7 JULI 1994. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van artikel 6 van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de bevordering van de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-10-1994 en tekstbijwerking tot 10-11-1998)
Art. 1-8
Artikel 1. Om van de tegemoetkomingen te kunnen genieten, bedoeld in artikel 6 van de ordonnantie van 1 juli 1993 betreffende de economische expansie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, moeten de investeringen betrekking hebben op een aanvaardbaar minimumbedrag van (1.000.000 BEF), exclusief BTW. <BESL 1998-06-04/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1998>
(NOTA : wijziging bevestigd door BESL 1998-06-04/45, art. 2, Inwerkingtreding : 10-11-1998)
Art.2. De ruimten voor economische heropleving, bedoeld in artikel 6, §§ 2, 1°, en 3, 1°, van dezelfde ordonnantie zijn :
1° de zones voor herinrichting van de niet-uitgebate of verlaten economische bedrijfsruimtes zoals die later gedefinieerd zullen worden in de door de Regering bijgehouden inventaris;
2° de industriële, ambachtelijke of wetenschappelijke zones, gronden en gebouwen, opgericht of beheerd door de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel (GOMB), door de privésector of door de overheid, anders dan de GOMB in de voorwaarden van het Gewest;
3° de gemengde zones (woningen/ondernemingen) en de prioritaire economische interventieruimtes gedefinieerd door het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (Gewest);
4° de stedelijke industriezones, voorzien door het Gewest, waarin begrepen de haven- en vervoerzone;
5° de bedrijvencentra opgericht op het initiatief, met de instemming of de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art.3. § 1. De tweede bijkomende tegemoetkoming bedoeld in artikel 6, § 2, 1° en 3, 2°, van dezelfde ordonnantie wordt toegekend indien de realisatie van de geplande investering aan ten minste één van de volgende werkgelegenheidsdoelstellingen beantwoordt :
- toename van het aantal werknemers dat de onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkstelt;
- verbetering van de beroepskwalificaties van de werknemers die de onderneming in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkstelt.
§ 2. Met de toename van het aantal werknemers wordt een toename van dit aantal met minstens vijf procent en minstens 1 eenheid bedoeld ten opzichte van het aantal werknemers die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkgesteld waren tijdens het laatste kwartaal voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om tegemoetkoming.
Deze toename moet :
1° voortvloeien uit de aanwerving, bekrachtigd door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur en ingevolge een tewerkstellingsaanbod dat op gepaste wijze werd bekendgemaakt aan de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA), van werknemers die sedert minstens dire maanden bijvoornoemde Dienst als werkzoekenden ingeschreven zijn;
2° gemiddeld aangehouden worden gedurende ten minste vier trimesters binnen een periode van twaalf trimesters vanaf het laatste kwartaal voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om tegemoetkoming.
Om te genieten van de bijkomende tegemoetkoming uit hoofde van de toename van het aantal werknemers, moet de onderneming bij haar aanvraag om tegemoetkoming een tewerkstellingsraming bijvoegen die beantwoordt aan de toenamenormen vastgesteld in onderhavig artikel.
§ 3. Met de verbetering van de beroepskwalificatie van de werknemers wordt de realisatie bedoeld van een bijscholingsprogramma of een vervolmakingsprogramma, goedgekeurd door de Minister tot wiens bevoegdheid tewerkstelling behoort, na het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA).
Om te genieten van de bijkomende steun uit hoofde van de verbetering van de beroepskwalificatie van de werknemers voegt de onderneming bij haar aanvraag om steun een raming betreffende de omscholing van het personeel, bestaande uit twee luiken :
1° een raming betreffende het aantal werknemers die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkgesteld zijn gedurende een periode van 12 trimesters vanaf het laatste kwartaal voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag om steun;
2° een omscholingsplan bevattende een beschrijvende opsomming van de acties en de lijst met de namen en de kwalificaties van de betrokken werknemers.
Het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA) en de beslissing van de Minister bevoegd voor tewerkstelling, zijn met redenen omkleed, inzonderheid op grond :
- van de omvang van het omscholingsplan in verhouding tot de gevraagde steun;
- van het in aanmerking nemen van het geheel of van een gedeelte van de omscholingsacties met overheidssteun of via de tussenkomst van de sectorale fondsen;
- van de vooruitzichten inzake de evolutie van de tewerkstelling die voortvloeit uit de raming bedoeld in lid 2, 1°, van dit artikel.
Het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BDGA) geeft zijn advies binnen een termijn van twee maanden vanaf de datum waarop de aanvraag om advies ontvangen wordt door de Administratie van Economie van het Gewest.
De Minister bevoegd voor tewerkstelling geeft kennis aan de onderneming van zijn beslissing omtrent de goedkeuring van het plan voor de omscholing van het personeel binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de dag van ontvangst van het advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BDGA). Eens deze termijn verstreken, wordt de Minister geacht een beslissing genomen te hebben overeenkomstig dit advies en berustend op dezelfde redenen als in dit advies.
Art.4. De onderneming die de bijkomende steun heeft ontvangen uit hoofde van de toename van het aantal werknemers moet na verloop van de periode gedekt door de bedoelde tewerkstellingsraming, aantonen dat de toename van het aantal werknemers de vastgestelde normen nageleefd heeft.
De onderneming die de bijkomende steun heeft ontvangen uit hoofde van de verbetering van de beroepskwalificatie van de werknemers moet na verloop van de periode gedekt door de bedoelde raming voor de omscholing van het personeel, aantonen dat deze raming nageleefd werd.
Art.5. § 1. De onderneming doet blijken van het aantal werknemers dat bij haar tewerkgesteld is op de data en gedurende de periodes, bedoeld in artikel 3 van dit besluit, door een afschrift voor te leggen van het statistiek-raam van de personeelsformatie die gevoegd is bij de trimestriële aangifte die zij naar de RSZ stuurt voor de beschouwde periode of door voorlegging van om het even welk ander geloofwaardig document.
De onderneming toont de aanwerving en de voortdurende tewerkstelling aan van werknemers die sinds ten minste drie maanden ingeschreven zijn bij de Brusselse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA) aan de hand van documenten die hiertoe door voornoemde Dienst zijn afgegeven.
§ 2. De onderneming toont de verbetering van de beroepskwalificatie van de werknemers die bij haar tewerkgesteld zijn aan, aan de hand van :
- de naamlijst met de functies en kwalificaties van de werknemers die in aanmerking komen voor het plan voor omscholing van het personeel;
- het aantal uren vorming die de werknemers gevolgd hebben;
- de namen en kwalificaties van de personen die ingestaan hebben voor de vormingsprogramma's.
Art.6. § 1. De onderneming die de tweede bijkomende steun heeft ontvangen, moet deze steun teruggeven indien zij de bij haar aanvraag om steun gevoegde tewerkstellingsraming of raming voor de bijscholing of perfectionering van het personeel niet naleeft.
§ 2. De onderneming die de bij haar aanvraag om steun gevoegde raming niet nageleefd heeft ingevolge de evolutie van zeer ongunstige externe veranderlijke elementen waarop zij weinig of geen vat heeft of wegens wettelijke of reglementaire wijzigingen, kan evenwel vrijgesteld worden van de verplichting tot teruggave en dat op voorstel van de Minister bevoegd voor tewerkstelling en na advies van het Beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA).
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8. De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister van Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling, en de Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 7 juli 1994.
Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Minister van Ruimtelijke Ordening, Ondergeschikte Besturen en Tewerkstelling,
Ch. PICQUE
De Minister van Economie,
R. GRIJP