20 JULI 1994. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het financieel en materieel beheer van de Vlaamse Onderwijsraad.
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De begroting.
Art. 2-7
HOOFDSTUK III. - De comptabiliteit en aflegging der rekeningen.
Art. 8
HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Art. 9-10
HOOFDSTUK V. - Controle.
Art. 11
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. § 1. Dit besluit regelt het financieel en materieel beheer van de Vlaamse Onderwijsraad.
§ 2. De bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit zijn van toepassing op de Vlaamse Onderwijsraad, tenzij in dit besluit anders is bepaald.
HOOFDSTUK II. - De begroting.
Art.2. De Vlaamse Onderwijsraad maakt jaarlijks een begroting op van de ontvangsten en de uitgaven, volgens de richtlijnen verstrekt door de Vlaamse regering.
Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.
Art.3. De begroting wordt onderverdeeld in twee delen :
- de ontvangsten;
- de uitgaven.
Ze omvat alle inkomsten en alle uitgaven, welke de herkomst en de oorzaak ervan ook mogen zijn.
Art.4. De ontvangsten bestaan uit :
1. het over te dragen saldo;
2. de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap;
3. de sommen die de Vlaamse Onderwijsraad gedurende het betreffende begrotingsjaar zal ontvangen;
4. de schenkingen en legaten;
5. andere toevallige inkomsten.
Art.5. De uitgaven hebben betrekking op de sommen die tijdens het begrotingsjaar verschuldigd zijn wegens verbintenissen ontstaan tijdens het begrotingsjaar en wegens overgedragen verbintenissen van vorige begrotingsjaren.
Art.6. Het ontwerp van begroting van de Vlaamse Onderwijsraad wordt opgemaakt door de algemene raad en goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs en door de Vlaamse minister bevoegd voor financiën en begroting.
De begroting wordt aan de Vlaamse Raad meegedeeld in bijlage aan het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.7. De goedkeuring van de begroting van de Vlaamse Onderwijsraad is verworven door de afkondiging van het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Ingeval de begroting van de Vlaamse Gemeenschap niet is goedgekeurd voor de aanvang van het begrotingsjaar, mogen dezelfde verrichtingen als deze die voor de vorige begroting waren toegestaan, worden uitgevoerd naar rato van 1/12 per maand vanaf 1 januari.
HOOFDSTUK III. - De comptabiliteit en aflegging der rekeningen.
Art.8. Uiterlijk op 30 april na het jaar van de dienst waarop ze betrekking hebben worden door de algemene raad opgesteld :
- een rekening van uitvoering van de begroting;
- een beheersrekening;
- een staat van activa en passiva.
Deze rekeningen worden goedgekeurd door de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, die ze overmaakt aan de Vlaamse minister bevoegd voor financiën en begroting. Deze maakt ze vóór 31 mei van hetzelfde jaar over aan het Rekenhof.
HOOFDSTUK IV. - Beheer.
Art.9. Het bedrag van de uitgaven mag het bedrag van de ontvangsten niet overschrijden, en het dient tevens binnen de grenzen van de goedgekeurde limitatieve kredieten te blijven.
Overschrijding van de limitatieve kredieten moet voorafgaandelijk door de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs worden toegestaan op advies van respectievelijk de commissaris van de Vlaamse regering bij de Vlaamse Onderwijsraad, en de Vlaamse minister bevoegd voor financiën en begroting.
Art.10. Op het einde van het begrotingsjaar worden overgedragen :
- het kassaldo;
- de vastgestelde rechten;
- de nog openstaande verbintenissen.
HOOFDSTUK V. - Controle.
Art.11. Het Rekenhof en de Administratie Financiën en Begroting van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen de comptabiliteit ter plaatse controleren. Zij mogen zich te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen doen verstrekken betreffende de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
De uitgaven worden vereffend en betaald zonder tussenkomst van het Rekenhof.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1994.
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs en de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, zijn, ieder wat hem/haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 juli 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER