14 SEPTEMBER 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 december 1969 betreffende bepaalde nieuwe graden van de hiërarchie van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten en van het technisch personeel van de laboratoria voor wetenschappelijke politie, alsmede van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten betreffende de bevordering tot de graden van eerste klasse bij de gerechtelijke politie.
Art. 1-6
Artikel 1. In artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 december 1969 betreffende bepaalde nieuwe graden in de hiërarchie van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten en van het technisch personeel van de laboratoria voor wetenschappelijke politie, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de loopbaan van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, wordt een paragraaf 3 ingevoegd, luidende :
" § 3. De gegadigde aangeworven overeenkomstig artikel 6, 1°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, of overeenkomstig artikel 2bis, b, 1°, van het koninklijk besluit van 7 mei 1921 houdende inrichting van de gerechtelijke politie bij de parketten, opgeheven bij het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 1991, die tot de graad van officier-eerstaanwezend commissaris eerste klasse voor gerechtelijke opdrachten is bevorderd, kan geen aanspraak maken op een bevordering van een hogere rang. "
Art.2. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende vaststelling van de voorwaarden en de modaliteiten betreffende de bevordering tot de graden van eerste klasse bij de gerechtelijke politie wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de bevordering tot de graad van eerstaanwezend gerechtelijk agent-inspecteur eerste klasse wordt de gegadigde, die overeenkomstig artikel 6, 2°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, of overeenkomstig artikel 2bis, b, 2°, van het koninklijk besluit van 7 mei 1921 houdende inrichting van de gerechtelijke politie bij de parketten, opgeheven bij het voornoemd koninklijk besluit van 25 november 1991, als gerechtelijk agent is aangeworven, vrijgesteld van de bekwaamheidstest bedoeld onder 2°. "
Art.3. Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de bevordering tot de graad van officier-eerstaanwezend commissaris eerste klasse voor gerechtelijke opdrachten wordt de gegadigde die overeenkomstig artikel 6, 1°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, of overeenkomstig artikel 2bis, b, 1°, van het koninklijk besluit van 7 mei 1921 houdende inrichting van de gerechtelijke politie bij de parketten, opgeheven bij het voornoemde koninklijk besluit van 25 november 1991, als gerechtelijk officier is aangeworven, vrijgesteld van de materie " supervisie van complexe gerechtelijke onderzoeken " van de bekwaamheidstest bedoeld onder 2°, b. "
Art.4. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
" De cijfers behaald door de gegadigde bedoeld in artikel 9, tweede lid, worden samengeteld en omgerekend naar het totaal van de punten van het bevorderingsexamen bedoeld in artikel 9, eerste lid, en bepalen de rangschikking en de orde van de bevordering. "
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 1992.
Art. 6. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 september 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET