20 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van de resolutie nr. 28 van 21 mei 1992 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart met betrekking tot het Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen.
Art. 1-3
Bijlagen.
Art. N, 1N
Artikel 1. De resolutie nr. 28 van 21 mei 1992 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, waarvan de tekst voorkomt in de bijlage bij dit besluit, is goedgekeurd.
Art.2. Artikelen 1.04 en 2.16 van het Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen zijn gewijzigd overeenkomstig de bepalingen opgenomen in de bijlage bij de resolutie nr. 28 van 21 mei 1992 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
Art.3. Onze Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven en Onze Minister van Buitenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 20 december 1993.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven,
G. COEME
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W. CLAES
Bijlagen.
Art. N. Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen. - Resolutie nr. 28 van 21 mei 1992 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. - Voorlopig certificaat van onderzoek. - Gelijkwaardigheid en afwijkingen (artikelen 1.04 en 2.16).
De Centrale Commissie, op de voordracht van haar Comité van het Reglement van Onderzoek, neemt, overeenkomstig artikel 1.08 van het Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen, de amendementen op artikel 1.04 en 2.16 van dit Reglement aan, die voorkomen in de bijlage bij deze resolutie.
Deze amendementen zullen van kracht zijn van 1 september 1992 tot 31 augustus 1995.
Art. 1N. Bijlage bij de resolutie nr. 28 van 21 mei 1992 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
- Artikel 1.04 moet als volgt gelezen worden :
Artikel 1.04
Voorlopig certificaat van onderzoek.
1. De Commissies van Onderzoek kunnen een voorlopig certificaat van onderzoek afgeven :
a) aan schepen of drijvende werktuigen die zich naar een Commissie van Onderzoek van hun keuze willen begeven teneinde een certificaat van onderzoek te verkrijgen:
b) aan schepen of drijvende werktuigen, die tijdelijk beroofd zijn van hun certificaat van onderzoek in één van de in de artikels 2.07, 2.13, cijfer 1, of 2.14 bedoelde gevallen;
c) aan schepen of drijvende werktuigen waarvan het certificaat van onderzoek opgemaakt wordt na positief onderzoek;
d) aan zeeschepen die niet voorzien zijn van het certificaat bedoeld bij artikel 1.06;
e) aan schepen of drijvende werktuigen, ingeval niet voldaan is aan al de voorwaarden om een certificaat van onderzoek te verkrijgen;
f) aan schepen of drijvende werktuigen die zodanige beschadigingen opgelopen hebben dat hun staat niet meer in overeenstemming is met het certificaat;
g) aan drijvende inrichtingen en drijvende voorwerpen, wanneer de voor de toepassing van artikel 1.12, cijfer 1, van het Rijnvaartpolitiereglement bevoegde autoriteiten de vergunning voor een bijzonder transport afhankelijk maken van het verkrijgen van een dergelijk certificaat van onderzoek;
h) aan schepen en drijvende werktuigen waarvoor een Commissie voor Onderzoek krachtens artikel 2.16, cijfer 1 een gelijkwaardigheid toestaat, ingeval de bevoegde organen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart in gemeen overleg nog geen aanbevelingen hebben opgesteld.
2. De voorlopige certificaten van onderzoek bedoeld onder cijfer 1 hierboven, worden opgemaakt volgens het model in bijlage D van dit Reglement, wanneer de geschiktheid tot varen van het schip, van het drijvend werktuig, van de drijvende inrichting of van het drijvend voorwerp voldoende gewaarborgd blijkt.
Zij moeten de voorwaarden bevatten die de Commissie voor Onderzoek nodig acht en zullen geldig zijn :
- in de hierboven onder cijfer 1 a), f) en g) genoemde gevallen voor één enkele reis stroomopwaarts of stroomafwaarts, uit te voeren binnen een geschikte termijn, van ten hoogste een maand;
- in de hierboven onder cijfer 1, d) en e) genoemde gevallen, voor één enkele reis heen en terug, uit te voeren binnen een geschikte termijn, van ten hoogste een maand;
- in de hierboven onder cijfer 1, b) en c) genoemde gevallen, voor een geschikte termijn;
- in de hierboven onder cijfer 1 h) genoemde gevallen, voor een termijn van zes maanden die zonder het akkoord van de bevoegde organen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart niet kan worden hernieuwd.
Een nieuw cijfer 2 moet aan artikel 2.16 worden toegevoegd, terwijl het huidige cijfer 2 het cijfer 3 wordt :
Artikel 2.16.
Gelijkwaardigheid en afwijkingen
2. Wanneer de bevoegde organen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart in gemeen overleg nog geen aanbevelingen hebben opgesteld omtrent de gelijkwaardigheid bedoeld onder cijfer 1 hierboven, kan de Commissie voor Onderzoek een voorlopig certificaat van onderzoek afgeven.
Ingeval van afgifte van een voorlopig certificaat van onderzoek krachtens artikel 1.04, cijfer 1, letter h) deelt de bevoegde overheid binnen de maand aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart de naam van het schip of het drijvend werktuig mee, waarvoor een voorlopig certificaat van onderzoek werd afgegeven. Hierbij wordt het officieel nummer, de aard van de afwijking en de naam van de Staat aangegeven waarin het schip of het drijvend werktuig in kwestie is geregistreerd of waarin het zijn thuishaven heeft.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 20 december 1993.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven,
G. COEME
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W. CLAES