Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 OKTOBER 1994. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden voor de opleidingen van het verplegend rusthuizenpersoneel. (VERTALING).



Inhoudstafel:


Art. 1-4
BIJLAGE.
Art. 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N, 7N, 8N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit regelt, krachtens artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 van de Grondwet.

Art.2. § 1. De in artikel 2, § 4, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992 bedoelde opleidingen werden gevolgd door personen die :
  a) houder zijn van een getuigschrift, brevet of elke andere titel waaruit blijkt dat de gevolgde opleiding identiek is met die van gezins- en gezondheidshelp(st)er, afgegeven voordat het bekwaamheidsgetuigschrift van gezins- en gezondheidshelp(st)er bestond;
  b) houder zijn an het diploma van verloskundige, gegradueerde verpleger (verpleegster), logopedist(e) of kinesitherapeut(e);
  c) houder zijn van het brevet van verpleegassistent(e) of ziekenhuisverpleger (verpleegster);
  d) houder zijn van een getuigschrift dat werd afgegeven aan het einde van :
  - het eerste en het tweede studiejaar gegradueerde verpleger (verpleegster),
  - het tweede studiejaar gegradueerde in de kinesitherapie of ergotherapie;
  - het eerte studiejaar verpleegassistent(e);
  e) houder zijn van de titel van bejaardenhelp(st)er of gezondheidshelp(st)er voor bejaardentehuizen;
  f) houder zijn van een in het buitenland behaalde titel die met name gelijkgesteld is met één van de in a) tot d) van dit artikel bedoelde titels;
  g) houder zijn van het diploma van maatschappelijk assistent(e) of assistent(e) in de psychologie, voor zover ze uiterlijk 31 december 1994 tewerkgesteld zijn als verplegend rusthuizenpersoneel;
  h) voor de inwerkingtreding van dit besluit, de door de minister van de Gemeenschap of het Gewest erkende opleidingen hebben genoten, krachtens artikel 2, § 4, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992;
  i) gelijkgesteld zijn door de andere bevoegde ministers bedoeld in artikel 2, § 4, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992.
  § 2. Personen die krachtens artikel 3 van het besluit van de Executieve van 6 december 1989 tot wijziging van de bijlage bij het besluit van de Executieve van 10 juli 1984 tot vaststelling van de normen waaraan de rusthuizen voor bejaarden moeten beantwoorden gelijk gesteld zijn met gezins- en gezondheidshelp(st)ers, worden geacht een opleiding te genieten die erkend is in de zin van artikel 2, § 4, van het ministerieel besluit van 19 mei 1992.

Art.3. Om als bijscholing te worden erkend moet de opleiding, bedoeld in § 4bis van artikel 2 van het ministerieel besluit van 19 mei 1992, voldoen aan de in de bijlage bij dit besluit bedoelde bepalingen.

Art.4. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Namen, 28 oktober 1994.
  W. TAMINIAUX

BIJLAGE.
Art. 1N. Artikel 1. Om als bijscholing te worden erkend moet elke opleiding minimum 220 uren theorielessen en 80 uren stage bevatten en aan de in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 van deze bijlage bedoelde voorwaarden voldoen.

Art. 2N. Art. 2. § 1. De theorielessen moeten besteed worden aan volgende vakken :
  a) Verzorging (minimum 80 uren)
  - Theorie en praktijk betreffende de verpleegkunde :
  grondbegrippen inzake gezondheid, ziekte, verzorging, persoonlijke en sociale hygiëne, bejaardenzorg, aspecten van arbeids- en beroepshygiëne.
  - Grondbekwaamheden voor de basisverzorging, de hef- en behandelingstechnieken, de bijstand in alledaagse activiteiten en de hoteltaken.
  b) Intermenselijke betrekkingen (minimum 80 uren)
  - Methodische betrekkingen die rekening houden met de verhouding gedrag/persoonlijkheid, de leeftijd, de gemeenschapsvormen, de ethnische, godsdienstige, culturele en sociaal-economische aspecten.
  - Methodische medewerking : betrekkingen en groepsverbanden, communicatie en gesprek, teamwerk.
  c) Zorg voor de levens- en woonomstandigheden (minimum 30 uren)
  - Actieve leer inzake deelneming in de levens- en woonaspecten via een creatieve opleiding inzake animatie en het onderhoud van een sociaal net.
  - Materiële voorwaarden vereist voor de woonsfeer, de organisatieleer met inachtneming van o.a. het beheer, de verdeling en de hygiëne van het linnen en het verzorgingsmaterieel.
  d) Deelneming in de arbeidsgemeenschap (10 uren minimum)
  - Aspecten van het sociaal recht : rechten en plichten van werknemer en werkgever.
  - Aspecten van het sanitair recht : plaatsbepaling van het verpleegberoep in de sector van de gezondheiszorgen.
  - Beroepsethiekaspecten.
  § 2. Personen die op grond van hun opleiding en ervaring hun bekwaamheid in de onderwezen vakken kunnen bewijzen, moeten van deze cursussen vrijgesteld worden.

Art. 3N. Art. 3. a) De betrokken persoon moet stage lopen in twee andere erkende rusthuizen of rust- en verzorgingstehuizen dan die waar ze tewerkgesteld is.
  b) De stages bieden de mogelijkheid om de verworven theoretische kennis in de praktijk om te zetten en staan onder toezicht en leiding van een verpleegkundige die tewerkgesteld is in het rusthuis of in het rust- en verzorgingstehuis waar ze plaatsvinden.

Art. 4N. Art. 4. Hoe dan ook, zowel de theoretische opleiding als de stages moeten de elementenvan het programma op een geïntegreerde en aan de functies vanhet verplegend rusthuizenpersoneel aangepaste wijze voorstellen.

Art. 5N. Art. 5. De opleidingsverantwoordelijke geeft een bekwaamheidscertificaat af aan degenen die slagen in het mondeling examen over de integratie van de verworven kennis, ten minste 80 % van de cursussen hebben bijgewoond en de verplichte 80 uren stage hebben gelopen, afgezien van de in artikel 6 bedoelde vrijstelling.
  Het certificaat moet de erkenning van de opleiding als bijscholing vermelden, alsmede de datum waarop ze door de minister is verleend.

Art. 6N. Art. 6. De personen die kunnen bewijzen dat ze een deel van de bijscholing tijdens een vorige opleiding hebben genoten, kunnen worden vrijgesteld van maximum 80 uren theoretische opleiding.

Art. 7N. Art. 7. De erkenning wordt verleend door de Minister tot wiens bevoegdheden de erkenning van de rusthuizen behoort, na overlegging, door de opleidingsverantwoordelijke, van een dossier dat vaststelt of voornoemde bepalingen in acht worden genomen.

Art. 8N. Art. 8. De opleidingen die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden georganiseerd en waarvoor kan worden bewezen dat ze krachtens artikel 2, § 4bis, van voornoemd ministerieel besluit als bijscholing worden erkend door de bevoegde Minister, worden automatisch als erkend beschouwd in de zin van dit besluit.
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 28 oktober 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de opleidingen van het verplegend rusthuizenpersoneel.
  Namen, 28 oktober 1994.
  De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
  W. TAMINIAUX