21 DECEMBER 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de halftijdse loopbaanonderbreking in de Rijksbesturen.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991 betreffende de halftijdse loopbaanonderbreking in de rijksbesturen wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 3. § 1. Aan het personeelslid dat, overeenkomstig artikel 2, zijn beroepsloopbaan onderbreekt wordt een onderbrekingsuitkering van 5 252 frank per maand toegekend.
§ 2. Het bedrag van de uitkering wordt nochtans tot 5 752 frank per maand verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een tweede of daaropvolgend kind waarvoor het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
Het bedrag van de uitkering wordt nochtans tot 6 252 frank verhoogd wanneer de loopbaanonderbreking ingaat binnen een termijn van drie jaar vanaf de geboorte of adoptie van een derde of daaropvolgend kind waarvoor de werknemer die zijn loopbaan onderbreekt, of zijn echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt.
De bedragen voorzien in het eerste of tweede lid blijven behouden, ook in geval van verlenging van de oorspronkelijke onderbrekingsperiode, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand waarop het rechtgevend kind de leeftijd van drie jaar heeft bereikt of, in geval van adoptie, tot maximaal de eerste dag van de maand volgend op de maand gedurende dewelke de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte wordt bereikt. In geval van overlijden van het kind dat het recht heeft geopend op dit bedrag blijft dit bedrag behouden voor de duur van de lopende onderbrekingsperiode of totdat het kind de leeftijd van drie jaar zou hebben bereikt of tot de derde verjaardag van de homologatie van de adoptieakte zou bereikt worden.
Indien een werknemer tijdens een lopende loopbaanonderbreking een aanvraag doet tot het bekomen van een verhoogde onderbrekingsuitkering zoals voorzien in het eerste of het tweede lid, kan deze verhoogde uitkering toegekend worden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag.
§ 3. Wanneer de in de vorige §§ voorziene uitkeringen niet voor een volledige maand verschuldigd zijn worden ze verminderd naar verhouding van de werkelijke duur van de loopbaanonderbreking voor die maand.
§ 4. De in dit artikel vastgestelde bedragen blijven nochtans slechts behouden gedurende de eerste twaalf maanden van loopbaanonderbreking. Na deze periode worden ze verminderd met 5 pct.
§ 5. De in dit artikel bedoelde uitkeringen worden betaald door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening. "
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit opgeheven bij het koninklijk besluit van 30 december 1993, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
" Art. 4. De onderbrekingsuitkeringen worden geïndexeerd en zijn gekoppeld aan de spilindex 143,59. De indexering geschiedt vanaf de tweede maand die volgt op het einde van de periode van twee maanden tijdens dewelke het gemiddeld indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt.
Voor de toepassing van deze indexering wordt het indexcijfer der consumptieprijzen van elke maand vervangen door het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de betrokken maand en de indexcijfers der drie voorgaande maanden.
Iedere maal dat het gemiddelde van het volgens het tweede lid vervangen indexcijfer van twee opeenvolgende maanden een der spilindexen bereikt of er op teruggebracht wordt, worden de onderbrekingsuitkeringen gekoppeld aan de spilindex 143,59 opnieuw berekend door de coëfficiënt 1,02n er op toe te passen waarin de rang van de bereikte spilindex vertegenwoordigt.
Te dien einde, wordt iedere spilindex aangeduid met een volgnummer die zijn rang opgeeft, het nr 1 duidt de spilindex aan die volgt op de spilindex 143,59.
Voor het berekenen van de coëfficiënt 1,02n, worden de breuken van een tienduizendste van een eenheid afgerond tot het hogere tienduizendste of weggelaten naargelang zij al dan niet 50 pct van een tienduizendste bereiken.
Wanneer het overeenkomstig de voorgaande bepalingen berekend bedrag der onderbrekingsuitkering een frankgedeelte bevat, wordt het tot de hogere of lagere frank afgerond naargelang het al dan niet 50 centimes bereikt. "
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1994.
In afwijking van het eerste lid wordt de vermindering met 5 pct van het bedrag van de onderbrekingsuitkering voorzien bij artikel 3, § 4 van het koninklijk besluit van 28 februari 1991, zoals gewijzigd bij dit besluit, slechts toegepast vanaf het begin van een nieuwe periode van loopbaanonderbreking die aanvangt vanaf (1 maart 1995). (Erratum, zie B.St. 13-01-1995, p. 655)
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 21 december 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
J. VANDE LANOTTE
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
Mevr. M. SMET