15 FEBRUARI 1995. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een aanvullende vergoeding aan de militairen van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst die deelnemen aan de vredesoperatie van de Verenigde Naties in de Westelijke Sahara. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-03-1995 en tekstbijwerking tot 21-03-1995.)
Artikel 1. Een aanvullende dagvergoeding, vastgesteld op 2 000 frank per dag, wordt toegekend aan de militairen van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst die tijdelijk deel uitmaken van de "Mission des Nations-Unies pour le référendum au Sahara occidental".
De vergoeding wordt toegekend vanaf de dag van de aankomst op het grondgebied
Art. 2-4
Artikel 1. Een aanvullende dagvergoeding, vastgesteld op 2 000 frank per dag, wordt toegekend aan de militairen van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst die tijdelijk deel uitmaken van de "Mission des Nations-Unies pour le référendum au Sahara occidental".
De vergoeding wordt toegekend vanaf de dag van de aankomst op het grondgebied Westelijke Sahara tot en met de dag van het vertrek van het grondgebied Westelijke Sahara.
De vergoeding is gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Ze is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Art.2. § 1. De in artikel 1 bepaalde vergoeding dekt de bijkomende kosten veroorzaakt door de afzondering, de bijzondere en moeilijke leefomstandigheden en de langdurige verwijdering van de familie.
§ 2. (Voor de duur van de opdracht worden alle andere specifieke regelingen inzake toelagen en vergoedingen toepasselijk op de militairen van de land-, lucht- en zeemacht en van de medische dienst, opgeschort ten aanzien van de deelnemers, met uitzondering van de toelagen en vergoedingen waarvan sprake in :
1° de artikelen 183, 184 en 185 van het besluit van de Regent van 25 januari 1950 betreffende het stelsel der vergoedingen voor onkosten aan kleding en uitrusting van de militairen van het landleger, de luchtmacht, de zeemacht en de rijkswacht, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 mei 1965, 1 maart 1977 en 15 maart 1988;
2° in het hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 15 januari 1962 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen die dienstreizen volbrengen in het buitenland. In afwijking van artikel 8, § 2, 3e alinea, wordt de vergoeding voor vaste dienst ten belope van de helft behouden, zelfs indien de duur van de deelneming aan de operatie 3 maanden overschrijdt, voor zover de militair ten zetel van de instelling geen kosteloze huisvesting geniet;
3° het koninklijk besluit van 16 december 1969 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van sommige militairen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 december 1973, 8 april 1974, 15 maart 1988 en 21 maart 1991;
4° in het koninklijk besluit van 22 december 1970 betreffende de toekenning van een toelage aan de officieren-geneesheren, -veeartsen, -apothekers en -tandartsen in dienst in het buitenland, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1977;
5° in het koninklijk besluit van 29 januari 1974 tot vaststelling van het stelsel der toelagen en premies verschuldigd aan de militairen die deelnemen aan de luchtdienst van de krijgsmachtdelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 oktober 1975, 1 maart 1977, 15 maart 1988 en 19 november 1990;
6° in het koninklijk besluit van 27 mei 1975 betreffende de tegemoetkoming van de Staat in sommige begrafeniskosten van militairen die in werkelijke dienst overleden zijn;
7° artikel 5 van het koninklijk besluit van 1 maart 1977 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militairen en de met militairen gelijksgestelde personen die bij de Belgische strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland in dienst zijn of daarbij op dienstreis zijn. Daarenboven blijft de in het bovenvermelde artikel 5 beoogde vergoeding in haar geheel toegekend aan de militairen waarvan het gezin in de Bondsrepubliek Duitsland gevestigd is;
8° artikel 11 van het koninklijk besluit van 1 maart 1977 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de Militairen en de met militairen gelijkgestelde personen die bij de Belgische strijdkrachten in de Bondsrepubliek Duitsland in dienst zijn of daarbij op dienstreis zijn;
9° artikel 17, § 1 en artikel 24 van het koninklijk besluit van 23 november 1982 houdende bezoldigingsregeling van de militairen;
10° tabel 1 als bijlage aan het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het Departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard;
11° tabel 2, punt 1 als bijlage aan het koninklijk besluit van 21 januari 1971 betreffende de toekenning van toelagen aan leden van de krijgsmacht, evenals aan sommige leden van het burgerlijk personeel van het Departement van Landsverdediging, voor sommige werken of prestaties van bijzonder gevaarlijke of ongezonde aard.) <KB704 1995-02-15/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1993>
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juni 1993.
Art. 4. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 februari 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Landsverdediging,
K. PINXTEN
De Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY