22 DECEMBER 1993. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 april 1966 houdende het statuut van het personeel van de sectie Veiligheid van de Staat van het Bestuur van de Openbare Veiligheid.
Art. 1-9
Artikel 1. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 april 1966 houdende het statuut van het personeel van de sectie Veiligheid van de Staat van het Bestuur van de Openbare Veiligheid wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 5. Niet tot buitendiensten gegadigden die aan een vergelijkend wervingsexamen wensen deel te nemen, moeten aan de volgende eisen voldoen:
1° Belg zijn en de burgerlijke en politieke rechten genieten;
2° van onberispelijk gedrag zijn;
3° houder zijn van een rijbewijs geldig voor het besturen van de voertuigen van de categorie "B" bij de inschrijving of ten laatste bij het beëindigen van de stageperiode;
4° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;
5° op de dag dat de inschrijvingstermijn voor het vergelijkend examen verstrijkt ten minste 21 jaar oud zijn en de leeftijd van 32 of 37 jaar niet bereikt hebben, naargelang het gegadigden voor de graad van inspecteur of gegadigden voor de graad van commissaris betreft;
6° houder zijn van een diploma of getuigschrift dat voorkomt in de bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 en dat in aanmerking komt voor de toelating tot de rijksbesturen onder rubriek "Niveau 1" voor de graad van commissaris; onder rubriek "Niveau 2+" voor de graad van inspecteur;
7° door de Minister van Justitie na advies van de administrateur-directeurgeneraal van de Openbare Veiligheid als gegadigde aanvaard zijn.
De gegadigden die geslaagd zijn voor het vergelijkend wervingsexamen, behouden het voordeel van hun uitslag gedurende drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van sluiting van de zittijd."
Art.2. Artikel 13, 1e en 2e lid van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd:
"Art. 13. De stage duurt twee jaar.
De benoemende overheid kan op het met redenen omkleed advies van de administrateur-directeur-generaal van de Openbare Veiligheid de stage verlengen wanneer dit nodig is om de stagiair toe te laten de lessen van het eerste deel van de middelbare graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek te volgen en het getuigschrift ervan te behalen indien dit omwille van de organisatie van de lessen en examens door de School voor Criminologie en Criminalistiek uitgesteld werd."
Art.3. Artikel 14, 1e lid, van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd: "Bij het einde van de stage, op voorwaarde dat hij geslaagd is voor het 1e deel van de middelbare graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek, wordt de stagiair die door de administrateur-directeur-generaal van de Openbare Veiligheid, na advies van de adjunkt-administrateur bij de Veiligheid van de Staat, geschikt bevonden is, tot rijksambtenaar benoemd in de graad waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld."
Art.4. Artikel 21, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 21, § 1. De inspecteur die houder is van het getuigschrift van de middelbare graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek of geslaagd is voor het eerste deel van de middelbare graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek en negen jaar anciënniteit in zijn graad telt, wordt eerstaanwezend inspecteur benoemd.
De commissaris die houder is van het diploma van de hogere graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek of geslaagd is voor het eerste deel van de hogere graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek en die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.5. Artikel 21, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling:
"Art. 21, § 2. Voor zover zij een graadanciënniteit van drie jaar tellen en zij de bevorderingsvoorwaarden vervullen vastgesteld door Ons, kunnen zich kandidaat stellen voor een bevordering tot de graad van:
1. eerstaanwezend commissaris eerste klasse, de eerstaanwezende commissarissen;
2. eerstaanwezend inspecteur eerste klasse, de eerstaanwezend inspecteurs.
De gegadigden voor de graad van eerstaanwezend commissaris eerste klasse moeten bovendien houder zijn van een diploma dat toegang verleent tot een betrekking van niveau 1 bij de rijksbesturen."
Art.6. Bij overgangsmaatregel is artikel 21, z 2, lid 4, niet van toepassing op de commissarissen die houder zijn van het diploma van de hogere graad van de School voor Criminologie en Criminalistiek en die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.8. In afwijking van artikel 7, heeft artikel 4 uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
Art. 9. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 1993.
ALBERT
Par le Roi:
De Minister van Justitie,
M. WATHELET
De Minister van Ambtenarenzaken,
L. TOBBACK
De Minister van Begroting,
H. VAN ROMPUY