1 DECEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven.
Art. 1-3
Artikel 1. In het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven worden na artikel 1bis tijdelijke bepalingen ingevoegd, luidend als volgt :
" Tijdelijke bepalingen.
Artikel 1ter. In afwijking van artikel 1, worden vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997 onderworpen aan het tarief van 6 pct. de handelingen bedoeld in tabel B, rubriek X, § 1, van de bijlage bij dit besluit. De uitsluitingen opgenomen in rubriek X, § 2, van dezelfde tabel B blijven van toepassing.
Artikel 1quater.
§ 1. In afwijking van artikel 1 worden vanaf 1 januari 1996 tot en met 31 december 1997 onderworpen aan het tarief van 12 pct. over een totale gecumuleerde maatstaf van heffing van 2 000 000 BEF exclusief BTW :
A) werk in onroerende staat en andere handelingen opgesomd in rubriek XXXI, § 3, 3° tot 6°, van tabel A van de bijlage bij dit besluit, die de oprichting tot voorwerp hebben van een woning die na uitvoering van de werken :
- een totale oppervlakte heeft, berekend volgens criteria vastgesteld door de Minister van Financiën, die voor huizen 190 m/2 en voor appartementen 100 m/2 niet overschrijdt
en
- hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, wordt gebruikt als vaste privé-woning.
Het voordeel van het verlaagd tarief is onderworpen aan het vervullen van volgende voorwaarden :
1) het tijdstip waarop de belasting opeisbaar wordt overeenkomstig artikel 22 van het Wetboek, moet zich voordoen uiterlijk op 31 december van het jaar na dat waarin het gebouw voor het eerst is opgenomen in het kohier van de onroerende voorheffing, en ten laatste op 31 december 1997;
2) de bedoelde handelingen moeten worden verstrekt en gefactureerd door een persoon die op het tijdstip van het sluiten van het aannemingscontract geregistreerd is als zelfstandige aannemer overeenkomstig de artikelen 400 en 401 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
3) de bouwheer moet :
a) vooraleer de belasting opeisbaar wordt overeenkomstig artikel 22 van het Wetboek, bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied waarin het gebouw is gelegen een eensluidend verklaard afschrift indienen van :
- de bouwvergunning;
- het plan dat werd of de plans die werden voorgelegd om de bouwvergunning te verkrijgen;
- in voorkomend geval, de basisakte;
- het (de) aannemingscontract(en);
b) bij de indiening van de stukken bedoeld onder a een verklaring afleggen, in de vorm bepaald door de Minister van Financiën, dat het gebouw dat hij laat oprichten de hierboven bepaalde maximale toegestane oppervlakte niet overschrijdt en bestemd is om, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, te worden gebruikt als vaste privé-woning;
c) aan de dienstverrichter een afschrift van de verklaring bedoeld onder punt b overhandigen;
4) de door de dienstverrichter uitgereikte factuur en het dubbel dat hij moet bewaren, moeten melding maken van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagd tarief rechtvaardigen.
Voor zover de voorwaarden bedoeld in punt 5 hieronder vervuld zijn en behalve in geval van samenspannen tussen partijen of klaarblijkelijk niet naleven van onderhavige bepaling, ontlast de verklaring van de afnemer de dienstverrichter van de aansprakelijkheid betreffende de vaststelling van het tarief;
5) de dienstverrichter moet :
a) op de factuur die hij uitreikt en op het dubbel dat hij bewaart, de datum en het referentienummer vermelden van de verklaring bedoeld onder punt 3, b, hierboven, alsmede het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waar de verklaring werd ingediend;
b) binnen een door de Minister van Financiën bepaalde termijn een afschrift van iedere factuur die hij uitreikt met toepassing van het tarief van 12 pct. toesturen aan het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert;
B) de leveringen van gebouwen en de vestigingen, overdrachten en wederoverdrachten van zakelijke rechten op gebouwen die niet vrijgesteld zijn door artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek, wanneer die gebouwen :
-neen totale oppervlakte hebben, berekend volgens criteria vastgesteld door de Minister van Financiën, die voor huizen 190 m/2 en voor appartementen 100 m/2 niet overschrijdt
en
- hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, gebruikt worden als vaste privé-woning.
Het voordeel van het verlaagd tarief is onderworpen aan het vervullen van de volgende voorwaarden :
1) degene die het gebouw levert of een zakelijk recht op het gebouw vestigt, overdraagt of wederoverdraagt in omstandigheden waarbij de belasting opeisbaar wordt, moet :
a) vooraleer de belasting opeisbaar wordt overeenkomstig artikel 17 van het Wetboek, bij het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied waarin hij zijn woonplaats of maatschappelijke zetel heeft een eensluidend verklaard afschrift indienen van :
- de bouwvergunning die werd uitgereikt aan de oprichter van het onroerend goed dat wordt vervreemd of waarop een zakelijk recht wordt gevestigd, overgedragen of wederovergedragen;
- het (de) plan(s) met betrekking tot dat onroerend goed;
- in voorkomend geval, de basisakte;
- de verkoopovereenkomst;
b) bij de indiening van de stukken bedoeld onder a, de verklaring afleggen, in de vorm bepaald door de Minister van Financiën, dat het gebouw dat hij overdraagt of waarop hij een zakelijk recht vestigt, overdraagt of wederoverdraagt, de maximale toegestane oppervlakte hierboven bepaald niet overschrijdt en bestemd is om, hetzij uitsluitend, hetzij hoofdzakelijk, te worden gebruikt als vaste privé-woning.
Deze verklaring moet bovendien aangevuld en mede ondertekend worden door de verkrijger van het gebouw of van het zakelijk recht op het gebouw;
2) de door de vervreemder uitgereikte factuur en het dubbel dat hij moet bewaren moeten melding maken van het voorhanden zijn van de elementen die de toepassing van het verlaagd tarief rechtvaardigen;
3) binnen een door de Minister van Financiën bepaalde termijn moet de vervreemder een afschrift van iedere factuur die hij uitreikt met toepassing van het tarief van 12 pct. toesturen aan het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde waaronder hij ressorteert.
§ 2. De voorwaarden bedoeld onder § 1, A, eerste lid, en B, eerste lid, moeten vervuld blijven gedurende een periode die eindigt op :
A) wat de oprichting van een woning betreft, 31 december van het jaar na dat waarin het gebouw voor het eerst is opgenomen in het kohier van de onroerende voorheffing;
B) wat de levering van een gebouw en de vestiging, overdracht en wederoverdracht van zakelijke rechten op een gebouw die niet vrijgesteld zijn door artikel 44, § 3, 1°, van het Wetboek betreft, 31 december van het jaar na dat waarin de verkrijger voor het eerst onroerende voorheffing is verschuldigd voor dat gebouw.
Indien de bouwheer of verkrijger tijdens de hierboven genoemde periode wijzigingen aanbrengt waardoor de voorwaarden bedoeld onder § 1, A, eerste lid, en B, eerste lid, niet meer vervuld zijn, moet bij :
1° hiervan aangifte doen op het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde van het ambtsgebied waarin het gebouw is gelegen binnen de termijn van een maand vanaf de datum waarop de wijzigingen aangevangen worden;
2° het belastingvoordeel dat hij heeft genoten terugstorten aan de Staat.
§ 3. Het verlaagd tarief van 12 pct. is in geen geval van toepassing op :
A) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die geen betrekking hebben op de eigenlijke woning, zoals bebouwingswerkzaamheden, tuinaanleg en het oprichten van afsluitingen;
B) werk in onroerende staat en andere onroerende handelingen die tot voorwerp hebben de bestanddelen of een gedeelte van de bestanddelen van zwembaden, sauna's, midget-golfbanen, tennisterreinen en dergelijke installaties. ".
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1996.
Art. 3. Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Financiën en Buitenlandse Handel is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 1 december 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister,
Minister van Financiën en Buitenlandse Handel,
Ph. MAYSTADT