14 OKTOBER 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries.
Art. 1-13
Artikel 1. Artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in de besturen en andere diensten van de ministeries, wordt aangevuld met de volgende leden :
" In afwijking op de bepalingen van het vorig lid, wordt de minimumduur vastgesteld op twaalf weken indien de onderbreking door de werknemer wordt aangevraagd naar aanleiding van de geboorte van zijn kind.
Teneinde te kunnen genieten van de bepaling van het tweede lid dient de loopbaanonderbreking :
- onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 indien het een vrouwelijke werknemer betreft;
- ten laatste een aanvraag te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, indien het een mannelijke werknemer betreft.
De mannelijke werknemer kan van de bepalingen van dit artikel genieten in zoverre de afkomst van het kind te zijnen opzichte vaststaat. ".
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 4. § 1. Aan het personeelslid dat zijn loopbaan overeenkomstig artikel 3 onderbreekt wordt een uitkering van 10 504 F per maand toegekend.
§ 2. Het bedrag van de uitkering wordt nochtans tot 11 504 frank per maand verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een tweede of daaropvolgend kind waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de uitkering wordt nochtans tot 12 504 frank verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind waarvoor de werknemer die zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
De bedragen voorzien in het eerste of tweede lid blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt of, in geval van adoptie, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand gedurende dewelke de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte wordt bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode of totdat het kind de leeftijd van drie jaar zou hebben bereikt of tot de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte zou bereikt worden.
Indien een werknemer tijdens de lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde onderbrekingsuitkering zoals voorzien in het eerste of het tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. Als aanvraag geldt hier het indienen van de bewijsstukken waarvan sprake is in het artikel 16, tweede lid.
§ 3. Wanneer de in de vorige §§ voorziene uitkeringen niet voor een volledige maand verschuldigd zijn worden ze verminderd naar verhouding van de werkelijke duur van de loopbaanonderbreking voor die maand.
§ 4. De in dit artikel bedoelde uitkeringen worden betaald door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. ".
Art.3. In hetzelfde besluit worden een artikel 4bis en 4ter ingevoegd luidend als volgt :
" Art. 4bis. De in artikel 4 vastgestelde bedragen blijven nochtans slechts behouden gedurende de eerste twaalf maanden van loopbaanonderbreking. Na deze periode worden ze verminderd met 5 pct.
Art. 4ter. De onderbrekingsuitkeringen worden geïndexeerd en zijn gekoppeld aan de spilindex 143,59. De indexering geschiedt vanaf de tweede maand die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
Voor de toepassing van deze indexering wordt het indexcijfer der consumptieprijzen van elke maand vervangen door het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de betrokken maand en de indexcijfers der drie voorgaande maanden.
Iedere maal dat het gemiddelde van het volgens het tweede lid vervangen indexcijfer van twee opeenvolgende maanden een der spilindexen bereikt of er op teruggebracht wordt, worden de onderbrekingsuitkeringen gekoppeld aan de spilindex 143,59 opnieuw berekend door de coëfficiënt 1,02n er op toe te passen waarin n de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt.
Te dien einde, wordt iedere spilindex aangeduid met een volgnummer die zijn rang opgeeft, het nr. 1 duidt de spilindex aan die volgt op de spilindex 143,59.
Voor het berekenen van de coëfficiënt 1,02n, worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten naargelang zij al dan niet 50 pct. van een tienduizendste bereiken.
Wanneer het overeenkomstig de voorgaande bepalingen berekend bedrag der onderbrekingsuitkering een frankgedeelte bevat, wordt het tot de hogere of lagere frank afgerond naargelang het al dan niet 50 centimes bereikt. ".
Art.4. Aan artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°
§ 1 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 1. Behoudens onverenigbaarheden die voortvloeien uit het statuut dat op de ambtenaar toepasselijk is, kunnen de onderbrekingsuitkeringen gecumuleerd worden met de inkomsten die voortvloeien, ofwel uit het uitoefenen van een politiek mandaat, ofwel uit een bijkomende activiteit als loontrekkende die reeds werd uitgeoefend vóór de onderbreking van de loopbaan, ofwel uit de uitoefening van een zelfdstandige activiteit. De cumulatie van inkomsten uit een zelfstandige activiteit is echter uitsluitend mogelijk in geval van volledige onderbreking en dit slechts gedurende een periode van maximum twaalf maanden. ".
2°
§ 2, tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het personeelslid verliest de aanspraak op uitkeringen op de dag dat een in het eerste lid bedoelde werkzaamheid wordt uitgeoefend of bij meer dan twaalf maanden zelfstandige activiteit; ";
3° In § 2, eerste en derde lid, worden de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur vervangen door de woorden " de directeur van het werkloosheidsbureau bedoeld in artikel 15. ".
Art.5. Aan artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In het eerste lid worden de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur " vervangen door de woorden " de directeur van het werkloosheidsbureau bedoeld in artikel 15 ";
2° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Het eerste lid is niet van toepassing op de personeelsleden die afzien van de uitkeringen omdat de uitkeringen overeenkomstig de koninklijke besluiten nrs. 415, 416 en 418 van 16 juli 1986 niet verenigbaar zijn met het genot van een pensioen. Het is evenmin van toepassing op de personeelsleden die het recht op uitkeringen verloren hebben omdat zij de termijn van 12 maanden zelfstandige activiteit voorzien in artikel 5, § 2, tweede lid overschreden hebben. ".
Art.6. Artikel 8, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden " de bevoegde inspecteur " vervangen door de woorden " de directeur van het werkloosheidsbureau bedoeld in artikel 15 ".
Art.7. Artikel 10, eerste lid, 1°, b, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" b) ofwel de hoedanigheid hebben van onvrijwillig deeltijds werknemer die uitkeringen geniet in toepassing van artikel 101, § 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering ofwel de hoedanigheid hebben van deeltijds werknemer met behoud van rechten die een inkomensgarantieuitkering geniet in toepassing van artikel 131bis van hetzelfde besluit; ".
Art.8. In de artikelen 15, 16, vierde lid en 18 eerste lid, van hetzelfde besluit wordt het woord " gewestelijk " telkens geschrapt.
Art.9. In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden " gewestelijk werkloosheidsinspecteur " en " de inspecteur " respectievelijk vervangen door de woorden " De directeur van het werkloosheidsbureau " en " De directeur ".
Art.10. In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de woorden " de gewestelijke werkloosheidsinspecteur " telkens vervangen door de woorden " de directeur ".
Art.11. Het koninklijk besluit van 3 juli 1985 betreffende de onderbreking van de beoepsloopbaan in de besturen en de andere diensten van de ministeries wordt opgeheven.
Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1994.
Het verlies van het recht op onderbrekingsuitkeringen na 1 jaar zelfstandige activiteit, zoals voorzien bij artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991, zoals gewijzigd bij dit besluit, wordt echter slecht toegepast vanaf het begin van een nieuwe periode van loopbaanonderbreking, die aanvangt vanaf 1 januari 1995.
In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering met 5 pct. van het bedrag van de onderbrekingsuitkering voorzien bij artikel 4bis van het koninklijk besluit van 28 februari 1991, ingevoegd bij dit besluit, slechts toegepast vanaf het begin van een nieuwe periode van loopbaanonderbreking die aanvangt vanaf 1 januari 1995.
Art. 13. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 oktober 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET