Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 SEPTEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging, inzonderheid op het vlak van het lange termijnsparen, van het KB/WIB 92.



Inhoudstafel:


Art. 1-22



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1994003524  1994003528 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 6 van het KB/WIB 92, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° het 1° wordt door de volgende bepaling vervangen : "de bijdragen bedoeld in artikel 52, 7° en 9°, van hetzelfde Wetboek, ingehouden door de schuldenaar van de beroepsinkomsten en de sommen bedoeld in artikel 52, 8°, van hetzelfde Wetboek, gestort door de belastingplichtige;";
  2° in 2°, worden de woorden "en sommen" ingevoegd tussen de woorden "bijdragen" en ", die".

Art.2. In artikel 6 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de inleidende zin wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De aftrekken bedoeld in de artikelen 23, § 2, en 68 tot 80 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden verricht volgens de in de artikelen 7 tot 10 vastgestelde wijze en in de hierna vermelde volgorde :";
  2° in 1°, vervangen door artikel 1, 1°, van dit besluit, worden de woorden "en 9°" geschrapt;
  3° het 6° wordt opgeheven.

Art.3. In artikel 7 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : "§ 1. De bijdragen en sommen vermeld in artikel 6, 1°, worden afgetrokken van de inkomsten waarop zij betrekking hebben.";
  2° in § 6, worden de woorden "in artikel 23, § 1," vervangen door de woorden "in de artikelen 27 en 31 tot 33,";
  3° in § 8, worden de woorden "in artikel 6, 1°, vermelde", vervangen door "in artikel 52, 7°, van hetzelfde Wetboek vermelde sociale".

Art.4. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.5. Het opschrift van afdeling XIII van hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift :
  "Werkgeversbijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 59, tweede en vierde lid)".

Art.6. In de inleidende zin van artikel 34 van hetzelfde besluit, worden de woorden "de artikelen 52, 3°, b, 5° en 9°, en 59," vervangen door de woorden "de artikelen 52, 3°, b en 5°, en 59,".

Art.7. In artikel 35 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in de inleidende zin van § 1 wordt het woord "bijdragen" vervangen door het woord "werkgeversbijdragen" en worden de woorden "in artikel 52, 3°, b, en 9°," vervangen door de woorden "in artikel 52, 3°, b,";
  2° in § 1, 2°, worden de woorden "de bijdragen die overeenkomstig artikel 52, 9°, van hetzelfde Wetboek op de bezoldigingen zijn ingehouden" vervangen door de woorden "de persoonlijke bijdragen vermeld in artikel 145/1, 1°, van hetzelfde Wetboek die door de werkgever op de bezoldigingen van de werknemer zijn ingehouden,";
  3° in § 2, wordt de inleidende zin vervangen door de volgende bepaling :
  "De bijdragen vermeld in § 1 mogen slechts van de belastbare inkomsten worden afgetrokken gedurende de normale duur van de beroepswerkzaamheid van elke werknemer en in zover, per werknemer, de genoemde bijdragen, verhoogd met de persoonlijke bijdragen vermeld in artikel 145/1, 1°, van hetzelfde Wetboek :";
  4° in de Franse tekst van § 2, 1° en 2°, eerste lid, wordt het woord "elles" telkens geschrapt.

Art.8. Afdeling XVII van hoofdstuk I van hetzelfde besluit, die de artikelen 50 tot 52 bevat, wordt opgeheven.

Art.9. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt, onmiddellijk na artikel 63, een afdeling XXVbis, die artikel 63/1 bevat, ingevoegd, luidend als volgt :
  "Afdeling XXVbis. - Persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 145/3, derde lid).
  Art. 63/1. De persoonlijke bijdragen voor aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood bedoeld in artikel 145/3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 worden voor de vermindering van het lange termijnsparen in aanmerking genomen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 34 en 35."

Art.10. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt, onmiddellijk na artikel 63/1, ingevoegd door artikel 9 van dit besluit, een afdeling XXVter, die de artikelen 63/2 tot 63/4 bevat, ingevoegd, luidend als volgt :
  "Afdeling XXVter. - Voorwaarden en wijze waarop de vermindering voor het lange termijnsparen wordt toegepast met betrekking tot premies van individuele levensverzekeringen en betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van hypotheekleningen (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 145/6, derde lid).
  Art. 63/2. Eenmalige premies of termijnpremies die de belastingplichtige heeft betaald ter uitvoering van levensverzekeringscontracten die hij individueel heeft gesloten, worden, binnen de grenzen gesteld in de artikelen 145/4 en 145/6, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, slechts in aanmerking genomen voor de vermindering voor het lange termijnsparen indien :
  1° de contracten zijn onderschreven bij Belgische ondernemingen of Belgische inrichtingen van buitenlandse ondernemingen die verbintenissen aangaan waarvan de uitvoering afhankelijk is van de duur van het menselijk leven, of bij openbare of private voorzorgsinstellingen waarvoor bijzondere wetten gelden;
  2° de verzekerde het bewijs van betaling van de premie overlegt, zomede een attest waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, waarbij de verzekeraar :
  a) bevestigt dat het contract aan al de in artikel 145/4 van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden voldoet;
  b) er zich toe verbindt de taxatiedienst van het ambtsgebied van de verzekerde in kennis te stellen van alle wijzigingen die aan het contract worden aangebracht.
  Art. 63/3. Betalingen voor de aflossing of wedersamenstelling van een hypothecaire lening die is aangegaan om een in België gelegen woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen en gewaarborgd is door een tijdelijke verzekering bij overlijden met afnemend kapitaal, worden, binnen de grenzen gesteld in artikel 145/6, eerste en tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, slechts in aanmerking genomen voor de vermindering voor het lange termijnsparen indien de belastingplichtige het bewijs van die betalingen overlegt, zomede een attest waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, waarbij de verzekeraar :
  a) bevestigt dat het verzekeringscontract en het leningscontract aan de in artikel 145/5 van hetzelfde Wetboek gestelde voorwaarden voldoen;
  b) er zich toe verbindt de taxatiedienst van het ambtsgebied van de belastingplichtige in kennis te stellen van alle wijzigingen die aan de contracten worden aangebracht.
  Art. 63/4. Premies betreffende een contract met kosteloze of betalende deelneming in de winst, worden tot hun nominale bedrag in aanmerking genomen voor de vermindering voor het lange termijnsparen.".

Art.11. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt, onmiddellijk na artikel 63/4, ingevoegd door artikel 10 van dit besluit, een afdeling XXVquater, die artikel 63/5 bevat, ingevoegd, luidend als volgt :
  "Afdeling XXVquater. - Inlichtingen te verstrekken betreffende betalingen voor pensioensparen (artikelen 21, 8°, 145/10, tweede lid, 145/12, zesde lid, en 263, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992).
  Art. 63/5. § 1. Binnen de twee maanden na het einde van ieder kalenderjaar waarin betalingen voor pensioensparen zijn verricht, moeten de instellingen en ondernemingen bedoeld in artikel 145/15 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de administratie van de directe belastingen een afschrift bezorgen van het attest dat zij aan iedere houder van een spaarrekening of ondertekenaar van een spaarverzekeringscontract hebben uitgereikt en waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde is vastgelegd ter uitvoering van artikel 145/9, eerste lid, 3°, van hetzelfde Wetboek.
  § 2. De Minister van Financiën of zijn gedelegeerde kan vergunning verlenen om de in § 1 bedoelde afschriften te vervangen door een magnetische informatiedrager.
  De vergunning vermeldt de na te leven voorwaarden en kan steeds worden ingetrokken.".

Art.12. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt, onmiddellijk na artikel 63/5, ingevoegd door artikel 11 van dit besluit, een afdeling XXVquinquies, die de artikelen 63/6 tot 63/9 bevat, ingevoegd, luidend als volgt :
  "Afdeling XXVquinquies. - Voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van pensioenspaarfondsen (artikel 145/16, 1°, Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992).
  Art. 63/6. § 1. Tot staving van de aanvraag die de beheersvennootschap indient om voor de toepassing van artikel 145/16, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 een Belgisch beleggingsfonds als pensioenspaarfonds te erkennen, moet die vennootschap verstrekken :
  1° een attest uitgereikt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen volgens hetwelk dit fonds is ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen overeenkomstig artikel 120 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten en afdeling I van hoofdstuk I van titel I van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging;
  2° de, eventueel gecoördineerde, tekst van de statuten van de beheersvennootschap;
  3° de lijst van de aandeelhouders van de beheersvennootschap en van ieders deelneming in het maatschappelijk kapitaal;
  4° indien zij bestaan, de drie laatste jaarrekeningen van de beheersvennootschap;
  5° de naam, voornamen, woonplaats en nationaliteit van de bestuurders, directeurs of andere personen die met het dagelijks bestuur van de beheersvennootschap zijn belast;
  6° de verbintenis van de beheersvennootschap de activa van het fonds en de inkomsten van die activa, na aftrek van de lasten, te beleggen overeenkomstig boek III van voormelde wet van 4 december 1990 en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en met inachtneming van de verplichtingen van artikel 145/11 van hetzelfde Wetboek;
  7° de naam, voornamen en woonplaats van een commissaris-revisor die volledige toegang heeft tot om het even welke bescheiden en geschriften van de beheersvennootschap zomede tot die van de bewaarnemer die betrekking hebben op de bewaargevingen van effecten en waarden van het fonds, waarbij de bewaarnemer zich akkoord verklaart met die vrije toegang;
  8° een attest van de bewaarnemer van het fonds waarbij :
  - hij zich ertoe verbindt aan alle verplichtingen overeenkomstig artikel 11 van voormeld koninklijk besluit van 4 maart 1991 te voldoen;
  - hij de eventuele waarborgen omschrijft die hij aanvaard heeft aan de deelnemers te geven;
  - hij de met de beheersvennootschap afgesloten overeenkomsten omschrijft;
  - hij de verbintenis aangaat aan de Minister van Financiën alle wijzigingen die ter zake zouden intreden mede te delen.
  § 2. Om het erkenningsdossier doorlopend te kunnen bijwerken, licht de beheersvennootschap de Minister van Financiën onverwijld in over de wijzigingen die moeten worden aangebracht in de tot staving van de aanvraag medegedeelde stukken en zendt hem de jaarrekening zodra die door de algemene vergadering is goedgekeurd.
  Art. 63/7.
  § 1. Het naleven van de verplichtingen bedoeld in artikel 145/11, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt nagegaan op grond van de in § 2 bedoelde bescheiden die door de beheersvennootschap bij de Minister van Financiën worden ingediend uiterlijk één maand na het einde van ieder volledig kalenderkwartaal sedert de erkenning van het fonds, ondertekend door de twee bestuurders bedoeld in artikel 3, § 1, 8°, van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging en zonder enig voorbehoud gewaarmerkt door de in artikel 63/6, § 1, 7°, bedoelde commissaris-revisor.
  § 2. De in § 1 bedoelde bescheiden worden gevormd door de gedetailleerde toestand van het fonds zoals die is opgesteld op het einde van de laatste bankwerkdag van iedere maand die deel uitmaakt van ieder kalenderkwartaal.
  Die bescheiden geven de gedetailleerde samenstelling van het fonds op het einde van de maand, de waardering van respectievelijk elk element van het patrimonium en van het geheel van dit laatste overeenkomstig de in § 3 vermelde regels, enerzijds in kapitaal, anderzijds in inkomsten, evenals de netto inschrijvingen in kapitaal bij het fonds voor ieder van de drie voorgaande maanden.
  § 3. De methodes tot waardering van het patrimonium van het fonds moeten beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in artikel 68, § 1, van voormeld koninklijk besluit van 4 maart 1991 en moeten overeenstemmen met de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 8 maart 1994 op de boekhouding en de jaarrekening van bepaalde instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.
  Wanneer er voor een element van het patrimonium geen gereglementeerde liquide markt bestaat, moeten de in het eerste lid bedoelde methodes tot waardering in het bijzonder door een commissaris-revisor zijn aanvaard.
  § 4. De voorwaarden bedoeld in artikel 145/11, van hetzelfde Wetboek worden beschouwd als nageleefd indien uit de in §§ 1 en 2 bedoelde bescheiden blijkt :
  a) dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal van de aandelen die een fractie van het maatschappelijk kapitaal van vennootschappen naar Belgisch recht vertegenwoordigen hoger is dan 30 pct. van de refertewaarde van het fonds;
  b) dat de op grond van de toestand op het einde van iedere maand van het kalenderkwartaal berekende totale gemiddelde waarde in kapitaal, enerzijds, van de buitenlandse op een Belgische beurs genoteerde effecten of de delen van Belgische gemeenschappelijke beleggingsfondsen die door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ingeschreven zijn op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen, en anderzijds, van de tegoeden op rekening in Belgische frank bij één van de in artikel 145/15, eerste lid, van hetzelfde Wetboek vermelde instellingen of ondernemingen, niet hoger is dan 10 pct. van de refertewaarde van het fonds;
  c) dat de refertewaarde van het fonds die dient om de in a en b van deze paragraaf bedoelde coëfficiënten te meten, voor ieder kalenderkwartaal wordt bepaald door de gemiddelde waarde in kapitaal van het fonds te verminderen met een derde van de waarde in kapitaal van de netto inschrijvingen bij het fonds tijdens de derde maand die voorafgaat aan het kalenderkwartaal waarvoor de refertewaarde wordt berekend, met twee derde van de netto inschrijvingen tijdens de tweede maand die het betrokken kwartaal voorafgaat en met het totaal van dezelfde inschrijvingen tijdens de maand die hetzelfde kalenderkwartaal voorafgaat.
  Art. 63/8.
  § 1. De erkenning van het fonds wordt ingetrokken :
  1° wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de inschrijving van het pensioenspaarfonds op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen herroept;
  2° wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de vereffening van het fonds vaststelt;
  3° wanneer de beheersvennootschap de in artikel 63/6, § 2, bedoelde bescheiden en inlichtingen niet meedeelt;
  4° indien uit de in artikel 63/7 bedoelde bescheiden blijkt dat de beheersvennootschap of de bewaarnemer de aangegane verbintenissen niet naleeft.
  De Minister van Financiën kan evenwel op gemotiveerd verzoekschrift van de beheersvennootschap een uitstel van ten hoogste drie maanden verlenen om de vastgestelde ontoereikendheid recht te zetten.
  § 2. Van de intrekking van de erkenning en van de toekenning van het in § 1, tweede lid, bedoelde uitstel, wordt kennis gegeven aan de beheermaatschappij, aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, aan de bewaarnemer en aan de in artikel 63/6, § 1, 7°, bedoelde commissaris-revisor.
  § 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen geeft de Minister van Financiën onverwijld kennis van de in § 1, eerste lid, 1°, vermelde herroeping of van de in § 1, eerste lid, 2° versnelde vaststelling.
  Art. 63/9. De toekenning en de intrekking van de erkenning worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.".

Art.13. In hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt, onmiddellijk na artikel 63/9, ingevoegd door artikel 12 van dit besluit, een afdeling XXVsexies, die artikel 63/10 bevat, ingevoegd, luidend als volgt :
  "Afdeling XXVsexies. - Vermindering voor uitgaven betaald voor prestaties in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 145/22).
  Art. 63/10. De in artikel 145/21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde uitgaven komen slechts voor belastingvermindering in aanmerking :
  1° ten belope van de nominale waarde van de PWA-cheques die op naam van de belastingplichtige zijn uitgegeven en die hij tijdens het belastbaar tijdperk bij de uitgever heeft aangekocht, verminderd met de nominale waarde van die PWA-cheques die in de loop van datzelfde belastbaar tijdperk aan de uitgever zijn terugbezorgd;
  2° op voorwaarde dat de belastingplichtige tot staving van zijn aangifte in de inkomstenbelastingen het attest overlegt vermeld in de reglementering betreffende de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen en uitgereikt door de uitgever van de PWA-cheques.".

Art.14. In artikel 115 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, worden de woorden "ter uitvoering van artikel 125, 1°, van hetzelfde Wetboek erkende beleggingsfondsen" vervangen door de woorden "ter uitvoering van artikel 145/16, 1°, van hetzelfde Wetboek erkende pensioenspaarfondsen";
  2° in § 2, worden de woorden "artikel 125, 2°," vervangen door de woorden "artikel 145/16, 2°,".

Art.15. In artikel 117 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 7, worden de woorden "beleggingsfonds" en de woorden "artikel 125, 1°," respectievelijk vervangen door de woorden "pensioenspaarfonds" en "artikel 145/16, 1°,";
  2° in § 8, worden de woorden "artikel 125, 2°," vervangen door de woorden "artikel 145/16, 2°,".

Art.16. In artikel 118 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 oktober 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, 4°, tweede streepje, wordt het woord "beleggingsfonds" vervangen door het woord "pensioenspaarfonds";
  2° in § 1, 4°, derde streepje, worden de woorden "artikel 124, eerste lid," vervangen door de woorden "artikel 145/15, eerste lid,";
  3° in § 1, 5°, derde streepje, worden de woorden "artikel 124, eerste lid," vervangen door de woorden "artikel 145/15, eerste lid,";
  4° in § 2, wordt het woord "beleggingsfonds" vervangen door het woord "pensioenspaarfonds".

Art.17. In artikel 119, § 1, 3°, wordt het woord "beleggingsfondsen" vervangen door het woord "pensioenspaarfondsen".

Art.18. In artikel 124 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 1°, worden de woorden "de artikelen 130 tot 170, 178, 517 en 518" vervangen door de woorden "de artikelen 130 tot 170, 178, 515bis, vierde lid, 516, 517 en 518";
  2° in 2°, worden de woorden "de artikelen 171 tot 174 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 171 tot 174 en 519, van hetzelfde Wetboek";
  3° in 2°, gewijzigd bij het 2° van dit artikel, worden de woorden "de artikelen 171 tot 174 en 519 van hetzelfde Wetboek" vervangen door de woorden "de artikelen 171 tot 174, 515bis, vijfde lid, 515ter en 519 van hetzelfde Wetboek".

Art.19. Artikel 205, 3°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.20. Ingetrokken worden :
  1° het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de belastingvermindering voor uitgaven betaald aan een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;
  2° het koninklijk besluit van 24 augustus 1994 tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van belastingvermindering voor uitgaven betaald voor in het kader van plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen te verrichten prestaties.

Art.21. § 1. De artikelen 1, 3 en 18, 2° hebben uitwerking met ingang van aanslagjaar 1992.
  § 2. De artikelen 2, 1° en 3°, 4, 8, 10 tot 12 en 14 tot 18, 1° en 3°, zijn van toepassing vanaf het aanslagjaar 1993.
  § 3. De artikelen 2, 2°, 5 tot 7 en 9 zijn van toepassing vanaf het aanslagjaar 1994.
  § 4. Artikel 19 treedt in werking op 1 januari 1993.
  § 5. Artikel 13 is van toepassing met ingang van het aanslagjaar 1995.
  § 6. Artikel 20 treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 22. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 1 september 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT