Art. 2. De personeelsleden bedoeld in artikel 1 hoeven in afwijking van artikel 2, 1° van het besluit van de Vlaamse Executieve van 4 december 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de indienstneming bij arbeidsovereenkomst in sommige openbare instellingen, die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en/of van het Vlaamse Gewest geen onderdanen te zijn van één van de lidstaten van de Europese Gemeenschap.

Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1993 en houdt op van kracht te zijn, hetzij bij het beëindigen van het samenwerkingsakkoord van 22 september 1992 tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten betreffende het begeleidingsplan, hetzij bij een besluit van de Vlaamse regering.

Art. 4. De contractuele personeelsleden vermeld in artikel 1 hebben recht op de salarisschaal, het gewaarborgd minimumloon, de haard- of standplaatstoelage, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en de vergoedingen en toelagen onder dezelfde voorwaarden als een ambtenaar met hetzelfde of een gelijkwaardig ambt.

Art. 5. De Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 23 februari 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Tewerkstelling en Sociale Aangelegenheden,
Mevr. L. DETIEGE