23 JUNI 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 november 1987 betreffende de algemene inspectie van de rijkswacht.
Art. 1-8
Artikel 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 november 1987 betreffende de algemene inspectie van de rijkswacht, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Artikel 1. De algemene inspectie van de rijkswacht is een dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zij inspecteert de werking van de rijkswacht.
Zij staat onder de leiding van een luitenant-generaal bij de rijkswacht die de titel draagt van inspecteur-generaal van de rijkswacht.
Hij wordt aangewezen door de Koning, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, na het eensluidend advies van de Minister van Justitie.
Hij staat onder het rechtstreeks hiërarchische gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken. ".
Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 2. De algemene inspectie is voorts samengesteld uit :
1° twee adjunct-inspecteurs-generaal, bekleed met de graad van kolonel bij de rijkswacht, die de inspecteur-generaal bijstaan. Beiden worden aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken, één van hen na het eensluidend advies van de Minister van Justitie;
2° de leden van de algemene inspectie, allen officieren en onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht;
3° de burgerlijke hulppersoneelsleden om bijkomende, specifieke of steunopdrachten te vervullen van administratieve of logistieke aard.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, worden aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de inspecteur-generaal en na advies van de commandant van de rijkswacht.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid, 2°, kunnen, onder het gezag en de leiding van de inspecteur-generaal of één van beide adjunct-inspecteurs-generaal, belast worden met uitvoeringstaken betreffende de door dit besluit aan de algemene inspectie toegekende bevoegdheden, krachtens een daartoe verleende bijzondere machtiging.
De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de getalsterkte van de algemene inspectie, na eensluidend advies van de Minister van Justitie. ".
Art.3. Artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid :
" Voor de uitoefening van de in dit besluit bepaalde bevoegdheden, staat de inspecteur-generaal van de rijkswacht onder het functioneel gezag van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, volgens de bevoegdheidsregeling zoals die bepaald is in artikel 2 van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht, met inbegrip van alles wat bijdraagt tot de uitvoering van deze opdrachten door de rijkswacht. ".
Art.4. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Bovendien vervullen ze op eigen initiatief informatie- en controle-opdrachten ten voordele van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, volgens de bevoegdheidsregeling zoals die bepaald is in artikel 2 van de wet van 2 december 1957 op de rijkswacht. ";
2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
" De adjunct-inspecteurs-generaal van de rijkswacht handelen hierbij onder het gezag van de inspecteur-generaal van de rijkswacht. ".
Art.5. Artikel 5, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" De inspecteur-generaal en de adjunct-inspecteurs-generaal van de rijkswacht beantwoorden elke studie-, onderzoeks- of adviesaanvraag uitgaande van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie binnen hun respectieve bevoegdheden. ".
Art.6. Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
" Art. 5bis. In afwijking van artikel 6 van het koninklijk besluit van 5 maart 1984 houdende inrichting van de examencommissies belast met het afnemen van de proeven van de taalexamens bepaald door de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger, oefent de inspecteur-generaal, voor de rijkswacht, de functie uit van permanent inspecteur van de taalexamens, bedoeld in de artikelen 3, 4, 5, 7, 8, 11, 15, 17bis, 21 en 31 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger.
Behalve de taken welke hem door de Minister van Binnenlandse Zaken worden opgedragen ziet hij erop toe dat de kandidaten in de verschillende examenzittingen door de examencommissies en door de subcommissies op eenvormige wijze worden beoordeeld. ".
Art.7. Artikel 6, 1°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende tekst :
" 1° elk ontwerp van wets- of verordeningsbepaling betreffende het administratief, tuchtrechtelijk, geldelijk en vakbondsstatuut van het personeel van de actieve kaders van de rijkswacht dat hij voorlegt aan de Minister van Binnenlandse Zaken of waarover hij om advies wordt verzocht; ".
Art. 8. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 23 juni 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister, en Minister van Justitie en van Economische Zaken,
M. WATHELET
De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
L. TOBBACK