31 JANUARI 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 56, 81, 82, 90 en 96 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-7
Artikel 1. Artikel 56 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, wordt aangevuld met een § 4, luidend als volgt :
§ 4. Wanneer de duur van zijn werkloosheid, berekend volgens de bepalingen genomen ter uitvoering van artikel 81, 36 maanden overschrijdt, dient de werkloze die aanspraak kan maken op de wachtuitkeringen bedoeld bij artikel 124, eerste lid, 3°, of tweede lid, of die op deze uitkeringen aanspraak zou kunnen maken indien hij niet zou genieten van de vrijstelling voorzien in artikel 90, het bewijs te leveren van de inspanningen die hij geleverd heeft om werk te vinden.
Daartoe stuurt de directeur aan de werknemer, bij ter post aangetekend schrijven, een formulier opgesteld door de Rijksdienst. De werknemer dient dit formulier in te vullen en er de nodige bewijsstukken aan te hechten en het terug te sturen naar het werkloosheidsbureau binnen de maand na de datum van verzending behalve indien hij het bewijs levert dat hij in de onmogelijkheid verkeerde om de voorziene termijn te respecteren wegens een geval van overmacht.
De werkloosheidsduur waarmee rekening werd gehouden bij de verzending van het aangetekend schrijven en dit schrijven zelf blijven geldig., zelfs indien de werkloze na ontvangst ervan verhuist naar het ambtsgebied van een ander werkloosheidsbureau.
De werknemer die niet bewijst dat hij gedurende de ganse duur van zijn werkloosheid voldoende inspanningen geleverd heeft om werk te vinden, wordt geschorst van het genot op uitkeringen gedurende ten minste 26 en ten hoogste 52 weken. Deze schorsing is niet van toepassing op de werknemer die het bewijs levert dat hij zich in de situatie bevindt voorzien bij artikel 82, § 1, eerste lid, 3°.
De directeur kan slechts een beslissing tot schorsing nemen op basis van een gelijkluidend en eensluidend advies van een College bestaande uit minstens 3 ambtenaren van niveau 1 van de Rijksdienst. In toepassing van artikel 144, § 1 wordt de werknemer opgeroepen om gehoord te worden voor dit College.
De beslissing tot schorsing bedoeld in het vierde lid is eveneens van toepassing op de werknemer die het in het tweede lid bedoelde formulier niet binnen de vereiste termijn aan het werkloosheidsbureau teruggestuurd heeft. In dit geval dient de directeur het advies van het College bedoeld in het vijfde lid niet te vragen en dient de werknemer niet opgeroepen te worden om gehoord te worden.
De beslissing tot schorsing wordt aan de werknemer betekend binnen een termijn van 4 maanden die volgt op de verzending van het in het tweede lid bedoelde formulier. Deze termijn wordt op 10 maanden gebracht indien het College het wenselijk acht de werknemer een tweede maal op te roepen om gehoord te worden na het verstrijken van een termijn van 6 maanden waarin de werknemer bijzondere inspanningen kan leveren om werk te vinden. De termijn voor de betekening van de beslissing kan echter verlengd worden indien de verlenging het gevolg is van eeen gebeurtenis te wijten aan de werknemer, onder meer in geval van ziekte.
De beslissing tot schorsing heeft uitwerking vanaf de maandag die volgt op de afgifte ter post van het stuk waarbij ze aan de werknemer betekend wordt.
Een ziekteperiode verlengt op evenredige wijze de duur van de schorsing bedoeld in het vierde lid.
Deze paragraaf is niet van toepassing op de werknemer waarvan de werkloosheidsduur, berekend volgens de bepalingen genomen ter uitvoering van artikel 81, het dubbel van de gemiddelde gewestelijke werkloosheidsduur, rekening houdend met zijn leeftijdscategorie en zijn geslacht, bedoeld in het eerste lid van hetzelfde artikel, overschrijdt, of minder dan 12 maanden eronder ligt.
De werknemer waarvan het recht op uitkeringen geschorst werd in toepassing van deze paragraaf en die nog voldoet aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden en de andere toekenningsvoorwaarden, wordt beschowd als een werknemer die uitkeringen geniet voor de toepassing van de wedertewerkstellingsprogramma's.
Art.2. Artikel 81, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 27 december 1993, wordt vervangen door de volgende bepalingen;
" De verwittiging bedoeld in het eerste lid kan slechts ten vroegste betekend worden twaalf maanden na de datum van de beslissing tot schorsing of tot klassering zonder gevolg genomen in toepassing van artikel 56, § 4. "
Art.3. Aan artikel 82, § 1, van hetzelfde besluit gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 december 1993 worden e volgende wijzigingen aangebracht :
A. het eerste lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° zijn werkloosheidsduur op de in de verwittiging bedoelde datum het dubbel van de gemiddelde gewestelijke werkloosheidsduur of de duur gesteund op zijn beroepsloopbaan, niet zal overschrijden; "
B. het vijfde lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het beroep wordt gedeeltelijk gegrond verklaard indien blijkt dat de werkloosheidsduur van de werkloze op de in verwittiging vermelde datum het dubbel van de gemiddelde werkloosheidsduur of de duur gesteund op zijn beroepsloopbaan niet overschrijdt. In dit geval gaat de schorsing ten vroegste in de maandag volgend op de dag waarop de duur werkelijk overschreden wordt. "
Art.4. In artikel 90, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juni en 2 oktober 1992, worden de woorden " de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56, 58 en 74, § 3, " vervangen door de woorden " de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56, §§ 1 tot en met 3, 58 en 74, § 3. ".
Art.5. In artikel 96, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 oktober 1992 en 15 februari 1993, worden de woorden " de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56 en 58 " vervangen door de woorden " de artikelen 51, § 1, tweede lid, 3° tot 6°, 56, § 1 tot en met 3 en 58. ".
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1995.
Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 januari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET