11 JULI 1994. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het geldelijk statuut en het verlofstelsel toepasselijk op sommige personeelsleden van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, die bij arbeidsovereenkomst worden aangeworven. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-08-1994 en tekstbijwerking tot 01-06-2005).
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Vaststelling van de wedde.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Toelagen en vergoedingen.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Verlof.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 5-8
BIJLAGE.
Art. 1N, 2N, 3N, 4N, 5N, 6N
Artikel 1. De bepalingen van onderhavig besluit zijn van toepassing op het personeel dat bij overeenkomst wordt aangeworven door het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, hierna " Instituut " genoemd, voor zijn rusthuizen of rust- en verzorgingstehuizen en voor de ziekenhuisdienst.
HOOFDSTUK I. - Vaststelling van de wedde.
Art.2. § 1. (De schalen worden vastgesteld in de bij dit besluit gevoegde tabel;
De bepalingen die deze bedoeld in hoger genoemd lid mochten wijzigen, aanvullen of vervangen, vinden van rechtswege toepassing.) <KB 2005-04-24/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
§ 2. De volledige prestaties in de openbare of privé-sector worden voor de weddeberekening in aanmerking genomen op voorwaarde dat zij als nuttig voor de uitvoering van de functie kunnen worden beschouwd en als dusdanig erkend zijn in de arbeidsovereenkomst.
De prestaties in de openbare sector worden, overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, voor 100 % gevaloriseerd; de prestaties in de privé-sector worden tot een maximum van 6 jaar in aanmerking genomen.
§ 3. Periodes van schorsing van de overeenkomst die niettemin moeten worden beschouwd als voor bevordering tot een hogere wedde in aanmerking komende diensten, zijn de afwezigheden als gevolg van het verlof dat met het oog op de moederschapsbescherming toegestaan is door artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
HOOFDSTUK II. - Toelagen en vergoedingen.
Art.3. De volgende besluiten, zoals ze werden gewijzigd of vervangen, zijn toepasselijk op het personeel bedoeld in artikel 1 :
1° Besluit van de Regent van 30 maart 1950 de toekenning regelend van toelagen wegens buitengewone prestaties;
2° Koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
3° Koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
4° Koninklijk besluit van 30 januari 1967 houdende toekenning van een haardtoelage of een standplaatstoelage aan het personeel der ministeries;
5° Koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's Lands algemeen bestuur;
6° Koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt;
7° Koninklijk besluit van 13 augustus 1984 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
8° Koninklijk besluit van 7 maart 1985 houdende de terugbetaling van het telefoonabonnementsgeld aan sommige ambtenaren van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
9° Koninklijk besluit van 28 juni 1985 houdende aanwijzing van de betrekkingen die recht geven op het genot van kosteloze woning, vuur en licht bij het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
10° Koninklijk besluit van 14 augustus 1989 houdende toekenning van een vergoeding voor het uitblijven van ongevallen aan personeelsleden van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
11° Koninklijk besluit van 14 augustus 1989 houdende toekenning van een kastoelage aan de adjunct-inspecteur van de boekhouding van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers;
12° Koninklijk besluit van 30 april 1991 tot toekenning van een premie voor tweetaligheid aan het personeel van de rijksbesturen.
HOOFDSTUK III. - Verlof.
Art.4. Voor zover zulks niet indruist tegen het belang van de dienst, kan het personeelslid gemachtigd worden op zijn verzoek en op gunstig advies van de Directieraad, zijn taak gedurende een zekere periode op te schorten.
Deze verloven worden niet vergoed. Zij worden voor het overige niet beschouwd als voor bevordering tot een hogere wedde in aanmerking komende diensten.
HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.5. § 1. De arbeidsovereenkomsten die met onderhavig besluit strijdige bedingen bevatten, worden bij onderlinge overeenkomst tussen partijen gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van de hiernavolgende §§ 2 en 3.
§ 2. De bruto-maandwedde berekend op basis van de bepalingen van artikel 2, mag op geen enkel ogenblik lager zijn dan de wedde waarvan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden hebben genoten voor de maand voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van onderhavig besluit.
§ 3. Is de wedde vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 lager dan die welke het personeelslid voor de inwerkingtreding van dit besluit genoot, dan behoudt hij de hoogste wedde tot wanneer hij een wedde bekomt die ten minste daaraan gelijk is.
Art.6. In akkoord met de Minister van Ambtenarenzaken bepaalt de Minister tot wiens bevoegdheden de voogdij over het Instituut behoort de regelen met betrekking tot de toegangsvoorwaarden voor de te begeven betrekkingen onder het stelsel van de arbeidsovereenkomst.
Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1991.
Art.8. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
BIJLAGE.
Art. 1N. Weddeschalen. <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/08/1994, p. 20260-20261>
Gewijzigd bij :
<KB 2005-04-24/30, art. 1, Inwerkingtreding : 01-10-2002; B.St. 01-06-2005, p. 25449>
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
Art. 2N. TABEL DER WEDDESCHALEN (01-11-90). <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/08/1994, p. 20262-20266>
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
Art. 3N. TABEL DER WEDDESCHALEN (01-11-91). <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/08/1994, p. 20267-20271>
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
Art. 4N. TABEL DER WEDDESCHALEN (01-11-92). <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/08/1994, p. 20272-20276>
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
Art. 5N. TABEL DER WEDDESCHALEN (01-11-93). <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/08/1994, p. 20277-20281>
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
Art. 6N. TABEL DER WEDDESCHALEN (01-10-2002). <Ingevoegd bij KB 2005-04-24/30, art. 1; Inwerkingtreding : 01-10-2002> <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 01/06/2005, p. 25450>