11 OKTOBER 1995. - Koninklijk besluit houdende bevoegdheidsverdeling tussen de Minister van Vervoer, de Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art. 1-13
Artikel 1. De algemene bevoegdheid van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur behoort tot de Minister van Vervoer.
De algemene diensten staan ter beschikking van alle diensten van het Ministerie en krijgen te dien einde de richtlijnen van de Minister van Vervoer en van de Staatssecretaris voor Veiligheid, elk voor wat zijn bevoegdheid betreft; de algemene zaken met betrekking tot die diensten vallen onder de bevoegdheid van de Minister van Vervoer.
Art.2. Het verkeersveiligheidsbeleid, alsook het budget, de contacten en de coördinatie met de nationale en internationale overheden ter zake behoren tot de bevoegdheid van de Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art.3. Wanneer op een internationaal forum waar de Minister van Vervoer België vertegenwoordigt, punten met betrekking tot de verkeersveiligheid op de agenda staan, brengt de Minister van Vervoer de Staatssecretaris voor Veiligheid daarvan op de hoogte, informeert naar diens standpunt ter zake en verdedigt dit standpunt; op vraag van de Staatssecretaris voor Veiligheid, laat de Minister van Vervoer bij deze instellingen punten inzake verkeersveiligheid agenderen.
Art.4. De Staatssecretaris voor Veiligheid heeft bevoegdheid over de Dienst Wegveiligheid - Directies van de Verkeersveiligheid en van het Rijbewijs - van het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur.
De bevoegdheid inzake het beheer van het personeel afkomstig van of met bestemming de Dienst Wegveiligheid wordt gezamenlijk door de Minister van Vervoer en de Staatssecretaris voor Veiligheid uitgeoefend.
De bevoegdheid inzake het beheer van het personeel afkomstig van of bestemd voor de Dienst belast met het leveren van de uitrusting voor de gemeentelijke politiekorpsen, van het materieel voor de civiele bescherming en van het brandweermateriaal wordt gezamenlijk door de Minister van Vervoer en de Minister van Binnenlandse Zaken uitgeoefend tot deze dienst overgedragen is aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Art.5. De reglementering houdende technische normen van voertuigen en van het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gezamenlijk door de Minister van Vervoer en de Staatssecretaris voor Veiligheid opgesteld wanneer deze de verkeersveiligheid aanbelangt.
Tussen de Minister van Vervoer en de Staatssecretaris voor Veiligheid worden geregeld contacten georganiseerd met het oog op het evalueren van de normwijzigingen die nuttig zijn voor de verkeersveiligheid en om hun initiatieven ter zake genomen, te coördineren.
Art.6. De Staatssecretaris voor Veiligheid zal betrokken worden bij :
- het eventueel opstellen van een globale reglementering op het uitzonderlijk vervoer over de weg;
- het opstellen van de bijzondere reglementering op het goederen- en personenvervoer voor zover deze reglementering de verkeersveiligheid betreft;
- het opstellen van het aktieprogramma van de Controledienst van de Dienst Wegvervoer;
- het systematisch overleg dat door de Dienst van het Wegvervoer met de beroepsverenigingen gevoerd wordt.
Art.7. De Staatssecretaris voor Veiligheid geeft zijn richtlijnen bestemd voor de in artikel 4 vermelde diensten, rechtstreeks aan de leidende ambtenaar.
Art.8. De Staatssecretaris voor Veiligheid heeft de algemene bevoegdheid over de VZW. " Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid ", waarvan hij het voorzitterschap waarneemt;
de algemene bevoegdheid over de " Federale Commissie voor het Wegverkeer " behoort hem eveneens toe.
Art.9. De algemene bevoegdheid over de VZW. " Fonds voor Voorziening en van Openbaar Nut voor de Inspectie van Automobielen " - afgekort " FIA. " - behoort tot de Minister van Vervoer, die de Staatssecretaris voor Veiligheid raadpleegt, voor materies die aan de verkeersveiligheid raken.
Tussen de Minister van Vervoer en de Staatssecretaris voor Veiligheid worden geregeld contacten georganiseerd teneinde de bijdrage te evalueren die de activiteiten van voornoemde VZW. kan leveren tot de verkeersveiligheid.
Art.10. Wanneer de federale Regering opgeroepen wordt voor de uitoefening van het voorzitterschap van de Interministeriële Conferentie van Verkeer en Infrastructuur, neemt de Minister van Vervoer het voorzitterschap waar voor punten die tot zijn bevoegdheid behoren en de Staatssecretaris voor Veiligheid voor de punten met betrekking tot de verkeersveiligheid, tenzij de Minister en de Staatssecretaris er anders over beslissen.
Art.11. Het koninklijk besluit van 11 februari 1994 tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven en de Minister van Infrastructuur, wordt opgeheven.
Art.12. Dit besluit heeft uitvoering met ingang van 23 juni 1995.
Art. 13. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 oktober 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
J.-L. DEHAENE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Vervoer,
M. DAERDEN
De Staatssecretaris voor Veiligheid,
J. PEETERS