7 APRIL 1995. - Koninklijk besluit betreffende de voorlichting van de ondernemingsraden inzake tewerkstelling. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-04-1995 en tekstbijwerking tot 30-08-1996)
Art. 1-8
Artikel 1. Op het ogenblik dat de inlichlingen bedoeld bij artikel 15, b), 1°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, worden gegeven, zal het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde schriftelijk informatie verstrekken over de tewerkstellingssituatie in de onderneming.
Art.2. Deze informatie heeft betrekking op : 1° de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen in het kader van :
- de bedrijfsplannen tot herverdeling van de arbeid, bedoeld in de artikelen 23 tot 41 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen;
- de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het kader van het jongerenbanenplan, bedoeld in de wet van 23 juli 1993.
- de vermindering van de sociale bijdragen voor lage lonen, bedoeld in de artikelen 46 tot 54 van het koninklijk besluit van 24 december 1993;
- de vrijstelling per netto bijkomende werknemer van de patronale R.S.Z. - bijdragen bedoeld in titel I van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling;
- de vermindering en/of de vrijstelling van de patronale bijdragen voorzien in titel IV, hoodstuk II van de wet van 21 december 1994 houdende sociale et diverse bepalingen;
2° de ingroeibanen, bedoeld in de artikelen 19 tot 22 van het koninklijk besluit van 24 december 1993;
3° de maatregelen inzake de opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde duur, bedoeld in artikel 10bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Art.3. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt, zowel op algemene wijze als met betrekking tot elke specifieke maatregel waarvan de onderneming heeft genoten.
Art.4. De informatie over de in artikel 2 opgesomde maatregelen moet ten minste betrekking hebben op :
- het financieel voordeel dat de onderneming heeft genoten;
- de weerslag ervan op de loonkosten;
- de gevolgen ervan voor de tewerkstelling, uitgedrukt in aantal tewerkgestelde werknemers en in voltijds tewerkgestelde equivalenten.
Art.5. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad wordt de informatie verstrekt aan de vakbondsafvaardiging op de tijdstippen en volgens de nadere regelen bedoeld in de artikelen 1 en 2.
(lid opgeheven) <KB 1996-08-04/81, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 09-09-1996>
Art.6. (Aan de organen bedoeld in dit besluit, wordt de in artikel 3 bedoelde informatie) medegedeeld volgens de nadere regelen, bedoeld in de artikelen 1 en 5, door middel van een fiche die overeenstemt met het model vastgesteld door onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en door onze Minister van Economische Zaken. <KB 1996-08-04/81, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 09-09-1996>
Art.7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en onze Minister van Economische Zaken kunnen bepalen dat de in toepassing van dit besluit verstrekte informatie voor echt verklaard wordt door de bedrijfsrevisor, bedoeld in artikel 15bis van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
Art. 8. Onze Minister van Tewerkstellilig en Arbeid en onze Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege:
De Minister van Economische Zaken,
M. WATHELET
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET