30 MAART 1995. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Gewest tegemoetkomt in de financiering van middelgrote woningen die door een openbare instelling worden opgericht. (VERTALING)
Art. 1-15
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Minister : de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheden Huisvesting behoort;
2° openbare instelling : een door de "Société régionale wallonne du Logement" erkende openbare bouwmaatschappij of een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een intercommunale, een provincie, de "Société régionale wallonne du Logement", die afzonderlijk af gezamenlijk met een door deze laatste erkende bouwmaatschappij handelen;
3° middelgrote woning : huis of appartement dat voor één gezin ingericht is, met inbegrip van tuin, bijgebouwen, de daartoe behorende garage, en waarvan de kostprijs van het gebouwde gedeelte niet meer bedraagt dan 4 500 000 F;
4° gezin : de alleenstaande persoon, het echtpaar of de personen die ongehuwd samenwonen, alsmede de personen die in dezelfde woning samenwonen. Hun globaal belastbare jaarinkomsten hebben betrekking op het voorlaatste jaar voorafgaande aan de huur van de middelgrote woning en bedragen meer dan 720 000 F voor een alleenstaande persoon en meer dan 900.000 F in de andere gevallen, zonder 1 300 000 F te mogen overschrijden.
Deze bedragen worden met 60 000 F verhoogd voor het eerste en het tweede kind ten laste en met 100.000 F vanaf het derde;
5° kostprijs : het totaalbedrag van de als dusdanig door de openbare instelling geboekte uitgaven voor de aankoop, de verbouwing of de oprichting van een gebouw, met uitsluiting van de waarde van het terrein en de inrichting van de directe omgeving;
6° bestuur : de afdeling Huisvesting van het Ministerie van het Waalse Gewest;
7° S.R.W.L. : de "Société régionale wallonne du Logement".
Art.2. Binnen de perken van het daartoe op de begroting 1995 van het Waalse Gewest uitgetrokken krediet en onder de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden kan het Gewest door middel van een subsidie in kapitaal tegemoetkomen in de financiering van projecten m.b.t. door een openbare instelling opgerichte middelgrote woningen hetzij door bestaande gebouwen aan te kopen of te verbouwen, hetzij door bestaande gebouwen te verbouwen of door nieuwe woningen te bouwen.
Art.3. Om aanspraak te kunnen maken op de subsidie in kapitaal moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden :
- de openbare instelling heeft een zakelijk recht op de grond waarop de middelgrote woningen zijn gelegen, tot de dag waarop de opdracht wordt gegeven om de werken aan te vatten;
- de openbare instelling verbindt zich ertoe de middelgrote woningen gedurende 30 jaar te blijven verhuren;
Art.4. De subsidie in kapitaal bedraagt 45 % van de geschatte kostprijs die door de Minister wordt toegelaten, na advies van de "S.R.W.L." over de gehele verrichting voor de door een openbare bouwmaatschappij ingediende projecten. De subsidie is op 30 % vastgesteld indien het een andere openbare instelling betreft.
Onverminderd artikel 6, derde lid, is het bedrag van deze subsidie niet herzienbaar.
Art.5. De tegemoetkomingsaanvraag wordt door de openbare instelling aan de hand van het door de Minister vastgestelde formulier bij het bestuur ingediend. Daarbij worden volgende documenten gevoegd : de schatting van het onbebouwde terrein door de Ontvanger van de Registratie en die van de aan te kopen gebouwen alsmede het voorontwerp van de verrichting.
In het voorontwerp worden volgende elementen nader bepaald :
- de lokalisering van de woningen;
- een schatting van de aankoopkosten van de te verbouwen gebouwen;
- een uitvoerige schatting van de kostprijs van de verbouwings- of bouwwerken van de woningen alsmede de kosten voor de desbetreffende studie-, leidings- of toezichtsprestaties en alle doorgaans gebruikelijke onkosten die aan de werken verbonden zijn;
- het tijdsschema van de verrichting;
- het bedrag van de fondsen of de bedragen die de openbare instelling zich verplicht aan de verrichting te besteden.
De belofte voor de toekenning van de in artikel 4 bedoelde subsidie wordt door de Minister afgeleverd.
Art.6. Het dossier betreffende de gunning van de opdracht, dat in voorkomend geval door de toezichthoudende macht van de openbare instelling wordt goedgekeurd, wordt naar het bestuur doorgezonden.
Indien de kostprijs van het in overweging genomen aanbod de in artikel 4 bedoelde geschatte kostprijs met meer dan 10 % overschrijdt en hoger is dan in artikel 1, 3°, bedoelde maximumkostprijs, betekent de Minister de weigering van de subsidie aan de openbare instelling.
Indien de kostprijs van het in overweging genomen aanbod kleiner is dan de in artikel 4 bedoelde kostprijs wordt de subsidie naar verhouding van het in artikel 4 vastgestelde bedrag verminderd.
De opdracht om de gesubsidieerde werken onder de voorwaarden van dit besluit aan te vatten moet gegeven worden binnen twee jaar na de betekening van de in artikel 5 bedoelde belofte van de Minister.
Op met redenen omklede aanvraag van de openbare instelling kan de Minister een bijkomende termijn van één jaar toekennen.
Art.7. In afwijking van artikel 4 wordt de gewestelijke subsidie, ongeacht de openbare instelling, op 45 % vastgesteld wanneer de op te richten woningen in een bevoorrecht initiatiefgebied zoals bepaald bij het besluit van de Waalse Regering van 7 juli 1994 tot vaststelling van bevoorrechte initiatiefgebieden.
Art.8. De bijkomende lening ter financiering van ieder project ingediend door een door de "S.R.W.L." erkende maatschappij wordt door haar of door haar bemiddeling toegekend.
De subsidie in kapitaal wordt in één schijf uitbetaald aan de openbare instelling of aan de "S.R.W.L." als de openbare instelling een door haar erkende maatschappij is, zodra de in artikel 6 bedoelde opdracht wordt gegeven om de werken aan te vatten.
Art.9. Alvorens de middelgrote woningen voor het eerst te verhuren, bezorgt de openbare instelling het bestuur de eindafrekening van de onderneming alsmede de berekening van de werkelijke kostprijs van de betrokken woningen.
De openbare instelling bezorgt het bestuur een jaarlijks verslag over het verloop van de verrichting en meer bepaald over de toestand van de nieuwe huurders en het geheel van de ontvangen huurgelden.
Bovendien heeft ze een aparte boekhouding van de investeringsverrichting die door de subsidie in kapitaal wordt gedekt.
Art.10. Om een middelgrote woning te huren, mag geen enkel lid van het gezin een woning in volle eigendom noch in vol vruchtgebruik noch een afgestane woning volledig in erfpacht hebben verkregen.
Van deze voorwaarde wordt afgeweken indien het gezinslid minstens 65 jaar oud is en het zich ertoe verbindt deze woning te koop te bieden in de loop van het jaar dat volgt op de datum van inwerkingtreding van de huurovereenkomst met betrekking tot de middelgrote woning.
De minister bepaalt de andere modaliteiten voor de toewijzing van woningen met name op grond van het aantal leden en de inkomsten van het gezin, alsmede de technische normen waaraan de woningen moeten voldoen.
Art.11. De op jaarlijkse basis berekende oorspronkelijke huur is gelijk aan 5 % van de werkelijke kostprijs van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde woningen.
Bij verandering van huurders is de in het eerste lid bedoelde huur gelijk aan 5 % van de geactualiseerde kostprijs van de woning. Deze actualisatie gebeurt op basis van dezelfde criteria en modaliteiten als die bedoeld in artikel 17, § 1, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juli 1991 betreffende de huur van woningen beheerd door de "Société régionale wallonne du Logement" of de door haar erkende maatschappijen, en wordt door het bestuur aan de openbare instelling betekend.
Art.12. Het bestuur gaat na of de voorwaarden van dit besluit vervuld zijn. Het kan de "S.R.W.L." daartoe machtigen mits ze ermee instemt.
De niet-naleving van de voorwaarden van dit besluit geeft aanleiding tot terugbetaling aan het Waalse Gewest van de subsidie, vermeerderd met de wettelijke rente.
Art.13. Voor de door de "S.R.W.L." erkende openbare bouwmaatschappijen zijn het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juli 1991 betreffende de huur van woningen beheerd door de "S.R.W.L." of de door haar erkende maatschappijen alsmede het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 10 juni 1993 betreffende de huurwaarborgen voor de door de "S.R.W.L." of de door haar erkende maatschappijen verhuurde woningen, niet van toepassing op de in dit besluit bedoelde verrichtingen.
Geen enkele subsidie mag krachtens dit besluit worden toegekend teneinde de door de "S.R.W.L." of een door haar erkende maatschappij beheerde woningen als middelgrote woningen te gebruiken.
Art.14. Voor de gevallen waarin dit besluit niet voorziet, worden de betrekkingen tussen de openbare instelling en haar huurders door het Burgerlijk Wetboek geregeld.
Art. 15. De Minister van Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 30 maart 1995.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, K.M.O.'s, Externe Betrekkingen en Toerisme,
R. COLLIGNON
De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
W. TAMINIAUX