10 APRIL 1995. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere procedureregels voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging. (NOTA : opgeheven voor wat de bevoegdheden van de Vlaamse Overheid betreft <BVR2009-06-05/04, art. 20, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2009>) (NOTA : Opgeheven voor de Waalse Overheidsdienst bij BWG2012-11-08/05, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-12-2012) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-04-1995 en tekstbijwerking tot 21-11-2012)
HOOFDSTUK I. - (Lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging.) <KB 1999-12-15/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Verdeling van de (deelnemers aan de volksraadpleging) en kiesbureaus. <KB 1999-12-15/34, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - De stembiljetten.
Art. 5-6
HOOFDSTUK IV. - Inrichting van de stemlokalen en stemming.
Art. 7-8
HOOFDSTUK V. - Stemopneming.
Art. 9-17
HOOFDSTUK VI. - Geautomatiseerde stemming.
Art. 18
HOOFDSTUK VIbis. - Volmachtformulier. <KB 1999-12-15/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art. 18bis, 18ter
HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling.
Art. 19
HOOFDSTUK I. - (Lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging.)
Artikel 1. Op de dertigste dag voor de raadpleging maakt het college van burgemeester en schepenen een lijst op van de (deelnemers aan de volksraadpleging). <KB 1999-12-15/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
(Op die lijst worden vermeld de personen bedoeld in artikel 322, § 4, tweede lid, van de nieuwe gemeentewet.) <KB 1999-12-15/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Voor elke persoon die voldoet aan (de deelnemingsvoorwaarden aan de volksraadpleging), vermeldt (de lijst van de deelnemers aan de volksraadpleging) de naam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht en de hoofdverblijfplaats. De lijst wordt volgens een doorlopende nummering en eventueel per wijk van de gemeente opgemaakt, ofwel in alfabetische volgorde van (de deelnemers aan de volksraadpleging), ofwel geografisch volgens de straten. <KB 1999-12-15/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
HOOFDSTUK II. - Verdeling van de (deelnemers aan de volksraadpleging) en kiesbureaus.
Art.2. De verdeling van de (deelnemers aan de volksraadpleging) over de stemafdelingen geschiedt overeenkomstig artikel 8 van de gemeentekieswet. <KB 1999-12-15/34, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art.3. Het college van burgemeester en schepenen benoemt uit de (deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging) een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter van het hoofdbureau. <KB 1999-12-15/34, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
De voorzitters van de stembureaus worden door de voorzitter van het hoofdbureau uit de (deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging) benoemd. <KB 1999-12-15/34, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
De artikelen 12 tot 20 van de gemeentekieswet zijn van overeenkomstige toepassing op de gemeentelijke volksraadpleging.
Art.4. Ten minste vijftien dagen voor de raadpleging zendt het college van burgemeester en schepenen een oproepingsbrief aan elke (deelnemer aan de volksraadpleging) op de plaats waar deze is ingeschreven in het bevolkingsregister. Kan een oproepingsbrief niet aan de (deelnemer aan de volksraadpleging) worden bezorgd, dan wordt hij op de gemeentesecretarie neergelegd, waar de (deelnemer aan de volksraadpleging) hem kan afhalen tot op de dag van de stemming, 's middags. <KB 1999-12-15/34, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
De oproepingsbrief vermeldt de dag waarop en het lokaal waar de (deelnemer aan de volksraadpleging) kan deelnemen aan de raadpleging, alsook de uren van opening en sluiting van de stemming. <KB 1999-12-15/34, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Bovendien wordt het bericht van oproeping ten minste twintig dagen voor de raadpleging in de gemeente ter kennis gebracht door aanplakking.
HOOFDSTUK III. - De stembiljetten.
Art.5. Het college van burgemeester en schepenen maakt het stembiljet op met inachtneming van de volgende voorschriften.
Het stembiljet vermeldt de vraagstelling.
Achter de vraag of vragen staan telkens de woorden "ja" en "neen".
De woorden "ja" en "neen" worden telkens gevolgd door een stemvak.
De stemvakken zijn zwart, met in het midden een stipje van dezelfde kleur als het papier. Het stempapier is wit van kleur.
In ieder geval moeten de stembiljetten volkomen gelijk zijn.
Art.6. Artikel 32 van de gemeentekieswet is van overeenkomstige toepassing op de gemeentelijke volksraadpleging.
HOOFDSTUK IV. - Inrichting van de stemlokalen en stemming.
Art.7. Het stemlokaal en de stemhokjes worden ingericht volgens model III, dat bij het Kieswetboek gevoegd is.
Er is ten minste één stemhokje per tweehonderd kiezers.
Art.8. De voorschriften met betrekking tot de handhaving van de orde vervat in de artikelen 108, 109, 110, 111 en 114 van het Kieswetboek en de bepalingen van de artikelen 40, § 2, en 42 van de gemeentekieswet, zijn van toepassing op de gemeentelijke volksraadpleging.
HOOFDSTUK V. - Stemopneming.
Art.9. Na het afsluiten van de stemming deelt elk stembureau onverwijld aan de voorzitter van het hoofdbureau mee (hoeveel personen aan de gemeentelijke volksraadpleging hebben deelgenomen). <KB 1999-12-15/34, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
(Wanneer de voorzitter van het hoofdbureau vaststelt dat de in artikel 322, § 6, van de nieuwe gemeentewet bedoelde deelnemingsdrempel is bereikt, gelast hij onmiddellijk de stemopneming.) <KB 1999-12-15/34, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art.10. In gemeenten waar het kiescollege niet meer dan een stemafdeling uitmaakt, gaat het enige stembureau over tot het opnemen van de stemmen.
In gemeenten waar het kiescollege twee of drie stemafdelingen omvat, doet het hoofdbureau de stemopneming voor de verschillende afdelingen.
Art.11. In gemeenten waar meer dan drie stemafdelingen zijn wordt per 5000 (deelnemers aan de volksraadpleging) een stemopnemingsbureau ingericht. <KB 1999-12-15/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Elk stemopnemingsbureau bestaat uit een voorzitter, een secretaris, vier bijzitters en vier plaatsvervangende bijzitters.
De voorzitter en de bijzitters worden uit de (deelnemers aan de gemeentelijke volksraadpleging) aangewezen door de voorzitter van het hoofdbureau. <KB 1999-12-15/34, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art.12. Vooraleer de stemopnemingsbureaus overgaan tot het opnemen van de stemmen worden alle stembiljetten van alle stembureaus dooreengemengd.
Art.13. De voorzitter en de leden van het stemopnemingsbureau vouwen de stembiljetten open en delen ze in de volgende categorieën in :
1° stembiljetten met geldige stemmen;
2° twijfelachtige stembiljetten;
3° blanco of ongeldige stembiljetten.
Wanneer deze indeling van de stembiljetten beëindigd is, worden deze zonder verandering van de indeling onderzocht door de leden van het bureau, die hun opmerkingen en bezwaren aan het bureau voorleggen.
De bezwaren en de beslissing van het bureau worden in het procesverbaal opgenomen.
De twijfelachtige stembiljetten en die waartegen bezwaar is ingebracht, worden volgens de beslissing van het bureau gevoegd bij de categorie waartoe zij behoren.
De stembiljetten van elke categorie worden achtereenvolgens door de leden van het bureau geteld.
Alle stembiljetten, ingedeeld zoals hierboven is bepaald, worden in afzonderlijke omslagen gesloten.
Het bureau stelt vervolgens het gezamenlijk aantal geldige stembiljetten vast, het aantal blanco of ongeldige stembiljetten en voor elke vraag het aantal ja en neen stemmen.
Al die getallen worden in het proces-verbaal vermeld.
Art.14. Ongeldig zijn : 1° alle andere stembiljetten dan die krachtens dit besluit mogen worden gebruikt;
2° de stembiljetten waarop de vraag of vragen tegelijk met ja en neen werden beantwoord;
3° de stembiljetten waarvan de vorm en de afmetingen veranderd zijn, die binnenin een papier of enig voorwerp bevatten of die de kiezer herkenbaar maken door een teken, een doorhaling of een niet geoorloofd merk.
Art.15. Het proces-verbaal van de verrichtingen wordt staande de vergadering opgemaakt en door de leden van het bureau ondertekend.
Art.16. De voorzitter van het stembureau overhandigt onverwijld het proces-verbaal aan de voorzitter van het hoofdbureau. De voorzitter van het hoofdbureau zorgt voor de bewaring van alle processen-verbaal.
Art.17. <KB 1999-12-15/34, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000> De voorzitter van het hoofdbureau deelt de uitslag van de raadpleging mee aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gouverneur van de provincie.
Het college van burgemeester en schepenen doet het nodige voor de aanplakking van de resultaten aan het gemeentehuis, terwijl de gouverneur zorgt voor de publicatie in het Bestuursmemoriaal van de Provincie.
Eenieder kan er een afschrift van bekomen volgens de regels vastgelegd in de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten en, in voorkomend geval, in het dienaangaande gemeentelijk reglement.
HOOFDSTUK VI. - Geautomatiseerde stemming.
Art.18. De gemeenten die beschikken over een geautomatiseerd stemsysteem kunnen dit gebruiken voor het houden van een gemeentelijke volksraadpleging.
HOOFDSTUK VIbis. - Volmachtformulier.
Art. 18bis. <Ingevoegd bij KB 1999-12-15/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Het volmachtformulier dat moet worden gebruikt voor de volksraadpleging stemt overeen met het model dat voorkomt in bijlage 1.
De tekst van artikel 147bis van het Kieswetboek wordt afgedrukt op de keerzijde van het volmachtformulier met dien verstande dat de woorden "kiezer" en "kiezers" telkens vervangen worden door respectievelijk de woorden "deelnemer aan de volksraadpleging" en "deelnemers aan de volksraadpleging" en dat de woorden "verkiezing" en "verkiezingen" telkens vervangen worden door respectievelijk de woorden "volksraadpleging" en "volksraadplegingen".
Art. 18ter. <Ingevoegd bij KB 1999-12-15/34, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2000> In het geval waarin artikel 147bis, § 1, 7°, van het Kieswetboek voorziet, stemt het getuigschrift uitgereikt door de burgemeester overeen met het model dat voorkomt in bijlage 2.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepaling.
Art. 19. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 april 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
J. VANDE LANOTTE