5. alle bedieningsknoppen in de liftkooi moeten in tweevoud geplaatst worden: een vlot toegankelijke en horizontaal geplaatste reeks in iedere zijwand op 0,5 m van de hoek. Ze moeten op een hoogte van 0 80 m tot 0,90 m ingebouwd worden. Naast of op iedere bedieningsknop wordt de bestemming ervan gegraveerd of in reliëf aangebracht. De bedieningsknoppen moeten rond of rechthoekig zijn en een minimale afmeting van 30 mm hebben.

Art.4. De al dan niet van een afstandsbediening voorziene schakelaars van de elektrische installatie moeten hefboomschakelaars van minimum 5 x 7 cm zijn; de stopcontacten en de schakelaars moeten op 0,80 m van hun bovenzijde geplaatst worden.

Art.5. Het onderste deel van de vensterruiten moet zich op maximum 0,75 m van de grond bevinden. De ruiten mogen niet op minder dan 0,50 m van de grond geplaatst worden.

Art.6. De gootsteen en het werkplatform moeten regelbaar in de hoogte zijn. De waterkranen, bedieningsknoppen en stopcontacten moeten vlot toegankelijk zijn op een hoogte van maximum 0,80 m.

Art.7. De deuren moeten voorzien zijn van vlot grijpbare deurkrukken en van aangepaste deursloten. Iedere deur moet minstens 0,90 m breed zijn.

Art.8. De badkamer moet beschikken over een vrij draaivlak van minstens 1,50 m met toegang tot de voorzieningen die toegankelijk zijn vanaf een zijdelings benaderingsvlak van 0,90 m x 1,30 m.
  De toestellen en voorzieningen moeten oordeelkundig geplaatst worden en, in voorkomend geval, regelbaar zijn in de hoogte.

Art.9. Zowel op het vlak van de functionele inrichting als op het vlak van de bouwtechniek, moeten de woningen zodanig ontworpen zijn dat een personenlift gebruikt kan worden voor de overbrenging tussen de woonkamer, de slaapkamer en de badkamer.
  Als alle kamers zich niet op dezelfde verdieping bevinden, moet een overbrengingssysteem bedacht worden om de gehandicapte persoon toegang te verlenen tot alle verdiepingen.

Art.10. Elke "AVJ"-woning moet voorzien zijn van een parlofoon en een deuropener. De deuropener voor de buitendeuren (met inbegrip van de garagedeur) moet van een afstandsbediening voorzien zijn.

Art.11. Elke "AVJ"-woning moet beschikken over :
  1. een communicatiesysteem dat de woning rechtstreeks verbindt met het "AVJ"-centrum en de "AVJ"-assistenten, waar ze zich op de site ook mogen bevinden;
  2. een alarmsysteem rechtstreeks verbonden met het "AVJ"-centrum en voorzien van een noodvoeding.
  De communicatie- en alarmsystemen mogen in hetzelfde systeem geïntegreerd worden.

Art.12. Het "AVJ"-centrum moet beschikken over :
  1. een ruimte voor de "AVJ"-assistenten, die met een kleine keuken, een toilet en een douche uitgerust is;
  2. een coördinatiebureau en een vergaderzaal;
  3. aangepaste toiletten en een deuropener van de voordeur voor de huurders van "AVJ"-woningen.
  Het moet toegankelijk zijn voor gehandicapte personen en voorzien zijn van een oproepsysteem dat de verbinding met hun woning verzekert; het oproepsysteem moet zodanig bedacht worden dat communicatie steeds mogelijk is. Het "AVJ"-centrum moet aan de bepalingen van de artikelen 1, 2 en 3 voldoen.

Art. 13. In bijzondere gevallen en op gemotiveerd verzoek mag de Minister afwijkingen van de bepalingen van dit besluit toestaan.
  Namen, 19 mei 1995.
  W. TAMINIAUX