28 OKTOBER 1994. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep als bedoeld bij artikel 37/4 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-04-2024 en tekstbijwerking tot 23-04-2024)
Art. 1-14
Artikel 1.Het in artikel 37/4, § 2, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen bedoelde beroep wordt ingesteld door middel van een verzoekschrift dat bij een ter post aangetekende brief [1 of elektronisch]1 aan de Raad van State wordt gericht.
[1 Tenzij gebruik wordt gemaakt van de elektronische procedure, worden bij het verzoekschrift acht voor eensluidend met het origineel verklaarde afschriften van het verzoekschrift gevoegd, alsook van elk van de erbij gevoegde documenten waarnaar het verwijst. Een afschrift van de beslissing van de Controlecommissie wordt in alle gevallen bijgevoegd.]1
----------
(1)<KB 2024-03-28/42, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>
Art.2. In het door meer dan een verzoeker ingediende verzoekschrift wordt een enkele woonplaats gekozen. Zoniet worden de verzoekers geacht bij de eerste verzoeker woonplaats te hebben gekozen.
Art.3. De hoofdgriffier van de Raad van State zendt aan de voorzitter van de provincieraad, de gouverneur en de provinciegouverneur een afschrift van het verzoekschrift en van de bijlagen waarnaar het verwijst en waarvan afschriften bij het verzoekschrift zijn gevoegd overeenkomstig artikel 1, tweede lid. Hij bezorgt eveneens een afschrift van dit verzoekschrift aan de griffier van de Controlecommissie.
Art.4. Het afschrift van het verzoekschrift dat krachtens artikel 3 aan de provinciegriffier wordt gezonden, wordt door hem onverwijld via een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers. Bovendien wordt het samen met zijn bijlagen gedurende zes werkdagen en gedurende ten minste drie uur per werkdag ter griffie van de provincie neergelegd, waar eenieder er inzage en afschrift van kan nemen.
De hoofdgriffier van de Raad van State laat binnen drie dagen na ontvangst van het verzoekschrift een bericht in het Belgisch Staatsblad opnemen waarin, voor ieder ingesteld beroep, de naam van de verzoeker en de betrokken provincie worden vermeld. Het bericht deelt mede dat eenieder ter griffie van de provincie inzage kan nemen van het verzoekschrift.
Art.5.Degenen aan wie de beslissing van de Controlecommissie ter kennis moet worden gebracht krachtens artikel 37/4, § 1, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, alsmede al wie van een belang kan doen blijken, zijn gerechtigd om een memorie van antwoord aan de Raad van State te sturen.
De hoofdgriffier van de Raad van State bezorgt een afschrift van de memorie aan de verzoekende partij. Iedere memorie moet op straffe van wering uit de debatten :
1° de naam en het adres van de partij vermelden en ondertekend zijn door de partij of door een op de tabel der orde ingeschreven advocaat;
2° aan de Raad van State onder een ter post aangetekende omslag [1 of elektronisch]1 worden toegestuurd binnen vijftien dagen na de opname in het Belgisch Staatsblad van het bericht bedoeld in artikel 4, tweede lid;
3° vergezeld gaan van acht voor eensluidend met het origineel verklaarde afschriften [1 , tenzij gebruik wordt gemaakt van de elektronische procedure]1.
----------
(1)<KB 2024-03-28/42, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>
Art.6. Zodra de griffier van de Controlecommissie het overeenkomstig artikel 3 toegezonden afschrift van het verzoekschrift ontvangt, bezorgt hij aan de hoofdgriffier van de Raad van State en aan de griffier van de betrokken provincie een voor eensluidend met het origineel verklaard afschrift van het administratief dossier en van de procedurestukken van de Controlecommissie.
Eenieder die belang zou kunnen hebben, is gerechtigd om inzage te nemen van het dossier van de Controlecommissie, dat zonder verplaatsing te zijner beschikking moet worden gehouden ter griffie van de provincie.
Art.7. Oordeelt de kamer, na kennisneming van het verslag over de zaak, dat de zaak in staat van wijzen is, dan stelt de voorzitter de datum vast waarop zij zal worden opgeroepen. Is de kamer van oordeel dat nieuwe verrichtingen moeten worden bevolen, dan wijst zij ter uitvoering daarvan een staatsraad of een lid van het auditoraat aan, dat een aanvullend verslag opmaakt. Dit verslag wordt gedagtekend, ondertekend en aan de kamer bezorgd.
Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld of voor nader onderzoek verwezen, wordt binnen acht dagen na de indiening van het verslag gegeven.
Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld, wordt met de verslagen aan de partijen betekend. Het stelt de zaak binnen vijftien dagen vast.
Art.8. Het arrest moet binnen een maand na de sluiting van de debatten worden gewezen.
Art.9. Het arrest is niet vatbaar voor verzet, voor derdenverzet of voor aanvraag tot herziening.
Komt een partij vóór de sluiting der debatten te overlijden, dan wordt de procedure voortgezet zonder dat het geding hoeft te worden hervat.
Art.10. Voor de provincieraden van Vlaams-Brabant en Waals-Brabant die voortkomen uit de verkiezingen van 9 oktober 1994, geschieden de kennisgevingen bedoeld in artikel 3 bij wijze van overgang ten vroegste op 2 januari 1995.
De publikatie bedoeld in artikel 4, tweede lid, vindt in dit geval ten vroegste op dezelfde datum plaats.
Art.11.Op de in dit besluit geregelde rechtspleging zijn van toepassing de artikelen 1, 2, § 1, 1° en 2°, 5, 12, 16, 17, 19, 25 to 27, 29, 33 tot 37, 51, 59 tot 65, 72, 77, 84, 85, tweede lid, [1 85bis,]1 86 tot 88, 90 tot 92 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.
----------
(1)<KB 2024-03-28/42, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>
Art.12. In artikel 95 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, opnieuw opgnomen bij koninklijk besluit van 7 januari 1991, wordt punt 2° vervangen door de volgende tekst :
" 2° de artikelen 68bis en 78bis van de gemeentekieswet en artikel 37/4 van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen. "
Art.13. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 14. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 28 oktober 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
J. VANDE LANOTTE