16 MAART 1994. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers.
Art. 1-7
BIJLAGEN.
Art. N3, N4
Artikel 1. Artikel 11, § 1, eerste alinea, 1° tot 7° van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers wordt vervangen door volgende bepalingen :
" De toelage bestaat uit :
1° Een forfaitaire toelage van 486,66 frank per gepresteerd uur als tegemoetkoming in de salariskosten van de help(st)ers;
2° Een toelage van 733 008 frank per jaar voor één maatschappelijk assistent(e) of sociaal verpleegkundige per 150 geholpen gezinnen;
3° Een toelage van 733 008 frank per jaar en per 200 geholpen gezinnen, bestemd voor administratiekosten;
4° Een toelage voor één diensthoofd per jaar en per 150 full-time equivalente help(st)ers van :
a) 934 028 frank voor een diensthoofd met niet-universitaire opleiding;
b) 1 053 491 frank voor een diensthoofd met universitaire opleiding;
5° Een forfaitaire toelage van 11 487 frank per 15 full-time equivalente help(st)ers voor coördinatiekosten;
6° Een toelage van 0,46 frank per prestatieuur voor syndicale premie en vorming;
7° Een forfaitair bedrag van 3 446 frank per tewerkgesteld personeelslid per jaar voor de betaling van een bijzondere premie of vergoeding; deze toelage wordt slechts toegekend in de mate het bewijs wordt geleverd dat ze werkelijk wordt uitbetaald. "
Art.2. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Artikel 14. De subsidiebedragen vermeld in artikel 11 zijn uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 1993. Binnen de perken van de begroting worden deze subsidiebedragen geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Binnen de perken van de begroting worden de subsidiebedragen vermeld in artikel 11, § 1, 1° verhoogd met het bedrag waarmee het gemiddelde uursalaris vermeld in bijlage 1 wordt verhoogd, met inbegrip van de werkgeversbijdrage voor sociale zekerheid voor handarbeiders.
Binnen de perken van de begroting worden de subsidiebedragen vermeld in artikel 11, § 1, 1°, 2°, 3° en 4° verhoogd met het gemiddelde bedrag waarmee de salarisschaal vermeld in bijlage 2 wordt verhoogd, met inbegrip van het vakantiegeld en van de werkgeversbijdrage inzake sociale zekerheid voor hoofdarbeiders.
De bedragen vermeld in bijlage 1 en 2 zijn gebonden aan het spilindexcijfer van toepassing op 1 januari 1993.
Als de salarissen niet aangepast worden bij het begin van een trimester, worden de toelagen gedurende dit trimester aangepast vanaf het begin van het betreffende trimester op basis van een coëfficiënt vastgesteld door de minister. "
Art.3. Artikel 16, § 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 1. Erkende diensten die collectieve bijscholing of individuele werkbegeleiding geven aan de help(st)ers, kunnen per uur bijscholing per help(st)er een subsidie krijgen van 459,13 frank. Deze toelage is uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex van toepassing op 1 januari 1993.
Binnen de perken van de begroting wordt deze toelage geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
De toelage wordt slechts toegekend als de duur van de individuele werkbegeleiding minstens 1 uur of van de collectieve bijscholing minstens 2 uur bedraagt, en er aan de collectieve bijscholing minstens 12 help(st)ers deelnemen.
Indien verschillende diensten samen een collectieve bijscholing inrichten, wordt de toelage onder hen verdeeld in verhouding tot het aantal help(st)ers dat van iedere dienst de bijscholing volgt. "
Art.4. Artikel 16, § 4, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.5. De bijlagen bij dit besluit worden als bijlage gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.
Art.7. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 maart 1994.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
BIJLAGEN.
Art. N3. Bijlage 3. Uursalaris voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers. Ancienniteit 01/01/1993 01/11/1993 01/11/1994 0 279,61 285,20 288,05 1 283,45 289,12 292,01 2 287,28 293,03 295,96 3 310,63 316,84 320,01 4 313,70 319,97 323,17 5 316,76 323,10 326,33 6 319,83 326,23 329,49 7 322,90 329,36 332,65 8 325,97 332,49 335,81 9 329,04 335,62 338,98 10 332,11 338,75 342,14 11 335,18 341,88 345,30 12 347,22 354,16 357,71 13 350,90 357,92 361,50 14 354,58 361,67 365,29 15 358,26 365,43 369,08 16 361,94 369,18 372,87 17 365,62 372,93 376,66 18 369,30 376,69 380,45 19 372,98 380,44 384,24 20 376,66 384,19 388,04 21 380,05 387,96 391,84 22 384,03 391,71 395,63 23 387,71 395,46 399,42 24 391,39 399,22 403,21 25 395,07 402,97 407,00 26 398,75 406,73 410,79 27 402,43 410,48 414,58 28 406,11 414,23 418,37 29 409,79 417,99 422,17
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
Art. N4. Bijlage 4. Salarisschaal voor aanpassing van de subsidiebedragen voor maatschappelijk assistenten of sociaal verpleegkundigen, administratiekosten en diensthoofden. Ancienniteit 01/01/1993 01/11/1993 01/11/1994 0 675 543 689 054 695 944 1 688 902 702 680 709 707 2 702 262 716 307 723 470 3- 4 715 621 729 933 737 232 5- 6 738 531 753 301 760 834 7- 8 849 259 866 244 874 907 9-10 872 169 889 612 898 508 11-12 895 078 912 980 922 110 13-14 917 988 936 348 945 712 15 940 898 959 716 969 312 16 1 019 851 1 040 247 1 050 650 17 1 042 981 1 063 841 1 074 479 18 1 075 507 1 097 017 1 107 987 19-20 1 098 417 1 120 385 1 131 589 21-22 1 121 327 1 143 753 1 155 190 23-24 1 144 236 1 167 121 1 178 792 25-26 1 167 146 1 190 489 1 202 394 27 1 190 056 1 213 856 1 225 995
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 maart 1994 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 juni 1988 tot regeling van de erkenning en subsidiëring van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de opleidingscentra voor gezins- en bejaardenhelp(st)ers.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER