16 DECEMBER 1994. - Ministerieel besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van de Overlegcommissie in toepassing van artikel 1, 9, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij MB2006-02-09/32, art. 8, 1° ; Inwerkingtreding : 15-02-2006). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1994 en tekstbijwerking tot 15-02-2006)
Art. 1-7
Artikel 1. De Overlegcommissie bestaat uit tien leden met inachtneming van volgende verdeling :
1° drie ambtenaren van het Ministerie van Landbouw;
2° twee vertegenwoordigers van het Vlaams Gewest, voorgedragen door de Vlaamse minister bevoegd voor economie;
3° vijf vertegenwoordigers van de Rederscentrale.
Het secretariaat wordt waargenomen door een ambtenaar van het Ministerie van Landbouw.
Art.2. De Minister van Landbouw benoemt de leden en de plaatsvervangers van de Overlegcommissie voor een termijn van vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. De vertegenwoordigers of ambtenaren worden in dubbeltal voorgedragen. Onder de ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, leden van de Commissie, benoemt de Minister van Landbouw de voorzitter.
Het mandaat van Commissielid of plaatsvervanger eindigt van rechtswege indien het lid of de plaatsvervanger geen deel meer uitmaakt van de organisatie die het heeft voorgedragen.
Art.3. De voorzitter roept de Overlegcommissie bijeen en stelt de dagorde vast. Punten welke door ten minste vier leden worden voorgedragen, worden eveneens op de dagorde geplaatst.
De voorzitter moet de Overlegcommissie eveneens bijeenroepen wanneer ten minste vier van de leden erom verzoeken.
Art.4. De adviezen worden genomen bij eenvoudige meerderheid van uitgebrachte stemmen en omstandig gemotiveerd. Om geldig te kunnen stemmen moeten ten minste zes leden of plaatsvervangers aanwezig zijn. De minderheidsstandpunten worden eveneens in het advies opgenomen. De adviezen worden getekend door de voorzitter en de verslaggever.
Art.5. § 1. Aanvragen in toepassing van de artikelen 4, tweede lid, § 1 en 10, van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1994 worden, als volgt gerangschikt, in dalende volgorde :
1. een vissersvaartuig, dat ingevolge scheepsramp verloren ging, en door een nieuwbouw vaartuig vervangen wordt;
2. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt, ter vervanging van een vissersvaartuig, door een rederij waarvan de bedrijfsleider jonger is dan 40 jaar;
3. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt, ter vervanging van een vissersvaartuig, door een rederij met opvolgingsvooruitzichten :
a) familiaal bedrijf met meevarende en/of meewerkende kinderen;
b) vennootschap met medevennoten schipper of motorist ter Zeevisserij;
4. aankoop van een vissersvaartuig dat jonger is dan 15 jaar, door een rederij die eigenaar is van één of meer vissersvaartuigen, maar minder vermogen beschikbaar heeft dan het vermogen dat ingevolge artikel 7 van het voornoemde koninklijk besluit van 21 juni 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1994 aan de zeevisserij, zonder overheidssteun, moet onttrokken worden;
5. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt ter vervanging van een vissersvaartuig, door een rederij zonder opvolgingsvooruitzichten;
6. een vissersvaartuig waarvan het vermogen verhoogd wordt, wanneer dit door de Zeevaartinspectie toegelaten wordt;
7. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt door een rederijbedrijf waarvan de bedrijfsleider jonger is dan 40 jaar en minimum 7 jaar ervaring als schipper heeft;
8. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt door een rederijbedrijf met opvolgingsvooruitzichten :
a) familiaal bedrijf met meevarende en/of meewerkende kinderen;
b) vennootschap met medevennoten schipper of motorist ter Zeevisserij;
9. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt door een rederijbedrijf zonder opvolgingsvooruitzichten;
10. een vissersvaartuig dat gebouwd wordt door een bedrijf van buiten de visserijsector.
§ 2. Bij gelijke rangschikking wordt rekening gehouden met :
* datum van aanvraag;
* opvolging van gunstige resultaten bekomen in een projekt experimentele visserij;
* ouderdom van het vissersvaartuig;
* brutotonnenmaat;
* verhoging van de visserij-inspanning op visquota.
§ 3. In uitzonderlijke omstandigheden kan, mits een gemotiveerd advies, van de rangschikking in § 1 afgeweken worden bij eenparigheid in de Overlegcommissie.
Art.6. § 1. Aanvragen in toepassing van artikel 7, § 2, van het voornoemde koninklijk besluit van 21 juni 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1994, om een vissersvaartuig dat vermeld is op de lijst in bijlage van verordening (EG) nr 3438/93 van 15 december 1993 te vervangen door een vreemd vissersvaartuig, moeten aan volgende criteria voldoen :
Het te vervangen vissersvaartuig moet :
1. uit staal gebouwd zijn;
2. jonger zijn dan 20 jaar;
3. uitgerust zijn met een garnalenverwerkingsinstallatie met transportband, spoel- en sorteerinstallatie en kookketel;
4. uitgerust zijn met een gekoeld visruim;
5. een lengte hebben tussen 18 en 24 meter over alles.
§ 2. In uitzonderlijke omstandigheden kan, mits een gemotiveerd advies, van de criteria in § 1 afgeweken worden bij eenparigheid in de Overlegcommissie.
Art. 7. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 16 december 1994.
A. BOURGEOIS