Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 FEBRUARI 1995. - Koninklijk besluit tot afsluiting van de ontbinding van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen.



Inhoudstafel:


Art. 1-9
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° "het koninklijk besluit van 19 juli 1991" : het koninklijk besluit van 19 juli 1991 betreffende de ontbinding van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen en de overdracht van zijn taken, goederen, rechten en verplichtingen aan de Gemeenschappen, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  2° "het Fonds" : het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen;
  3° "de rechtsopvolgers" : de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschapppelijke Gemeenschapscommissie en het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  4° "het Instituut" : het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  5° "het College van ambtenaren-generaal" : het college bedoeld bij artikel 2 van het samenwerkingsakkoord van 18 april 1991 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om een harmonieuze herstructurering van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen te verzekeren;

Art.2. De ontbindingsprocedure van het Fonds wordt afgesloten. Artikel 2, § 1, 2°, b), en § 2, voor wat het Fonds betreft, van de wet betreffende de afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, gecoördineerd op 13 maart 1991, treedt in werking.

Art.3. De activa en passiva van het Fonds worden na aftrek van de ontbindingskosten bedoeld bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 1991, onder de rechtsopvolgers verdeeld overeenkomstig de tabel opgenomen als bijlage bij dit besluit.

Art.4. § 1. Het saldo van de bij artikel 13 van het koninklijk besluit van 19 juli 1991 bedoelde bijzondere rekening "ontbindingskosten" wordt toegewezen aan het Instituut.
  § 2. Het Instituut wordt ermee gelast :
  1° de door het Fonds ingestelde rechtsprocedures die niet aan deze of gene rechtsopvolger kunnen toegewezen worden, en die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog hangende zijn, voort te zetten en de eventuele opbrengsten hiervan te innen;
  2° de kinderbijslagen uit te betalen die nog verschuldigd zijn uit hoofde van personeelsleden van het Fonds die voor 1 januari 1991 gepensioneerd of overleden zijn.
  § 3. Het Instituut maakt de jaarrekening van de bij § 2 bedoelde verrichtingen op en brengt hierover verslag uit aan het College van ambtenaren-generaa1.
  § 4. Na aftrek van de sommen nodig voor het vervullen van zijn opdracht, verdeelt het Instituut het saldo van de bij § 2, bedoelde verrichtingen tussen de rechtsopvolgers of eist in voorkomend geval hun aandeel in de kosten van deze verrichtingen op overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald in artikel 5, § 6, van het koninklijk besluit van 19 juli 1991.
  § 5. Alle handelingen die door het Instituut krachtens de bepalingen van dit artikel verricht zijn, worden geacht te zijn verricht in naam en voor rekening van de rechtsopvolgers.

Art.5. Alle handelingen die betreffende de ontbinding tussen 1 januari 1994 en de datum van publicatie van dit besluit, in het raam van een degelijk en redelijk beheer, verricht zijn door de hiertoe gevolmachtigde ambtenaren, worden geacht te zijn verricht in naam en voor rekening van de rechtsopvolgers.

Art.6. § 1. Eervol ontslag wordt verleend aan de voorzitter, onder- voorzitters en leden van de Raad van beheer van het Fonds en van de bij het Fonds ingestelde technische comités.
  § 2. De opdracht van de Regeringscommissarissen en -afgevaardigden bij het Fonds wordt beëindigd.

Art.7. Onverminderd de bevoegdheden van de hoven en de recht- banken en van het samenwerkingsgerecht bedoeld in artikel 14 van het samenwerkingsakkoord van 18 april 1991 tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie om een harmonieuze herstructurering van het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen te verzekeren, worden de geschillen inzake de toepassing van dit besluit, inzonderheid op artikel 4, voorgelegd aan het College van ambtenaren-generaal.

Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994, uitgezonderd de artikelen 2 en 6 die in werking treden de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekend gemaakt.

Art.9. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. (Tabel niet opgenomen wegens technische redenen. Zie B.St. 22-03-1995, p. 6430 - 6461).
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 28 februari 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Eerste Minister,
  J.-L. DEHAENE
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET