Details





Titel:

15 DECEMBER 1994. - Besluit van de Waalse Regering houdende reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de "Office communautaire et régional de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Gemeenschaps- en Gewestdienst voor beroepsopleiding en tewerkstelling) (FOREm). (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-03-1995 en tekstbijwerking tot 16-11-2021)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingssfeer en definities.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II- De indienstneming.
Afdeling 1. - De indienstnemingsvoorwaarden.
Art. 5-6
Afdeling 2. - De algemene toelatingsvoorwaarden.
Art. 7
Afdeling 3. - De bijzondere toelatingsvoorwaarden.
Art. 8-10
Afdeling 4. - De bevorderingsvoorwaarden.
Art. 11
HOOFDSTUK III. - Bekendmaking, organisatie en afsluiting van de examens.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 12-13
Afdeling 2. - De wervingsexamens.
Art. 14, 14/1, 15-17
Afdeling 3- De bevorderingsexamens.
Art. 18
Afdeling 4.
Art. 19
HOOFDSTUK IV. - De overeenkomst, de bezoldiging en de andere voordelen.
Afdeling 1. - De overeenkomst.
Art. 20
Afdeling 2. - De bezoldiging.
Art. 21-24
Afdeling 3- Bijkomende voordelen.
Art. 25
HOOFDSTUK V. - Het verlofstelsel.
Art. 26
HOOFDSTUK VI. - De arbeidsomstandigheden.
Afdeling 1- De arbeidsduur.
Art. 27
Afdeling 2. - De mutatie.
Art. 28
Afdeling 3- De activiteiten buiten de Dienst.
Art. 29
Afdeling 4. - De terugbetalingen verbonden aan de opdrachten.
Art. 30
HOOFDSTUK VII. - De vorming van de personeelsleden.
Art. 31
HOOFDSTUK VIII. - De beoordeling van het werk van de personeelsleden.
Art. 32-33
HOOFDSTUK IX. - De tuchtregeling.
Art. 34-35
HOOFDSTUK X. - Cumulatie van activiteiten.
Art. 36
HOOFDSTUK XI. - Het einde van de overeenkomst.
Art. 37-39
HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen.
Art. 40-43
HOOFDSTUK XIII. - Inkrachttreding.
Art. 44



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1999027595  2014206950  2019202351  2021033798  2022032067 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Onderwerp, werkingssfeer en definities.
Artikel 1. Het reglement heeft als doel de algemene voorwaarden vast te stellen voor de regeling van de bestaande betrekkingen tussen de Dienst en het personeel van de beroepsopleiding van de volwassenen in dienst genomen met een arbeidsovereenkomst.

Art.2.§ 1. Voor de toepassing van dit reglement dient te worden verstaan onder :
  1° "personeel van de beroepsopleiding van de volwassenen", het in artikel 3 bedoelde pedagogisch personeel, met uitzondering van de stagiairs die een opleiding volgen onder toezicht van de Dienst en die on derworpen zijn aan het huishoudelijk reglement van het centrum waartoe zij behoren;
  2° "bekwaamheidsexamen", [1 [2 één van beide wervingswijzen]2]1 geregeld bij dit reglement. [1 Aan de hand van dit wervingsexamen kan de kandidaat zijn beroepsgeschiktheid voor de voorgestelde betrekking doen gelden]1;
  3° [2 proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ", één van beide wervingswijzen die onder dit reglement vallen;]2
  4° "specialiteit", de beroepsactiviteiten waarvoor examens ingericht zijn;
  5° "bevorderingsexamen", het examen waarvan het slagen de kandidaat in staat stelt een naasthogere functie te bekleden;
  6° "titularis", het personeelslid dat een open betrekking bekleedt;
  7°[2 openstaande betrekking ", de betrekking toegankelijk voor de laureaat van een bekwaamheidsexamen of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden of van een bevorderingsexamen en die gedekt is door de gewone toelage van titel I van de begroting van de Dienst]2;
  8° "definitieve openstaande betrekking>>, de openstaande betrekking die definitief geen titularis meer heeft;
  9° "tijdelijke openstaande betrekking", de openstaande betrekking die tijdelijk niet door haar titularis bekleed is;
  10° "tijdelijke betrekking", de betrekking gedekt door een buitengewone toelage van titel I van de begroting van de Dienst en bekleed door de laureaat van een bekwaamheids- of bevorderingsexamen [1 ...]1;
  11° "geldelijke anciënniteit", alle prestatieperiodes verricht door het personeelslid in dienst bij de Dienst;
  12° "dienstanciënniteit", de ononderbroken dienstperiodes verricht door het personeelslid bij de Dienst;
  13° "functieanciënniteit", alle dienstperiodes verricht in dezelfde functie en berekend op grond van de werkelijke prestaties bij de Dienst, in het raam van een reglement van het contractueel personeel verbonden aan de beroepsopleiding;
  14° "werkelijke prestaties", alle periodes tijdens welke de functie waargenomen werd, met inbegrip van de opdrachten en de schorsingsperiodes van de arbeidsovereenkomst die niet meer dans zes opeenvolgende maanden tellen;
  15° "mutatie", de definitieve overgang van de titularis van een openstaande betrekking naar een andere definitieve openstaande betrekking.
  [2 De in lid 1, 3°, bedoelde proef laat de kandidaat die reeds over een validatie van zijn technische vaardigheden of een validatie van zijn pedagogische vaardigheden beschikt, toe om zijn beroepsbekwaamheden voor de voorgestelde betrekking te bewijzen, zonder laureaat van een bekwaamheidsexamen te zijn. ]2
  § 2. Het personeel van de beroepsopleiding van volwassenen staat onder het onmiddellijk gezag van de subregionale directeur of van de directeur van de beroepsopleiding naar gelang het bij een regionaal bestuur of bij het centraal bestuur tewerkgesteld is.
  Voor technische en pedagogische aangelegenheden is het tevens onderworpen aan het gezag van zijn pedagogische meerderen.
  (De intersectorale technisch adviseur staat onder het gezag van de Directeur-generaal van de productiediensten.) <BWG 1999-06-03/68, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  De technisch adviseur staat onder het gezag van de directeur van de beroepsopleiding.
  § 3. Indien er een bevoegdheidsgeschil ontstaat, wordt het door de meest gerede partij aan de inspecteur-generaal van de Afdeling Coördinatie Tewerkstelling-Vorming voorgelegd.
  § 4. Indien één of meerdere trappen van de hiërarchie ontbreken, werkt het betrokken personeelslid onder het gezag van zijn naasthogere chef.
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>
  (2)<BWG 2019-03-28/29, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

Art.3. Het pedagogisch personeel bestaat uit :
  (1° de intersectorale technisch adviseur belast met het ontwerp, de ontwikkeling, de uitvoering en de evaluatie van horizontale projecten voor de verschillende beroepsopleidingssectoren die te maken hebben met de op het gebied van tewerkstelling aan de " Office " opgedragen taken;) <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  (2°) "de technische adviseur" die belast is met het ontwerp, de ontwikkeling en de inwerkingstelling van verschillende pedagogische projecten van beroepsopleiding voor volwassenen in het raam van het door het beheerscomité vastgesteld beleid; <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  (3°) "de e.a. intersectoriële coördinator" die verantwoordelijk is voor verschillende sectoren en die, onder het pedagogisch gezag van de technische adviseurs, belast is met de goede werking van de beroepsopleiding in de door het beheerscomité bepaalde geografische zone en/of met een pedagogisch project dat hem toevertrouwd is door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde. Hij structureert de informaties behaald bij de centra voor beroepsopleiding door contacten met bedrijven, sociaal professionele groeperingen en met de verschillende vormingsoperatoren om een interventiestrategie af te stellen, rekening houdend met het algemeen beleid van de beroepsopleiding; <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  (4°) "de coördinator" die, onder het pedagogisch gezag van de technische adviseur en/of van de e.a. intersectoriële coördinator : <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  a) belast is met het beheer van een technisch-pedagogisch activiteitencentrum;
  en/of b) in de hoedanigheid van specialist in een activiteitentak of in een bepaalde techniek, belast is met de uitvoering van elk ander pedagogisch project bepaald door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde;
  (5°) "de e.a. instructeur" die, onder het pedagogisch gezag van de coördinator : <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  a) belast is met de begeleiding van een bepaald aantal instructeurs om de opleiding optimaal uit te voeren;
  en/of b) in de hoedanigheid van specialist in een activiteitentak of in een bepaalde techniek, belast is met de uitvoering van elk ander pedagogisch project bepaald door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde, zoals het genereren of de herziening van programma's en methoden, de vorming van opleiders, het oprichten van bijscholingscursussen;
  (6°) "de instructeur" die, onder het pedagogisch gezag van de e.a. instructeur, zorgt : <BWG 1999-06-03/68, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  a) voor de beroepsopleiding van de stagiairs;
  b) voor het onthaal, de informatie, de waarneming en/of de oriëntatie en de sociaal professionele inleiding van de stagiairs;
  en/of , c) voor elk ander pedagogisch project bepaald door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde.

Art.4. Iedere functie in verband met een activiteitensector die nog niet door de Dienst geregeis, kan door hel beheerscomité van de Dienst toegekend worden in afwijking van hoofdstuk II, na advies van het tussenoverlegcomité.

HOOFDSTUK II- De indienstneming.
Afdeling 1. - De indienstnemingsvoorwaarden.
Art.5.§ 1. Om in dienst te worden genomen moet het pedagogisch personeel, [1 ...]1, een bekwaamheidsexamen slagen [2 of een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden. In geval van proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden zal een publicatie van de vacature op de website van de Forem voorafgaandelijk verschenen zijn. ]2.
  [1 ...]1
  § 2. [1 ...]1
  § 3. In afwijking van artikel 11 vindt de organisatie van een bekwaamheidsexarnen voor de werving van coördinators enkel plaats na advies van het tussenoverlegcomité, dat vaststelt dat er geen kandidaten voor de bevordering met het in artikelen 3 en 8, 1°, vereiste profiel zijn.
  § 4. De werving voor elke functie van beroepsopleiding van volwassenen is onderworpen aan het voldoen aan een medisch onderzoek om vast te stellen of de kandidaat over de vereiste bekwaamheid beschikt voor de uit te oefenen functie.
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>
  (2)<BWG 2019-03-28/29, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

Art.6. <BWG 1999-06-03/68, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999> In afwijking van artikel 5, § 1, worden de intersectorale technisch adviseur en de technisch adviseurs na oproep tot de kandidaten door het Beheerscomité aangewezen op de voordracht van de Administrateur-generaal.

Afdeling 2. - De algemene toelatingsvoorwaarden.
Art.7.Het bij dit reglement bedoelde personeel moet, bij de indienstneming, voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 ...]1;
  2° niet veroordeeld zijn wegens feiten in verband met de functie;
  3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

Afdeling 3. - De bijzondere toelatingsvoorwaarden.
Art.8.1° De kandidaat voor een functie van coördinator moet houder zijn van : a) hetzij een universitair diploma of een ermee gelijkgesteld diploma en een nuttige beroepservaring van drie jaar rechtvaardigen.
  De diploma's die toegang tot examens van niveau 1 ingericht door het Vast Wervingssecretariaat worden gelijkgesteld met de universitaire diploma's.
  b) hetzij een diploma van het hoger onderwijs van het korte type en een nuttige beroepservaring van vijfjaar rechtvaardigen.
  2° De kandidaat voor een functie van instructeur moet houder zijn van :
  a) hetzij ten minste een diploma of getuigschrift van het hoger onderwijs van het korte type en een nuttige beroepservaring van drie jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen;
  b) hetzij ten minste een diploma of getuigschrift van het secundair hoger onderwijs en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen;
  c) hetzij een getuigschrift van beroepsopleiding uitgereikt door een van de openbare instellingen van beroepsopleiding van een lidstaat van de Europese Unie en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen;
  [1 d) hetzij een getuigschrift van pedagogische bekwaamheid en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen ;
   e) hetzij een getuigschrift ter validering van de vaardigheden uitgereikt door het Consortium voor de validering van de vaardigheden en een nuttige beroepservaring van vijf jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen;
   f) hetzij een getuigschrift ter validering van de vaardigheden uitgereikt door het Consortium voor de validering van de vaardigheden gekoppeld aan een getuigschrift van pedagogische bekwaamheden of aan een kwalificatie uitgereikt door de Dienst en een nuttige beroepservaring van drie jaar in de bedoelde kwalificatie rechtvaardigen.]1
  [2 Van de in het eerste lid bedoelde toelatingsvoorwaarden kan worden afgeweken voor de aanwerving van instructeurs voor specialiteiten die verband houden met beroepen waaraan een tekort bestaat volgens de lijst die jaarlijks door de Dienst wordt opgesteld, mits het Beheerscomité, na raadpleging van het tussenoverlegcomité, hiermee vooraf heeft ingestemd.]2
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>
  (2)<BWG 2021-10-28/13, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.9. Indien niemand kan worden geworven die aan de in artikel 8, 2°, bedoelde voorwaarden beantwoordt, kan er van afgeweken worden mits het voorafgaand akkoord van het beheerscomité, na advies van het tussenoverlegcomité.

Art.10.Bij gebreke van de vereiste diploma's of getuigschriften moet de kandidaat [2 de kandidaat]2 een beroepservaring van [1 zes jaar]1 in het bedoelde beroep of in een ermee gelijkgesteld beroep rechtvaardigen.
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>
  (2)<BWG 2021-10-28/13, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Afdeling 4. - De bevorderingsvoorwaarden.
Art.11.1° (De betrekkingen van hoofdinstructeur, coördinator, intersectorale hoofdcoördinator en intersectorale technisch adviseur zijn toegankelijk via een bevorderingsexamen.) <BWG 1999-06-03/68, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  2° Alleen de laureaten van een bekwaamheidsexamen [2 of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ]2 die een anciënniteit van vijf jaar in de naastlagere functie rechtvaardigen kunnen deelnemen aan een bevorderingsexamen.
  3° Voor de berekening van de functieanciënniteit wordt er rekening gehouden met alle prestaties werkelijk verricht na het slagen van een bekwaamheidsexamen [1 ...]1 [2 of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ]2 die toegang geven tot deze functie, ongeacht het arbeidsstelsel.
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>
  (2)<BWG 2019-03-28/29, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

HOOFDSTUK III. - Bekendmaking, organisatie en afsluiting van de examens.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.12.1° De examens [1 en de proeven]1 worden ter kennis gebracht van het personeel, de bevolking en de vakorganisaties door een ruime publiciteit langs de media, met inbegrip van affiches in alle zetels van de Dienst op de voorziene plaatsen.
  [2 1° /1 de examens en de proeven kunnen gedeeltelijk op afstand en met fysieke aanwezigheid worden georganiseerd. In dat geval vermeldt de oproep tot de kandidaten de modaliteiten om de toegang via een site van Forem te garanderen voor kandidaten die dat wensen of die niet over een toegang op afstand beschikken;]2
  2° De laureaten worden gerangschikt volgens de behaalde resultaten. De laureaten van een examen [1 of van een proef ]1 waarvan het procesverbaal opgemaakt werd op een vroegere datum hebben echter voorrang, voor zover de geldigheid van deze reserve niet vervallen is, onverminderd artikel 18, 2°.
  3° De laureaat in kennis gesteld van zijn slagen moet de zetels aanduiden waar hij in dienst zou willen treden. Hij kan zijn keuze enkel wijzigen bij middel van een aangetekende brief. Er wordt slechts rekening gehouden met deze keuze op het ogenblik van de indienstneming of van de bevordering.
  4° De laureaat van een bekwaamheidsexamen [1 of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden]1 wordt persoonlijk in kennis gesteld van zijn rangschikking en de behaalde punten.
  5. De te begeven betrekkingen worden ter kennis gebracht van de laureaten. Zij worden toegekend volgens de volgorde van de rangschikking bij het examen [1 of de proef ]1 .
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>
  (2)<BWG 2021-10-28/13, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.13.1° De representatieve vakorganisaties van het personeel worden ingelicht over de organisatie van examens[1 en proeven]1 voor alle categorieën van het personeel. Zij duiden waarnemers aan voor de examens [1 en proeven]1 voor alle categorieën van het personeel. Zij nemen niet deel aan de beraadslagingen van de jury.
  2° De rangschikking van de laureaten wordt aan de representatieve vakorganisaties van het personeel meegedeeld.
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

Afdeling 2. - De wervingsexamens.
Art.14.[1 Het Beheerscomité bepaalt het model van de kandidaturenoproep alsook, per specialiteit, de aard van de nuttige beroepservaring vereist om aan het bekwaamheidsexamen [2 of aan de proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ]2 te kunnen deelnemen, alsook de kennis en de vaardigheden waarop het bekwaamheidsexamen slaat. Het bepaalt eveneens, per specialiteit, de wervingsprocedure waarin de proeven uitvoerig beschreven worden.
  [3 Het bekwaamheidsexamen omvat minstens een technische proef ter beoordeling van de vaardigheden en de kennis i.v.m. het beroep en een proef ter beoordeling van het pedagogisch potentieel en kan ook bestaan in een psychologische test]3.
   De proeven bedoeld in het tweede lid kunnen selectieproeven zijn.]1
  [2 [3 De proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden omvat :
   1° in geval van voorafgaande validering van de technische en pedagogische vaardigheden : een gesprek om de geschiktheid van het profiel van de kandidaat voor de functie te verifiëren;
   2° in geval van voorafgaande validering van de technische vaardigheden : een proef om het pedagogisch potentieel te beoordelen en een gesprek om de geschiktheid van het profiel van de kandidaat voor de functie te verifiëren;
   3° in geval van voorafgaande validering van de pedagogische vaardigheden : een technische proef en een gesprek om de geschiktheid van het profiel van de kandidaat voor de functie te verifiëren.
   Ze kan ook een psychologische test omvatten]3.
   Onder voorafgaande validering van de technische vaardigheden wordt er hetzij de certificering of de erkenning van de vaardigheden door de Dienst, hetzij de validering van de vaardigheden uitgereikt door het Consortium voor de validering van de vaardigheden verstaan.
   Onder voorafgaande validering van de pedagogische vaardigheden wordt het getuigschrift van pedagogische bekwaamheden, " CAP " genoemd, het getuigschrift van pedagogische bekwaamheden geschikt voor het hoger onderwijs, " CAPAES " genoemd, de aggregatie voor het lager secundair onderwijs, " AESI " genoemd, de aggregatie voor het hoger secundair onderwijs, " AESS [3 elke pedagogische titel afgegeven door een bevoegde instantie]3 " genoemd, of een kwalificatie uitgereikt door de Dienst verstaan.
   De proeven bedoeld in lid 4 kunnen selectieproeven zijn.]2
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>
  (2)<BWG 2019-03-28/29, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>
  (3)<BWG 2021-10-28/13, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art. 14/1.[1 § 1. De jury van het bekwaamheidsexamen [2 of van de proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ]2 met het oog op de werving voor de functie van instructeur bestaat [2 met het oog op]2 :
   1° een voorzitter agent of personeelslid van niveau A uit het Departement Human resources;
   2° een lijn- of domeinverantwoordelijke van betrokken specialiteit;
   3° [2 voor een derde, uit buiten de " Dienst " gekozen leden met een erkende expertise in het betrokken vakgebied]2.
   De algemeen bestuurder wijst de juryleden aan. Elke representatieve werkgevers- en werknemersorganisatie die zitting heeft in het Beheerscomité kan ook een deskundige voordragen. Ze hebben raadgevende stem.
   De voorzitter zorgt ervoor dat het reglement nageleefd wordt en dat de procedure vlot verloopt.
  [2 Wat lid 1, 3°, betreft, indien er geen derde buiten de Dienst gevonden kan worden, kan die laatste binnen de Dienst geselecteerd worden.]2
   § 2. Op basis van het resultaat voor de verschillende proeven doet de jury een voorstel tot indeling van de geschikt bevonden kandidaten.
   § 3. [3 De Administrateur-generaal]3 bepaalt de lijst van de laureaten die opgenomen worden in de reserves betreffende de bekwaamheidsexamens [2 of de proeven tot verificatie van de technische of pegagogische vaardigheden]2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BWG 2014-11-06/03, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>
  (2)<BWG 2019-03-28/29, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>
  (3)<BWG 2021-10-28/13, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 26-11-2021>

Art.15.De jury van een bekwaamheidsexamen [1 met het oog op de werving voor de functie van coördinator]1 is paritair samengesteld uit een gelijk aantal leden van de werkgeversfederaties en de vakorganisaties die bij het beheerscomité vertegenwoordigd zijn. Deze jury bestaat uit 4 effectieve leden en uit 4 plaatsvervangende leden, aangeduid door voornoemde federaties en organisaties onder de vakmensen van de specialisatie waarvoor de werving georganiseerd is. De algemeen beheerder of zijn afgevaardigde, aangeduid tussen de statutaire agenten [1 van niveau A]1 van de Dienst, is voorzitter van de jury. Deze jury is niet stemgerechtigd en is belast met het reglement te doen naleven en met de zorg voor een goed verloop van de procedure. Indien de statutaire agent niet aanwezig is, kiest de jury de voorzitter in zijn midden. Deze jury kan zich laten bijstaan door specialisten aangewezen door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde; zij zijn niet stemgerechtigd.
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>

Art.16.
  <Opgeheven bij BWG 2014-11-06/03, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>

Art.17.1° De laureaat van een bekwaamheidsexamen [1 of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden]1 wordt opgenomen in een wervingsreserve waarvde geldigheidsduur bepaald is tot vier jaar vanaf de afsluiting van het examen. (De geldigheidsduur kan evenwel verlengd worden door het Beheerscomité van de " Office ", na advies van het Tussenoverlegcomité.) <BWG 1999-06-03/68, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 06-08-1999>
  [1 1bis° de vacatures worden ingevuld na raadpleging van de wervingsreserves, met inachtneming van de chronologische volgorde waarin ze aangelegd werden.]1
  2° Voor de laureaten van een bekwaamheidsexamen, [1 of van een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden]1 die een betrekking bekleden of hebben bekleed, wordt de geldigheidsduur van de wervingsreserve persoonlijk verlengd met de duur van hun dienst.
  3° Het personeelslid dat in dienst was bij de Dienst wordt slechts in de wervingsreserve opgenomen indien zijn beoordeling, zoals voorzien in hoofdstuk VIII, de melding "voldoet" bevat.
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

Afdeling 3- De bevorderingsexamens.
Art.18.1° De jurysamenstelling van de bevorderingsexamens is dezelfde als die voorzien is voor de bekwaamheidsexamens [1 in artikel 15 met oog op de werving voor een functie van coördinator]1.
  2° De reserves van de laureaten van de bevorderingsexamen blijven geldig zonder tijdsbeperking.
  3° In afwijking van artikel 12, 1°, moeten de bevorderingsexamen niet ter kennis gebracht worden van de bevolking en er wordt geen beroep op de media gedaan.
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>

Afdeling 4.   
Art.19.
  <Opgeheven bij BWG 2014-11-06/03, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>

HOOFDSTUK IV. - De overeenkomst, de bezoldiging en de andere voordelen.
Afdeling 1. - De overeenkomst.
Art.20.1° De personeelsleden worden in dienst genomen onder het stelsel van de arbeidsovereenkomsten voor bedienden voor een onbeperkte duur met een proeftijd, overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
  2° In afwijking van punt 1° kan de Dienst tijdelijke betrekkingen toevertrouwen aan personeel met een beperkte arbeidsovereenkomst om specifieke behoeften te beantwoorden.
  3° [1 ...]1
  ----------
  (1)<BWG 2014-11-06/03, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 27-11-2014>

Afdeling 2. - De bezoldiging.
Art.21. § 1. De bezoldigingen toegekend aan het personeel van de beroepsopleiding zijn gebondeaan de indexcijfer van de verbruikersprijzen volgens de voorwaarden toepasselijk op de openbare sector.
  § 2. De jaarlijkse basisweddeschalen toegekend aan de leden van het pedagogisch personeel zijn vastgesteld overeenkomstig de volgende bedragen :


- instructeur1 024 855 BEF
- e.a. instructeur1 119 100 BEF
- coordinator1 206 990 BEF
- e.a. intersectoriele coordinator1 294 881 BEF
- technisch adviseur1 393 790 BEF
[<font color="red"></font> intersectorale technisch adviseur1 492 680 BEF]
tegen het indexcijfer 138,01. 
<BWG 1999-06-03/68, art. 7, 002; <b> Inwerkingtreding : </b> 06-08-1999>
§ 3. Deze bedragen worden aangevuld door vijftien tweejaarlijkse verhogingen van telkens 2,5 % van het basisbedrag.
  De eerste tweejaarlijkse verhoging wordt toegekend na twee jaar dienstanciënniteit.
  § 4. De in dit artikel vermelde bezoldigingen zijn gebonden aan de evolutie van de sectoriële en intersectoriële overeenkomsten afgesloten voor de personeelsleden in dienst bij de Waalse Regering en bij de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.
  § 5. De voorwaarden en de wijzen volgens welke ieder personeelslid een hogere functie zou kunnen uitoefenen en de voordelen verbonden aan deze functie zijn het onderwerp van een protocol van het bevoegde sectorcomité.

Art.22. 1° De personeelsleden aan wie gevraagd wordt uitzonderlijke en extra-prestaties te verrichten zaterdags, zondags, op feestdagen of buiten de in artikel 27, § 2, vastgestelde openingsuren van de vormingscentra genieten een compensatieverlof. De voorwaarden voor de compensatie luiden als volgt : de extra-prestaties verricht van maandag tot vrijdag buiten de gewone openingsuren van de vormingscentra of zaterdags worden tegen 150 % gecompenseerd, de extraprestaties verricht zondags, tijdens nachtwerk of op een feestdag geven aanleiding tot een dubbcompensatie.
  2° In afwijking van 1° worden de aan de zaterdagcursussen verbonden extra-prestaties tegen een salaristoeslag van 50 % bezoldigd.

Art.23. De betaling van de in artikel 21 voorziene bezoldigingen en van de vergoedingen waar hpersoneel recht op heeft, gebeurt maandelijks na verloop van de termijn, overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen. Het vakantiegeld wordt ten laatste op 25 juni betaald.

Art.24. Het personeel van de beroepsopleiding heeft recht op een eindejaarspremie. Op 1 januar1994 bedraagt zij 9 % berekend op de brutowedde van de periode van 12 maanden die loopt van 1 oktober van het vorig jaar tot 30 september van het lopend jaar. Zij wordt ten laatste op 24 december betaald.
  Deze premie kan jaarlijks herzien worden op verzoek van de representatieve vakorganisaties of van de administratie.

Afdeling 3- Bijkomende voordelen.
Art.25. § 1. Het personeelslid met een voltijdse dienstregeling, dat ten minste drie jaar werkelijke dienst bij de Dienst telt en dat, ten gevolge van ziekte of invaliditeit, zijn functies niet meer normaal kan uitoefenen, heeft recht op een vergoeding gelijk aan het verschil tussen zijn gewone loon en de vergoeding voor arbeidsongeschiktheid tijdens een periode van dertig kalenderdagen per twaalf maanden dienstanciënniteit; de dagen waarvoor de Dienst gehouden is het loon te betalen overeenkomstig de wet betreffende de arbeidsovereenkomsten worden afgetrokken van & hoger vermelde periode.
  Voor de agent die oorlogsinvalide is wordt de bovenvermelde periode tot vijfenveertig kalenderdagen herleid.
  Deze vergoeding wordt betaald binnen de maand na de indiening van de bewijsstukken.
  Wanneer zijn afwezigheid veroorzaakt is door de fout van een derde persoon ontvangt dit personeelslid de in het 1e lid voorziene vergoeding enkel als voorschot op de door deze derde persoon verschuldigde vergoeding en is zij terugvorderbaar ten laste van deze laatste. Deze vergoeding wordt enkel toegekend op voorwaarde dat de Dienst in de rechten van de verantwoordelijke van het ongeval gesubrogeerd wordt voor iedere betaling tot een bedrag gelijk aan dat gestort is door de Dienst.
  § 2. Het personeelslid met een deeltijdse dienstregeling heeft recht op de in § 1 bedoelde regeling naar rato van zijn dienstregeling.
  § 3. Het contractueel personeel van de beroepsopleiding heeft recht op alle sociale diensten van de Dienst.

HOOFDSTUK V. - Het verlofstelsel.
Art.26. § 1. Het bij dit reglement bedoelde personeel heeft recht op het aantal dagen vakantieverlof en op het vakantiegeld voorzien bij de wetten betreffende het vakantieverlof van de loontrekkers en bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen.
  § 2 Het personeel dat in een centrum van beroepsopleiding werkt moet zijn verlof nemen tijdens de na advies van het basisoverlegcomité vastgestelde periode van minimaal drie weken. De dagen die niet in deze periode begrepen zijn worden naar keuze van het personeelslid genomen, rekening houdend met de behoeften van de dienst.
  § 3. Wat betreft de andere verloven dan welke voorzien zijn in § 1, geniet het personeel van de volgende verloven :
  1° "omstandigheidsverlof", zoals bedoeld bij de omzendbrief nr. 349 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt van 28 oktober 1991 betreffende de toestand van het contractueel personeel in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut, alsook bij de teksten die hem zullen aanvullen of bijwerken;
  2° "verlof om dwingende reden", zoals bedoeld bij artikel 30bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1991 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het recht op een verlof om dwingende reden, alsook bij de teksten die ze zullen aanvullen of bijwerken;
  3° "verlof wegens sluiting van de centra", 2 november, 15 november en 26 december;
  4° "bijkomend jaarlijks vakantieverlof", een bijkomende verlofdag wordt toegekend wanneer de agent, op 1 juli van het lopend jaar, de leeftijd bereikt van :
  - 45 jaar;
  - 50 jaar;
  - 60 jaar;
  - 61 jaar;
  - 62 jaar;
  - 63 jaar;
  - 64 jaar;
  5° "verlof toegekend bij of krachtens een wet toepasselijk op de privé-sector";
  6° "verlof voor de opvang met het oog op adoptie en pleegvoogdij", onder de voorwaarden voorzien bij artikel 13bis van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid.

HOOFDSTUK VI. - De arbeidsomstandigheden.
Afdeling 1- De arbeidsduur.
Art.27. § 1. De arbeidsduur is vastgesteld op 38 uren per week. Indien deze prestaties 40 urenweek tellen, heeft het personeel recht op de compensaties die voorzien zijn bij de van kracht zijnde reglementering bij de Dienst.
  De praktische voorwaarden van deze compensaties worden jaarlijks overlegd binnen de basisoverlegcomités.
  § 2. De arbeidsweek bedraagt 5 dagen en loopt van maandag tot vrijdag, de daguurrooster begint ten vroegste om 7u30 m. en eindigt ten laatste om 18 u.
  De arbeidsuurroosters van de centra voor beroepsopleiding worden overlegd binnen de basisoverlegcomités.
  § 3. Een van § 2 afwijkende arbeidsregeling kan slechts voorgesteld worden na overleg met de representatieve vakorganisaties.

Afdeling 2. - De mutatie.
Art.28. § 1. De titularis die wenst van dienst of van activiteitensector te veranderen dient zaanvraag in bij de algemeen beheerder langs de hiërarchische weg bij middel van een gratis ter zijn beschikking gestelde formulier. De Dienst bevestigt de ontvangst ervan per omgaand. Elke aanvraag blijft geldig zolang het personeelslid ze niet schriftelijk opgezegd heeft volgens dezelfde wijze of zolang hij geen bevordering gekregen heeft.
  § 2. Alle titularissen die een mutatieaanvraag ingediend hebben worden persoonlijk ingelicht over het bestaan van een definitief openstaande betrekking in hun specialiteit.
  In de definitief openstaande betrekkingen wordt bij voorrang voorzien bij wijze van mutatie, behalve wat betreft de bepalingen van artikel 39.
  § 3. Indien meerdere titularissen een aanvraag ingediend hebben wordt de openstaande betrekking toegewezen in de volgende orde :
  1° de grootste anciënniteit in de functie;
  2° de grootste dienstanciënniteit;
  3° de datum van de aanvraag.
  § 4. Elke weigering van mutatie moet schriftelijk ter kennis gebracht worden van de belanghebbende door de algemeen beheerder of zijn afgevaardigde.
  § 5. De toewijzing van de betrokken betrekking aan een titularis kan enkel plaatsvinden na een termijn van vijftien dagen na de betekening van de weigering iedere titularis die acht benadeeld te zijn kan een beroep indienen bij de algemeen beheerder binnen een termijn van zeven dagen. Tijdens zijn verhoor kan hij zich laten bijstaan door een raad of door de afgevaardigde van zijn vakorganisatie.

Afdeling 3- De activiteiten buiten de Dienst.
Art.29. In het kader van een overeenkomst tussen de Dienst en een derde instelling kan het personeel geroepen worden om opdrachten uit te voeren buiten de Dienst, in het buitenland inbegrepen. De voorwaarden verbonden aan deze opdrachten zijn de volgende :
  1° de volledige vrijwilligheid van het personeel;
  2° de overeenkomst wordt bij afspraak onderbroken tijdens de volledige duur van de opdracht buiten de Dienst.
  In dit geval wordt er rekening gehouden met de duur van deze opdracht voor de berekening van de geldelijke en functieanciënniteit.

Afdeling 4. - De terugbetalingen verbonden aan de opdrachten.
Art.30. § 1. Het personeel geniet de terugbetaling van de verplaatsingskosten overeenkomstig dregels toepasselijk op de agenten van rang A6 van de Dienst.
  § 2. Voor de uitvoering van zijn opdrachten gebruikt het het openbaar vervoer of de vervoermiddelen van de Dienst volgens de voorwaarden toepasselijk op de agenten van rang A6 van de Dienst.
  § 3. Het kan gemachtigd worden door de algemeen beheerder een persoonlijk vervoermiddel te gebruiken op de voorwaarde een verzekering af te sluiten die de Dienst dekt tegen elk risico voortkomend uit een ongeval met derden.
  In dit geval worden de vervoerkosten aan het personeel terugbetaald overeenkomstig de geldende wettelijke of reglementaire bepalingen.

HOOFDSTUK VII. - De vorming van de personeelsleden.
Art.31.§ 1. De Dienst is ertoe gehouden vormings-, vervolmakings- en bijscholingscursussen vode personeelsleden te organiseren.
  § 2. Het personeelslid heeft het recht en de plicht vormings-, vervolmakings- en bijscholingscursussen te volgen, alsook studiedagen ingericht of erkend door de Dienst.
  § 3. Tijdens deze in België of in het buitenland georganiseerde cursussen behoudt het de bezoldiging, de bijkomende voordelen en de terugbetalingen voorzien bij dit reglement.
  § 4. De Dienst moedigt de individuele initiatieven van de personeelsleden aan voor de verbetering, de vernieuwing of de verruiming van hun beroepsvaardigheid.
  Het personeel kan aan de directie van de beroepsopleiding voorstellen een vorming buiten de Dienst of een stage in een bedrijf te volgen.
  Het personeelslid bekomt dienstvrijstellingen wanneer deze cursussen tijdens de diensturen georganiseerd zijn of inhalingen wanneer zij buiten de gewone diensturen plaatsvinden. Het betrokken personeelslid geniet daarvoor van de bepalingen toepasselijk voor al het contractueel personeel van de Dienst. Deze periodes worden gelijkgesteld met dienstperiodes.
  § 5. Het personeelslid dat voor een bekwaamheidsexamen [1 of een proef tot verificatie van de technische of pedagogische vaardigheden ]1 geslaagd is, kan erkend worden in een nieuwe specialiteit indien hij gunstig beoordeeld wordt door een commissie voor de controle van de beroepsgeschiktheid en -bevoegdheid.
  Deze commissie bestaat uit de directeur van de beroepsopleiding en uit de technische adviseurs van de pedagogische sectoren. Zij stelt haar huishoudelijk reglement vast.
  Het personeelslid dat denkt benadeeld te zijn kan, binnen een termijn van zeven dagen te rekenen vanaf de bekendmaking van de beslissing, een verzoek bij de algemeen beheerder indienen. Tijdens zijn verhoor kan hij zich laten bijstaan door een raad of door de afgevaardigde van zijn vakorganisatie.
  ----------
  (1)<BWG 2019-03-28/29, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 17-05-2019>

HOOFDSTUK VIII. - De beoordeling van het werk van de personeelsleden.
Art.32. § 1. De beoordeling dient voor de aanmoediging van de positieve houding van het personen voor de vaststelling van zijn eventuele zwakke punten om het personeel te helpen ze te overwinnen. Zij wordt voor het eerst toegekend voor het einde van de proeftijd en op het einde van elke overeenkomst van bepaalde duur.
  Daarna vindt zij plaats om de twee jaar tijdens de maand oktober en zes maanden na elke verandering van functie.
  § 2. De beoordeling, haar voorwaarden en haar gevolgen zijn het onderwerp van een protocol. van het bevoegde sectorcomité.

Art.33. De agent heeft het recht zijn persoonlijk dossier op ieder ogenblik te raadple
  en.

HOOFDSTUK IX. - De tuchtregeling.
Art.34. De algemeen beheerder spreekt de tuchtstraffen uit, behalve voor de technische adviseuvoor wie alleen het beheerscomité bevoegd is.

Art.35. 1° Geen straf kan uitgesproken worden zonder dat de belanghebbende voorafgaand verhoorwerd met de bijstand van een afgevaardigde van zijn vakorganisatie of door zijn raad indien hij hierom vraagt.
  2° Wat de tuchtstraffen betreft zijn de bij dit reglement bedoelde personeelsleden onderworpen aan door de algemeen beheerder vastgestelde regels die aan het tussenoverlegcomité en daarna aan overleg voorgelegd worden.

HOOFDSTUK X. - Cumulatie van activiteiten.
Art.36. 1° De machtigingen voor cumulaties worden toegekend overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het Waalse Gewest.
  2° Voor het begin van een bijkomend activiteit moet het personeelslid een aanvraag voor cumulatie bij de algemeen beheerder indienen.
  3° Deze dient de aanvraag in bij de Raad van Bestuur die een advies geeft, daarna bij het beheerscomité dat beslist.
  4° De aanvraag gebeurt bij middel van een formulier die gratis ter beschikking van de agent gesteld wordt door de administratieve dienst die het persoonlijk dossier van de agent beheert en die de ontvangst ervan bevestigt.
  5° Het personeelslid moet zich onderwerpen aan de door de inspectiediensten van de Dienst verrichte controles.
  6° Ieder die een activiteit begint zonder een voorafgaande machtiging te vragen, die geen gevolg geeft aan de weigering van het beheerscomité of die de toegekende machtiging overschrijdt, wordt aanzien als misdrijf plegend in de zin van artikel 35 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en wordt onmiddellijk ontslagen zonder opzeggingstermijn noch vergoeding.

HOOFDSTUK XI. - Het einde van de overeenkomst.
Art.37. In geval van ontslag wegens afschaffing of definitieve overdracht van een openstaande betrekking is de Dienst gehouden een herscholing voor te stellen om, indien mogelijk, de titularis van deze betrekking in dienst te houden.

Art.38. Indien een openstaande betrekking in een specialiteit afgeschaft of overgedragen wordtziet de titularis van deze betrekking zich de definitief openstaande betrekking toekennen, die bekleed was door de het jongst in dienst genomen titularis. Deze ziet zich dan de eerste betrekking in zijn specialiteit bij voorrang toekennen.
  Indien meerdere titularissen in aanmerking komen wegens dezelfde functieanciënniteit wordt er tussen hen beslist met inachtneming van de volgende criteria in deze volgorde :
  1° de grootste dienstanciënniteit;
  2° de oudste.

Art.39. De titularis van een openstaande betrekking die ze verloren heeft door de toepassing vhet vorig artikel wordt van ambtswege ingeschreven als hebbend de absolute voorrang en voor een duur van vier jaar in de wervingsreserve van zijn specialiteit. Hij heeft voorrang zelfs ten aanzien van de voorafgaande mutatieaanvragen.

HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen.
Art.40. Indien op de datum van inkrachttreding van dit reglement een personeelslid van de beroepsopleiding een overeenkomst geniet met voordelen die groter zijn dan welke hem toekomen bij toepassing van dit reglement, blijven de voorwaarden van deze overeenkomst toepasselijk tot het ogenblik waarop de bij dit reglement voorgeschreven regels hem toelaten een bezoldiging te bekomen die ten minste gelijk is aan dewelke voortkwam uit de toepassing van zijn overeenkomst.

Art.41. De voor de datum van inkrachttreding van dit reglement verworven personeelsleden i de hoedanigheid van :
  1° technisch animator, consulterend assistent en analist worden gelijkgesteld met de in hoger vermeld artikel 3 bepaalde instructeur;
  2° hoofdmagazijnbediende, magazijnbediende, hulparbeider, geschoold onderhoudswerkman, e.a. coördinator, pedagogische secretaris, technicus lage frequentie, videotechnicus, onderhoudstechnicus, informaticaoperateur, gereedschapsmaker, coupeur zijn onderworpen aan de bepalingen van dit reglement van het contractueel personeel van de beroepsopleiding van de volwassenen.
  De jaarlijkse basisweddeschalen zijn vastgesteld voor :


- de hoofdmagazijnbediendeop 772 803 BEF
- de magazijnbediendeop 675 862 BEF
- de geschoold onderhoudswerkmanop 734 596 BEF
- de hulparbeiderop 627 315 BEF
- de e.a. coördinatorop 1 294 881 BEF
- de pedagogische secretarisop 772 803 BEF
- de technicus lage frequentieop 772 803 BEF
- de videotechnicusop 772 803 BEF
- de onderhoudstechnicusop 772 803 BEF
- de informatica-operateurop 772 803 BEF
- de gereedschapsmakerop 772 803 BEF
- de coupeurop 772 803 BEF
Art.42. De in artikelen 21, § 2, en 41 vermelde weddeschalen worden toegepast . 1° tegen 99 % per 1 december 1994;
  2° tegen 100% per 1 februari 1997.

Art.43. In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk IV wordt artikel 21, § 2, toegepast met ingang van 1 december 1994 op de instructeurs die niet bedoeld zijn bij artikel 10, § 1, b, van het reglement van 1 april 1972.

HOOFDSTUK XIII. - Inkrachttreding.

Art. 44. Dit reglement heeft uitwerking met ingang van 1 december 1994.