15 JUNI 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 augustus 1972 tot vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage en van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1983 betreffende de studietoelagen voor hoger onderwijs.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 23 augustus 1972 tot vaststelling van de minvermogendheid van de kandidaten voor een studietoelage, wordt vervangen als volgt :
" § 1. Bij het berekenen van de grondslag om een studietoelage toe te kennen, wordt rekening geouden met een referentiebedrag, gesteund op het in het aanslagbiljet vermelde gezamenlijk belastbaar inkomen, maar verhoogd met de in artikel 104, eerste lid, 3° tot 6°, 8° en 11° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aftrekken, die overeenkomstig de in de artikelen 105 tot 112 van hetzelfde Wetboek bepaalde grenzen en voorwaarden effectief afgetrokken, en met de effectief afzonderlijk belaste inkomsten.
Dit inkomen wordt evenwel verminderd met de in artikel 145.1., 2° en 3° van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 vermelde bedragen voor levensverzekeringen en aflossingen van hypothecaire leningen, zoals zij effectief voor belastingvermindering in aanmerking werden genomen overeenkomstig de in de artikelen 145.2., 145.4., 145.5., 145.6., 145.17., 145.18., 145.19. en 145.20. van hetzelfde Wetboek bepaalde grenzen en voorwaarden. "
Art.2. Artikel 10, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 1983 betreffende de studietoelagen voor hoger onderwijs, wordt vervangen als volgt :
" § 1. Bij het berekenen van de grondslag om een studietoelage toe te kennen wordt rekening gehouden met een referentiebedrag, gesteund op het in het aanslagbiljet vermelde gezamenlijk belastbaar inkomen, maar verhoogd met de in artikel 104, eerste lid, 3° tot 6°, 8° en 11°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aftrekken, die overeenkomstig de in de artikelen 105 tot 112 van hetzelfde Wetboek bepaalde grenzen en voorwaarden effectief werden afgetrokken, en met de effectief afzonderlijk belaste inkomsten.
Dit inkomen wordt evenwel verminderd met de in artikel 145.1., 2° en 3°, van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992 vermelde bedragen voor levensverzekeringen en aflossingen van hypothecaire leningen, zoals zij effectief voor belastingvermindering in aanmerking werden genomen overeenkomstig de in de artikelen 145.2., 145.4., 145.5., 145.6., 145.17., 145.18., 145.19. en 145.20. van hetzelfde Wetboek bepaalde grenzen en voorwaarden. "
Art.3. Indien voor het vaststellen van het referentiebedrag wordt uitgegaan van de belastingtoestand van een kalenderjaar vóór 1992 wordt het referentiebedrag gesteund op het in het aanslagbiljet vermeld gezamenlijk belastbaar inkomen, doch vooreerst verhoogd met :
1° de in artikel 71, 4° tot 7°, 9° en 10° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen bedoelde aftrekken;
2° de ingevolge artikel 72 van hetzelfde Wetboek in mindering gebrachte bedragen voor pensioensparen;
3° de ingevolge artikel 13, § 3, van de wet van 7 december 1988 houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen in mindering van het beroepsinkomen gebrachte bedragen voor aanschaffing van aandelen van de werkgever;
4° de effectief afzonderlijk belaste inkomsten.
Art.4. Dit besluit treedt in werking met ingang van het school- en academiejaar 1994-1995.
Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 juni 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE