20 JULI 1994. - Besluit van de Vlaamse regering houdende maatregelen ter uitvoering van het project " diversificatie van de studiekeuze van meisjes in de opleidingen door technisch en beroepssecundair onderwijs " in het voltijds secundair onderwijs.
Art. 1-7
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde scholen voor voltijds secundair onderwijs waar technisch of beroepssecundair onderwijs wordt aangeboden.
Het is niet toepasselijk op het aanvullend secundair beroepsonderwijs en op het buitengewoon secundair onderwijs.
Art.2. § 1. De Vlaamse regering kan ten behoeve van het project " Diversificatie van de studiekeuze van meisjes in de opleidingen voor technisch en beroepssecundair onderwijs " maximaal 32 van de in artikel 1 bedoelde scholen aanwijzen. Van deze scholen behoren maximum acht scholen tot het Gemeenschapsonderwijs, maximaal acht tot het gesubsidieerd officieel onderwijs en maximaal zestien tot het gesubsidieerd vrij onderwijs.
§ 2. De Vlaamse regering hecht haar goedkeuring aan de lijst van scholen voorgesteld door :
1° de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs;
2° de representatieve verenigingen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs;
3° de inrichtende macht wanneer die niet door een representatieve vereniging wordt vertegenwoordigd.
Art.3. De scholen in kwestie kunnen aanspraak maken op ee extra aantal wekelijkse uren-leraar indien de bevoegde inrichtende macht van deze scholen :
1° vóór 15 september van het schooljaar in kwestie bij de administratie een aanvraag indient;
2° een aanwendingsplan overlegt dat de volgende verbintenissen inhoudt :
a) meisjes van het technisch en beroepssecundair onderwijs aanzetten tot het volgen van het volledige opleidingsaanbod;
b) via drempelverlagende initiatieven de meisjes ertoe aanzetten om bepaalde industrieel-technische richtingen te volgen;
c) de regionale bedrijfswereld bij deze initiatieven betrekken;
d) de ouders informeren;
e) een model voor de integratie van het diversificatiebeleid uitwerken;
f) voor alle in artikel 1 bedoelde scholen een strategie ontwikkelen voor het nuttig toepassen van de ervaring, opgedaan in het project;
g) afsluiten van het project op het einde van het schooljaar 1995-1996.
Art.4. Het extra aantal wekelijkse uren-leraar dat aan de scholen toegekend kan worden, wordt vastgesteld als volgt :
1° voor het schooljaar 1994-1995 :
a) acht extra uren-leraar voor de scholen die reeds tijdens het schooljaar 1993-1994 aan het project deelnamen;
b) vier extra uren-leraar voor de scholen die voor het eerst aan het project deelnemen;
c) zestien extra uren-leraar, te verdelen door de Vlaamse regering, bestemd voor één of meer scholen voorgesteld door de in artikel 2, § 2, genoemde organisaties;
2° voor het schooljaar 1995-1996 :
a) elf extra uren-leraar voor de scholen die in het schooljaar 1994-1995, voor het eerst aan het project deelnemen; van deze uren-leraar kunnen maximum 2 uren overgedragen worden naar scholen die tijdens het schooljaar 1993-1994 aan het project deelnamen; deze overdracht is beperkt tot scholen die behoren tot dezelfde scholengemeenschap of tot hetzelfde net, overeenkomstig artikel 3, § 6, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
b) zestien bijkomende uren-leraar, te verdelen door de Vlaamse regering bestemd voor één of meer scholen voorgedragen door de in artikel 2, § 2, genoemde organisaties.
Art.5. De oveeenkomstig artikel 4 extra uren-leraar mogen uitsluitend worden aangewend voor het onderwijzen van de vakken voorzien in het wekelijkse lessenrooster enerzijds en voor het verlenen van pedagogische ondersteuning anderzijds. In het laatste geval worden de uren-leraar beschouwd als " uren die geen lesuren zijn " voor de toepassing van de reglementering inzake bekwaamheidsbewijzen, weddeschalen, prestatiestelsel en bezoldigingsregeling en inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling.
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1994 en houdt op van kracht te zijn op 31 augustus 1996.
Art. 7. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 juli 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE