Details





Titel:

12 AUGUSTUS 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 maart 1990 tot uitvoering, in het kader van de maatregelen tegen de activiteiten van de koppelbazen, van artikel 30ter, § 2, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 299ter, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen.



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1990022132 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995022004  1996022531  1997022940 



Artikels:

Artikel 1. In het opschrift van het koninklijk besluit van 19 maart 1990 tot uitvoering, in het kader van de maatregelen tegen de activiteiten van de koppelbazen, van artikel 30ter, § 2, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 299ter, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, worden de woorden " en van artikel 299ter, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen ", vervangen door de woorden " en van artikel 406, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ".

Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 maart 1990 tot uitvoering, in het kader van de maatregelen tegen de activiteiten van de koppelbazen, van artikel 30ter, § 2, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van artikel 299ter, § 2, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, worden de woorden " van wie de op een bepaalde werf tewerkgestelde werknemers in het bezit zijn van een individuele fiche, bedoeld bij artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten, waarop het door het Fonds voor bestaanszekerheid uitgereikt vignet is aangebracht, waarbij vastgesteld wordt dat de sociale zekerheidsbijdragen gestort zijn " vervangen door de woorden " van wie het geheel van de werknemers, zowel tijdens de ganse duur van de werf als op het ogenblik van de betaling, in het bezit zijn van een geldige sociale identiteitskaart of van een aanvraag voor een sociale identiteitskaart. De hoofdaannemer verliest het voordeel van de vrijstelling wanneer er, zelfs na een betaling, ten aanzien van een onderaannemer vastgesteld wordt dat deze niet al de voornoemde voorwaarden vervulde. Niettemin blijft de vrijstelling verworven wanneer deze vaststelling voortvloeit uit feiten die zich niet hebben voorgedaan op een werf van de hoofdaannemer. "

Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995.

Art. 4. Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 12 augustus 1994.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Financiën,
  Ph. MAYSTADT
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN