17 NOVEMBER 1994. - Besluit van de Waalse Regering houdende overgangsbepalingen toepasselijk op de ambtenaren van het Gewest. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-12-1994 en tekstbijwerking tot 24-02-1998)
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het administratief statuut.
Afdeling I. - Eerste aanstelling.
Art. 2
Afdeling II. - Bevordering bij verhoging in graad.
Art. 3-4, 4bis, 5
Afdeling IIbis. - Benoeming.
Art. 5bis
Afdeling III. - Dienstvrijstellingen en vormingsverloven.
Art. 6-7
Afdeling IV. - Evaluatie.
Art. 8-10
Afdeling V. - Evaluatie.
Art. 11
Afdeling VI. - <ingevoegd bij BWG 1998-01-22/41, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> Dienstanciënniteiten.
Art. 11bis
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het geldelijk statuut.
Art. 12-13
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 14-16
HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op de ambtenaren van de diensten van de Waalse Regering die geregeld worden bij het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994, hierna volgend " het statuut " genoemd.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het administratief statuut.
Afdeling I. - Eerste aanstelling.
Art.2. Artikel 6 van het statuut is niet toepasselijk bij de eerste aanstelling van de ambtenaren in de overeenkomstig artikel 5 van het statuut opgestelde personeelsformatie.
Afdeling II. - Bevordering bij verhoging in graad.
Art.3. <BWG 1998-01-22/41, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> § 1. In afwijking van artikel 18, eerste lid, 4°, van het statuut, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor een examen voor verhoging in de graden van de voormalige rangen 24, 23 of 22, dat vóór 1995 heeft plaatsgevonden, vrijgesteld van het examen voor de bevordering, door verhoging in graad, tot de graad van rang C1.
In afwijking van artikel 18, eerste lid, 1° en 3°, van het statuut, moeten de in het eerste lid bedoelde ambtenaren drie jaar anciënniteit tellen in de graad van rang C3 voor de bevordering, door verhoging in graad, tot de graad van rang C2.
In afwijking van artikel 21 van het statuut, hebben de in het eerste lid bedoelde ambtenaren voor de bevordering door verhoging in graad tot de graad van rang C2 voorrang op de ambtenaren die niet geslaagd zijn voor een examen voor verhoging in de graden van de voormalige rangen 24, 23 of 22, dat vóór 1995 heeft plaatsgevonden.
§ 2. De overgeplaatste ambtenaren van de Regie der Luchtwegen die geslaagd zijn voor een examen voor verhoging in de graden van rang 24, kunnen bevorderd worden tot deze rang overeenkomstig de regels die van toepassing zijn de dag vóór de inwerkingtreding van het statuut, op voorwaarde dat ze vanaf de eerste dag na de dag waarop het besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende overgangsbepalingen toepasselijk op de ambtenaren van het Gewest, is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, gesolliciteerd hebben naar alle betrekkingen waarvoor ze zich kandidaat mogen stellen. De bevordering treedt in werking op de eerste dag na de sluiting van het proces-verbaal van het examen van de zitting 1993.
Art.4. <BWG 1998-01-22/41, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> In afwijking van artikel 18, eerste lid, 1° en 3°, van het statuut, moeten de ambtenaren die geslaagd zijn voor de examens voor verhoging in de graad van hoofdoperateur-mechanograaf eerste klas of in de graad van hoofdoperateur-mechanograaf tweede klas, die vóór 1995 hebben plaatsgevonden, drie jaar anciënniteit in de graad D3 tellen voor de bevordering, door verhoging in graad, tot de graad van rang D2.
In afwijking van artikel 21 van het statuut hebben de ambtenaren die geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in de graad van hoofdoperateur-mechanograaf eerste klas, dat vóór 1995 heeft plaatsgevonden, voor de bevordering door verhoging in graad tot de graad van rang D1 voorrang op de ambtenaren die niet geslaagd zijn voor dat examen.
In afwijking van artikel 21 van het statuut, hebben de ambtenaren die geslaagd zijn voor het examen voor verhoging in de graad van hoofdoperateur-mechanograaf tweede klas, dat vóór 1995 heeft plaatsgevonden, bij de bevordering door verhoging in graad tot de graad van rang D2 voorrang op de ambtenaren die niet geslaagd zijn voor dat examen.
Art. 4bis. <ingevoegd bij BWG 1998-01-22/41, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> In afwijking van artikel 18, eerste lid, 1°, van het statuut, moeten de ambtenaren van rang E2 één jaar anciënniteit tellen voor de bevordering door verhoging in graad tot de betrekkingen van de graad van rang E1 die overeenstemmen met de betrekking van muskusrattenvanger.
Art.5. In afwijking van artikel 18, (1e lid, 1°, 3° en 4°), van het statuut kunnen eveneens bevorderd worden bij verhoging in graad : <BWG 1998-01-22/41, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998>
1° tot de graad van directeur, de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang 11 of van rang 12 met een niveauanciënniteit van ten minste negen jaar in niveau 1;
2° tot de graad van inspecteur-generaal, de ambtenaren die titularis zijn van een graad van rang 13 of 14 met een ranganciënniteit van ten minste één jaar.
Afdeling IIbis. - Benoeming.
Art. 5bis. <BWG 1998-01-22/41, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> In afwijking van artikel 35, derde lid, van het statuut, wordt de bevordering door verhoging in de graden van de rangen C2 et D2 van de ambtenaren die geslaagd zijn voor een examen voor verhoging bij verandering van graad in een graad van die rangen, dat vóór 1995 heeft plaatsgevonden, van kracht op de eerste dag van de maand na de vacantverklaring. Vanaf de eerste dag van de maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit van de Waalse Regering van 22 januari 1998 tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende overgangsbepalingen toepasselijk op de ambtenaren van het Gewest, is het voordeel van het eerste lid onderworpen aan de voorwaarde dat de ambtenaar heeft gesolliciteerd naar alle betrekkingen waarvoor hij zich kandidaat mag stellen.
In afwijking van het tweede lid, blijft het voordeel van het eerste lid voorbehouden aan de ambtenaar die geslaagd is voor een bijzonder examen voor verhoging indien hij niet solliciteert naar een betrekking waarvoor geen bijzondere bekwaamheid of geschiktheid vereist is, maar alleen naar betrekkingen waarvoor bekwaamheden of capaciteiten vereist zijn die overeenstemmen met dat bijzondere examen.
Afdeling III. - Dienstvrijstellingen en vormingsverloven.
Art.6. De voor de inkrachttreding van dit besluit toegekende dienstvrijstellingen en vormingsverloven blijven geregeld door de bepalingen die erop toepasselijk waren op het ogenblik dat zij toegekend werden.
Art.7. Voor dezelfde cursussen kan het vormingsverlof niet gecumuleerd worden met de vergoeding van sociale promotie bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 21 augustus 1970 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding van sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigde personeel.
Afdeling IV. - Evaluatie.
Art.8. De procedures voor de toekenning van een eerste beoordeling, van een nieuwe beoordeling en van een ongunstige melding, die voor de inkrachttreding van het statuut zouden moeten beginnen, worden voortgezet of ingezet overeenkomstig de vorige van kracht zijnde bepalingen, de bepalingen inzake procedure en beroep inbegrepen.
Art.9. <BWG 1996-02-29/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-12-1994> 1° De laatste evaluatiemelding "Zeer goed" of "Goed", toegekend overeenkomstig de voorheen van kracht zijnde bepalingen;
2° geen melding "Ongunstig", waarbij de ambtenaar van niveau 4 gelijkgesteld wordt met een ambtenaar van een hoger niveau geëvalueerd met de melding "Onvoldoende" of "Slecht";
3° geen tuchtstraf, wat betreft de ambtenaren die niet onderworpen waren aan het stelstel van de evaluatie, of geen melding "Ongunstig", worden gelijkgesteld met een eerste positieve evaluatie.
Art.10. Voor de toepassing van artikel 132 van het statuut wordt gelijkgesteld met de eerste van twee opeenvolgende negatieve evaluaties :
1° de laatste melding " Slecht " toegekend overeenkomstig de vorige van kracht zijnde bepalingen;
2° de laatste ongunstige melding waarbij de ambtenaar van niveau 4 gelijkgesteld wordt met een ambtenaar van een hoger niveau geëvalueerd met de melding " Slecht ", toegekend overeenkomstig de vorige van kracht zijnde bepalingen.
Afdeling V. - Evaluatie.
Art.11. De lopende tuchtregelingen worden voortgezet op grond van de bepalingen die van toepassing zijn op het ogenblik van de inkrachttreding van dit besluit.
Afdeling VI. -
Art. 11bis. <ingevoegd bij BWG 1998-01-22/41, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998> In afwijking van artikel 81, § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 17 november 1994 houdende overgangsbepalingen toepasselijk op de ambtenaren van het Gewest, mogen de diensten met volledige prestaties die vóór 1 februari 1977 onder welke titel ook bij het Wegenfonds verricht werden, in aanmerking genomen worden voor de berekening van de dienstanciënniteit.
HOOFDSTUK III. - Bepalingen betreffende het geldelijk statuut.
Art.12. In afwijking van artikel 9 van het besluit van de Waalse regering van 17 november 1994 houdende het geldelijk statuut van de ambtenaren van het Gewest genieten de weddeschaal gekoppeld aan de graad van rang D2 de ambtenaren die, voor de inkrachttreding van dit besluit, titularis waren van de graden van technisch beambte bij Waters en Bossen 1e klasse, e.a. technisch beambte bij Waters en Bossen, klerk bij Waters en Bossen, hoofd technisch beambte bij Waters en Bossen of van brigadechef bij Waters en Bossen 1e klasse in de buitendiensten van de afdeling Natuur en Bossen van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest en die geen aanspraak kunnen doen op een bevordering bij overgang naar het hogere niveau na het tweede bijzonder vergelijkend examen voor de overgang naar het niveau 2 georganiseerd na de inkrachttreding van dit besluit.
Art.13. Artikel 30 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries blijft toepasselijk op de beoordelingsmeldingen en op de ongunstige meldingen.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.14. Het besluit van de Waalse Regering van 21 april 1994 houdende overgangsbepalingen toepasselijk op de ambtenaren van het Gewest is opgeheven.
Art.15. Dit besluit wordt van kracht op de dag van de inkrachttreding van het statuut.
(Artikel 4bis houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2001.) <BWG 1998-01-22/41, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 24-02-1998>
Het artikel 5, 2°, heeft geen uitwerking meer op 31 december 1997.
Art. 16. De Minister, tot wiens bevoegdheden de Administratie behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 17 november 1994.
De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, KMO's, Externe Betrekkingen en Toerisme,
R. COLLIGNON
De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Begroting,
B. ANSELME