9 NOVEMBER 1994. - Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 oktober 1985 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr 252 van 31 december 1983 houdende maatregelen inzake de modaliteiten van tewerkstelling van de scheepsherstellers in het Antwerpse havengebied, en tot wijziging van de artikelen 28, 74, 109, 110, 116, 126 en 133 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
HOOFDSTUK I. - Opheffing van het koninklijk besluit van 9 oktober 1985.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art. 3-9
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 10-11
HOOFDSTUK I. - Opheffing van het koninklijk besluit van 9 oktober 1985.
Artikel 1. Het koninklijk besluit van 9 oktober 1985 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr 252 van 31 december 1983 houdende maatregelen inzake de modaliteiten van tewerkstelling van de scheepsherstellers in het Antwerpse havengebied wordt opgeheven.
Art.2. De erkenningen als scheepshersteller die verleend werden met toepassing van de bepalingen van het hoger vermeld koninklijk besluit van 9 oktober 1985, houden op uitwerking te hebben op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991.
Art.3. Artikel 28, § 3, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering wordt opgeheven.
Art.4. Artikel 74, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 1. In afwijking van artikel 44 kunnen de werknemers bedoeld in artikel 28, § 3, 1° en 3°, en de werknemers die behoren tot de categorieën vastgesteld door de Minister, na advies van het beheerscomité, uitkeringen genieten voor halve werkloosheidsdagen. "
Art.5. Artikel 109, § 3, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 3. Dit artikel is niet van toepassing op de werknemers bedoeld in artikel 28, § 3, 1° en 3°. "
Art.6. In artikel 110, § 1, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit wordt een 7° toegevoegd, luidend als volgt :
" 7° vóór 14 november 1994 een regeling voor bestaanszekerheid genoot als werknemer uit het scheepsherstellingsbedrijf van de haven van Antwerpen, en dit tot uiterlijk 31 december 1999. "
Art.7. Artikel 116, § 5, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 5. Bij de berekening van de werkloosheidsperiodes bedoeld in artikel 114 wordt geen rekening gehouden met de duur van de werkloosheid van de werknemer bedoeld in artikel 28, § 3, met de duur van de werkloosheid gelegen vóór 1 januari 2000 van de werknemer bedoeld in artikel 110, § 1, eerste lid, 7°, en met de duur van de werkloosheid van de werknemer die uitsluitend tewerkgesteld is met een overeenkomst van zeer korte duur, met uitzondering van de werknemer tewerkgesteld in de hotelnijverheid. "
Art.8. Artikel 126, 3°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° geen recht meer hebben op de aanpassingstoeslag voorzien in artikel 114, § 2, behalve wanneer het een werknemer betreft die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft vóór 1 januari 1995 en die in toepassing van artikel 110, § 1, eerste lid, 7°, beschouwd wordt als werknemer met gezinslast. "
Art.9. Artikel 133, § 1, 8°, van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" § 8. De werknemer bedoeld in artikel 28, § 3, 1° en 3°, en de havenarbeider, ter gelegenheid van elke uitbetaling van uitkeringen. "
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 14 november 1994.
Art. 11. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 november 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET