29 MAART 1995. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop bepaalde personeelsleden van het Ministerie van Economische Zaken - Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen - overgaan naar het Belgisch interventie- en restitutiebureau.
Art. 1-11
BIJLAGEN.
Art. N1, N2
Artikel 1. § 1. V oor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder de personeelsleden : de vastbenoemde personeelsleden van de Centrale Dienst voor Contingenten en Vergunningen van het Ministerie van Economische Zaken, de stagiairs en de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden met uitzondering van het schoonmaak- en restaurantpersoneel.
§ 2. Voor de toepassing van dit besluit :
1° worden de stagiairs geacht de graad te bekleden waarin zij tot de stage werden toegelaten;
2° wordt het personeelslid dat bij een arbeidsovereenkomst in dienst , genomen, geacht de graad te bekleden die overeenstemt met de betrekking waarvoor het personeelslid werd aangeworven of, indien de overeenkomst zich niet uitspreekt over deze betrekking, de graad waaraan de weddeschaal verbonden is waarin zijn bezoldiging is vastgesteld.
Art.2. Worden naar het Belgisch interventie- en restitutiebureau, afgekort B.I.R.B., overgeheveld, hetzij van ambtswege, hetzij op hun verzoek : de personeelsleden die belast zijn met de opdrachten van de Dienst Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, volgens de in dit besluit bepaalde voorwaarden.
Art.3. § 1. De personeelsleden, in dienst op 31 december 1993, behorend tot de landbouwdirectie, behalve die behorend tot de cel "Boekhouding en vereffening van de dossiers heffingen" van de dienst en waarvan de namen vermeld zijn in bijlage I, worden van ambtswege naar het B.I.R.B.
overgeheveld.
§ 2. Er wordt een beroep gedaan op de vrijwilligers onder de personeelsleden die zijn ingedeeld bij de financiële en logistieke diensten van de C.D.C.V., van wie de hoofdactiviteit verbonden is aan de uitoefening van een van onderstaande bevoegdheden :
- betaling en boeking van restituties, compenserende bedragen toe treding bij in- en uitvoer, monetaire compenserende bedragen bij in- en uitvoer;
- inning en boeking van de borg voor niet-gebruik van EEG-landbouwcertificaten;
- opstellen van de maand- of jaaraangiftes voor het E.O.G.F.L.;
- verrichten van interne controle;
- beheer van de gerechtelijke geschillen.
Hun aantal wordt beperkt tot 34, volgens de verdeling van de betrekkingen, vermeld in bijlage II.
§ 3. De aanvragers die de vereiste kwalificatie bezitten worden per niveau, graad en taalrol of -stelsel gerangschikt en in die orde aangewezen voor een met hun graad overeenstemmende betrekking :
- 1° de rijksambtenaren;
- 2° de stagiairs;
- 3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden.
In elk van de in vorig lid genoemde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt :
1° het personeelslid dat het hoogst in graad is;
2° bij gelijke graad het personeelslid met de grootste graadanciënniteit;
3° bij gelijke graadanciënniteit het personeelslid met de grootste dienst anciënniteit;
4° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste in leeftijd.
§ 4. Het criterium van de graadanciënniteit wordt niet toegepast voor het personeelslid dat niet de hoedanigheid van rijksambtenaar heeft.
De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van rijksambtenaar heeft, omvat de tijd gedurende welke het in enige hoedanigheid en zonder vrijwillige onderbreking deel heeft uitgemaakt van een ministerie als titularis van een ambt met volledige prestaties.
§ 5. Ingeval er geen vrijwilligers zouden zijn of het aantal bepaald in § 2 niet zou worden bereikt, worden de in genoemde paragraaf bedoelde personeelsleden van ambtswege aangewezen tot de vacante betrekkingen, in omgekeerde volgorde van de rangschikking bepaald in § 3.
Art.4. De overdracht van de in artikel 3, § 2, vermelde personeelsleden wordt ter kennis gebracht bij een dienstorder waarin zij worden verzocht schriftelijk en binnen dertig dagen te doen weten of zij wensen te worden overgedragen naar het B.I.R.B.
Ze richten hun aanvraag rechtstreeks tot de Directeur-generaal van de Algemene Diensten die de ontvangst ervan bericht.
Art.5. De personeelsleden bedoeld in artikel 3, § 2, worden over - gedragen bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit genomen op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Economische Zaken en van de Minister van Landbouw.
Art.6. De personeelsleden worden overgedragen volgens hun taalrol of -stelsel. Deze overdrachten zijn geen nieuwe benoemingen.
De personeelsleden worden in hun graad of in een gelijkwaardige graad van dezelfde rang overgeheveld.
Ze behouden hun administratieve en geldelijke anciënniteit.
Ze behouden ook hun bezoldigingsregeling of verkrijgen een gelijk waardige bezoldigingsregeling.
Zij behouden eveneens de aanvullende vergoedingen die hun werden toegekend in hun dienst van oorsprong.
Het personeel dat onder contract is aangeworven wordt overgeheveld met behoud van de rechten en plichten die uit dit contract voortvloeien.
Art.7. Voor de personeelsleden die in de C.D.C.V. belast zijn met de uitoefening van een hoger ambt, wordt voor hun overdracht alleen rekening gehouden met hun statutaire graad. Indien zij in het B.I.R.B. vanaf de datum van de overdracht zonder onderbreking opnieuw worden belast met de uitoefening van hetzelfde hoger ambt als hetgeen zij in de C.D.C.V. uitoefenden, worden zij voor de toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen geacht het hoger ambt verder uit te oefenen.
Art.8. De personeelsleden van de C.D.C.V. die overgedragen worden naar het B.I.R.B. behouden aldaar de laatste beoordeling die hen werd toegekend. Die beoordeling blijft geldig tot de toekenning van een nieuwe beoordeling. Indien een personeelslid op de datum van zijn overdracht een beroep tegen de hem toegekende beoordeling heeft ingesteld, wordt dit beroep in het B.I.R.B. afgehandeld.
De bepalingen van het vorig lid gelden ook voor de personeelsleden van niveau 4 die een ongunstige vermelding gekregen hebben.
Art.9. § 1. De personeelsleden van de C.D.C.V. die in het Ministerie van Economische Zaken geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau of voor een examen voor verhoging in graad, behouden in het B.I.R.B. de aanspraken op bevordering die zij door het slagen voor een van die examens hebben verworven.
Voor hun rangschikking worden ze geacht het vergelijkend examen of examen te hebben afgelegd in het B.I.R.B.
§ 2. Indien het over vergelijkende examens gaat waarvan het proces verbaal op dezelfde datum is afgesloten, worden de geslaagden onderling gerangschikt alsof het om eenzelfde examen ging.
Indien het over vergelijkende examens gaat waarvan het proces-verbaal op verschillende data is afgesloten, wordt voorrang verleend aan de geslaagden voor het examen waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten.
§ 3. Wanneer in het Ministerie van Economische Zaken op datum van de overdracht een vergelijkend examen voor de overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad aangekondigd is waaraan het personeelslid kan deelnemen, behoudt het het recht op deelneming, ook al wordt het tijdens de afwikkeling van het examen overgedragen.
Paragraaf 1 van dit artikel is van toepassing op het personeelslid dat geslaagd is voor een in het eerste lid bedoeld vergelijkend examen of examen.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1
94.
Art.11. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en van Economische Zaken en Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 29 maart 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en van Economische Zaken,
M. WATHELET
De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw,
A. BOURGEOIS
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I : Integraal overgedragen diensten (artikel 3). - Landbouwdirectie van de C.D.C.V. - 114 personeelsleden waarvan 76 vastbenoemden (D) en 38 contractuelen (C).
Lijst van de namen per niveau en per taalrol of -stelsel.
(Lijst niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 06-05-1995, p. 12151 - 12153).
Art. N2. Bijlage II : Gedeeltelijk overgedragen diensten (artikel 4). - Financiële en logistieke diensten - 34 personeelsleden.
(Lijst niet opgenomen om technische redenen; zie B.St. 06-05-1995, p. 12153).