22 FEBRUARI 1994. - Ministerieel besluit tot afwijking van de voorschriften van de artikelen 354 en 358 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming en van artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen.
Art. 1-2
Artikel 1. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 354 en 358 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming en van het koninklijk besluit van 16 september 1991 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, met uitzondering van ontplofbare en radioactieve stoffen, wordt toegelaten recipiënten met mengsels van gehalogeneerde koolwaterstoffen onder stikstofdruk bestemd om blustoestellen uit te rusten, te vullen en te gebruiken, alhoewel bedoelde mengsels niet opgenomen zijn in de lijst van klasse 2 van het ADR.
Art. 2. De afwijking is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden :
1. (Deze afwijking heeft betrekking op mengsels van gehalogeneerde, vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen onder stikstofdruk. De componenten van het mengsel mogen geen broom bevatten.) <MB 1994-07-26/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-09-1994>
2. De vuller en/of de verkoper van de recipiënten met bedoelde gasmengsels stelt een documentatie samen over de chemische, fysische en toxische eigenschappen van de gasmengsels en maakt deze documentatie over aan een organisme erkend voor de controle van recipiënten voor samengeperst, vloeibaar gemaakt of opgelost gas.
3. Op basis van de voormelde documentatie bepaalt het erkend organisme :
3.1. het cijfer waaronder het gasmengsel volgens de indeling van klasse 2 van het ADR zou vallen.
3.2. de beproevingsdruk en de vullingsgraad van de recipiënten, rekening houdend met de volgende regels :
a) voor mengsels met een kritische temperatuur gelijk aan of hoger dan 70°C is de beproevingsdruk minstens gelijk aan de druk die zich in de recipiënten zou voordoen bij 70°C, rekening houdend met de hoogst toelaatbare vulling met het gasmengsel en de graad van overdruk van stikstof. De hoogst toelaatbare vulling mag in geen geval meer bedragen dan 0,95 maal de densiteit van de vloeistoffase van het gasmengsel bij 50°C, waarbij de dampfase niet mag verdwijnen beneden de 60°C.
b) voor mengsels met een kritische temperatuur gelijk aan of hoger dan -10°C, maar lager dan 70°C is de vullingsgraad zodanig dat de inwendige druk bij 65°C, rekening houdend met de graad van overdruk van stikstof, de beproevingsdruk niet overschrijdt.
In de twee voormelde gevallen :
- bedraagt de beproevingsdruk echter minstens 10 bar en moet de beproevingsdruk hoger zijn dan 1,5 maal de overdruk bij 15°C;
- mag de stikstofoverdruk voor gelaste recipiënten bij 15°C niet hoger zijn dan 30 bar.
3.3. Het erkend organisme stelt een gemotiveerd verslag op over de onder de punten 3.1. en 3.2. vermelde taken.
Een afschrift van dit verslag wordt overgemaakt aan de Administratie van de arbeidsveiligheid.
4. Benevens de reglementair vereiste aanduidingen worden de volgende vermeldingen in de recipiënten geslagen :
- de naam of handelsnaam van het gasmengsel;
- de overdruk van stikstof bij omgevingstemperatuur.
De samenstelling van het gasmengsel in volumepercentage en de chemische formule van de componenten worden vermeld op een etiket dat op de recipiënten wordt gekleefd.
5. In het attest van ontvangst of herkeuring bevestigt het erkend organisme dat de recipiënten voldoen aan de voorwaarden van dit besluit.
6. De recipiënten worden om de tien jaar herbeproefd. Het nazicht en de beproevingen van de recipiënten worden echter herhaald ter gelegenheid van een herlading van de recipiënten, wanneer deze herlading meer dan vijf jaar na een beproeving of herbeproeving plaatsgrijpt.
7. De recipiënten worden ten minste eenmaal per jaar onderzocht door een bevoegd persoon; dat onderzoek bestaat uit een uitwendige optische controle, het nagaan van het gewicht en van de goede werking van de kranen.
8. Het vullen van de recipiënten mag slechts gebeuren nadat alle sporen van vochtigheid uit de recipiënten verwijderd zijn; de gassen waarmee de recipiënten gevuld worden zijn volkomen droog.
9. Deze afwijking doet geen afbreuk aan de reglementaire voorschriften betreffende de bescherming van het leefmilieu.