16 JUNI 1993. - Besluit van de Vlaamse Executieve betreffende de jacht in het Vlaamse Gewest voor de periode van 1 juli 1993 tot 30 juni 1998. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-06-1993 en tekstbijwerking tot 30-03-1996)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Jacht op grofwild.
Art. 2-8
HOOFDSTUK III. - Jacht op kleinwild.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Jacht op waterwild.
Art. 10-11
HOOFDSTUK V. - Jacht op overig wild.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VI. - Bestrijding van wildsoorten.
Art. 14-15
HOOFDSTUK VII. - Bepalingen inzake handel en vervoer.
Art. 16
HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere openingsdata.
Art. 17
HOOFDSTUK IX. - Algemene verbodsbepalingen.
Art. 18
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art. 19
Bijlagen.
Art. N1, N2, N3
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit geldt voor de periode van 1 juli 1993 tot 30 juni 1988. Deze periode omvat vijf jachtseizoenen die telkens aanvangen op 1 juli en eindigen op 30 juni van het volgende kalenderjaar.
De openings- en sluitingsdata van de jacht worden bepaald zoals hierna vermeld.
Behoudens andersluidende aanduidingen gelden deze data voor gans het Vlaamse Gewest en voor alle jachtbewijzen.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder " de bevoegde minister " : de Vlaamse minister bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud.
HOOFDSTUK II. - Jacht op grofwild.
Art.2. (Opgeheven) <BVR 1994-07-13/48, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Art.3. § 1. In elk jachtseizoen is de jacht met vuurwapens op edelherten open :
1° op herten : van 15 september tot en met 30 november;
2° op hinden en kalveren (beide geslachten) van edelherten : van 15 oktober tot en met 31 december.
§ 2. De jacht op herten, hinden en kalveren mag slechts worden uitgeoefend zo de houder van het jachtrecht zijn afschotplan, met de vermelding van het aantal in het jachtveld aanwezige dieren en het voorgenomen aantal te schieten dieren, bij gewone brief, heeft medegedeeld aan de voor het gebied bevoegde woudmeester in de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte ervan gelegen is. De houder van het jachtrecht zal eveneens vermelden hoeveel stuks werden geschoten gedurende de laatste drie jaar in het jachtterrein.
Zo aan de in het vorig lid vermelde voorwaarden is voldaan, dan keurt de woudmeester het afschotplan goed namens de bevoegde minister. Hij brengt deze goedkeuring ter kennis van de jachtrechthouder bij gewone brief.
§ 3. In de periode dat het alleen toegestaan is het hert of de hinde te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van detailhandel slechts toegestaan wanneer de geslachtskenmerken van het dier duidelijk zichtbaar zijn.
§ 4. In de periode dat het in het Vlaamse Gewest toegelaten is herten, hinden of kalveren te schieten en te vervoeren, is het vervoer rervan tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegestaan mits een getuigschrift kan worden voorgelegd, geldig voor vijf dagen, opgesteld door een ambtenaar belast met de jacht, een rijkswachter of een veldwachter. Dit voorschrift geldt eveneens voor dieren die in een ander Belgisch gewest werden geschoten.
Het getuigschrift moet gelijkvormig zijn aan het model van bijlage 1 bij dit besluit.
Art.4. § 1. De jacht met vuurwapens op reewild is open :
1° op reebokken :
a) van 1 juli tot 15 september 1993;
b) van 15 mei tot 15 september voor de jaren 1994 tot 1997;
c) van 15 mei tot 30 juni 1998.
2° op reegeiten en kalveren : van 1 februari tot 15 maart.
De jacht op reewild mag worden beoefend vanaf een half uur vóór de officiële zonsopgang tot een half uur na de officiële zonsondergang.
(Leden 3 tot 6 opgeheven) <BVR 1994-07-13/48, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
§ 2. Wanneer het alleen geoorloofd is reebokken, reegeiten of kalveren te schieten en te vervoeren, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegestaan, zo het dier zijn gewei heeft behouden of mits een getuigschrift kan worden voorgelegd, geldig voor vijf dagen, opgesteld door een ambtenaar belast met de jacht, een rijkswachter of een veldwachter.
Het getuigschrift moet gelijkvormig zijn aan het model van bijlage 1 bij dit besluit.
Art.5. § 1. In elk jachtseizoen is de jacht met vuurwapens op damwild open :
1° op damherten : van 15 september tot 30 november;
2° op damhinde en kalveren (beide geslachten) : van 1 november tot 31 december.
§ 2. Wanneer alleen de jacht op het damhert of op de damhinde toegestaan is, is het vervoer tot aan de plaatsen van verbruik of van kleinhandel slechts toegelaten, wanneer de gelschtskenmerken van het dier uiterlijk zichtbaar zijn.
Art.6. De jacht met vuurwapens op de moeflonram waarvan de slakken, gemeten langs de buitenzijde, minstens 65 cm bereiken, op het moeflonschaap, evenals op vrouwelijke moeflonlammeren en jonge mannelijke dieren met slakken van maximum 30 cm lengte, is open van 1 oktober tot en met 15 januari.
Art.7. De jacht met vuurwapens op wilde zwijnen is gans het jaar open.
Art.8. De bepalingen van artikel 3, § 2 inzake het afschotplan gelden eveneens voor de jacht op moeflons, damwild en wilde zwijnen.
HOOFDSTUK III. - Jacht op kleinwild.
Art.9. § 1. De jacht met vuurwapens of met roofvogels op de volgende kleinwildsoorten is in elk jachtseizoen open :
1° patrijs : van 15 september tot en met 30 november;
2° haas : van 15 oktober tot en met 31 december;
3° fazanthaan : van 15 oktober tot en met 31 januari;
4° fazanthen : van 15 oktober tot en met 31 december.
§ 2. Wanneer men alleen fazanthanen mag schieten en vervoeren, mogen de fazanten slechts worden vervoerd, te koop aangeboden, verkocht en gekocht, indien minstens hun kop met de pluimen bedekt is of indien zij hun staartveren hebben behouden.
In elk jachtseizoen is het verboden levende fazanten te vervoeren vanaf 16 september tot en met 31 januari, behoudens vergunning, afgegeven door een door de bevoegde minister aangewezen ambtenaar, voor het vervoer van deze levende vogels naar erkende slachterijen, naar wildbedrijven en naar plaatsen buiten het Vlaamse Gewest of om deze vogels in te voeren naar kwekerijen gelegen buiten een jachtterrein.
§ 3. De houder van het jachtrecht op een terrein dat minstens 20 ha bos omvat, is gemachtigd jaarlijks van 15 september tot 30 november vangkooien voor fazanten te gebruiken voor het terugvangen, in dit bos, van de voor het houden of voor de kweek bestemde fazanten, op voorwaarde dat hij aangepaste bijzondere inrichtingen bezit voor het verzorgen van de teruggevangen vogels.
De vangtuigen mogen niet op minder dan tweehonderd meter van de rand van de naburige beboste eigendommen geplaatst worden.
Voor het vangen van de fazanten onder andere dan de hierboven vermelde voorwaarden, dient een gemotiveerde aanvraag te worden ingediend bij de voor het gebied bevoegde woudmeester. Deze ambtenaar kan een bijzondere vergunning verlenen, onder de voorwaarden die hij bepaalt.
Het terug uitzetten van de aldus gevangen fazanten mag na 1 juli 1996 echter alleen gebeuren onder de voorwaarden eventueel bepaald op grond van artikel 29 van het jachtdecreet van 24 juli 1991.
HOOFDSTUK IV. - Jacht op waterwild.
Art.10. § 1. De jacht met vuurwapens op waterwild in elk jachtseizoen is open :
1° op wilde eenden : van 15 augustus tot en met 31 januari. De jacht op dit wild, vóór de algemene opening en na de algemene sluiting van de jacht in open veld, is alleen toegestaan op of onmiddellijk langsheen waterlopen, waterplassen en moerassen.
Het schieten van niet vliegvlugge eenden is verboden.
Bij de bejaging van de wilde eend op de Schelde, tussen de winterdijken, vanaf de benedendijk van de stand Dendermonde tot aan het Vlaams Hoofd te Antwerpen, is het verboden te schieten in de richting van de paden gelegen op deze dijken;
2° op meerkoeten : van 15 oktober tot en met 31 januari;
3° op smienten en wintertalingen : van 15 oktober tot en met 31 januari. De jacht op deze vogels mag echter niet worden uitgeoefend op terreinen gelegen binnen de perimeter van de speciale beschermingszones voor vogels in de zin van artikel 4 van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, aangewezen bij besluit van de Vlaamse Executieve van 17 oktober 1988;
4° op grauwe ganzen : van 1 september tot en met 31 november. Deze jacht is alleen toegelaten tijdens het gedeelte van de dag tussen zonsopgang en tien uur in de voormiddag, op het grondgebied van de gemeente Knokke-Heist.
§ 2. De aanzitjacht (loerjacht) op wilde eenden vanop een vaste post, een half uur na zonsondergang en een half uur vóór zonsopgang kan, door de woudmeester bevoegd voor de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte daarvan gelegen is, worden toegestaan vanaf de opening van de jacht in het open veld, zo de houder van het jachtrecht over een jachtterrein van tenminste 25 hectare beschikt waarvan tenminste een hectare aaneengesloten wateroppervlakte deel uitmaakt waarop hij het jachtrecht bezit. De oppervlakte van 25 ha wordt met ingang van 1 juli 1995 op 40 hectare gebracht.
Om deze vergunning te bekomen, richt de jachtrechthouder, bij aangetekende brief een verzoek daartoe aan de woudmeester. Hij voegt bij zijn verzoek een liggingsplan van het jachtterrein, waarop ook de vaste posten voor de aanzitjacht zijn aangeduid. Deze vaste posten mogen op niet meer dan tien meter van de rand van het water gelegen zijn en hun aantal mag niet meer dan zes per aaneengesloten wateroppervlakte bedragen.
§ 3. In afwijking van het bepaalde onder § 1 is de jacht op alle waterwild verboden :
1° in de havengeul van Nieuwpoort en op de omliggende gronden en dit in het gebied tussen de Noordzee, de grens tussen de vroegere gemeenten Westende en Nieuwpoort tot aan de Koninklijke Baan te Nieuwpoort, de Koninklijke Baan tot aan de Lange Brug, de Albert I-laan en het Hendrikaplein te Nieuwpoort;
2° op het gedeelte van het grondgebied van de gemeenten Lokeren en Waasmunster tussen :
a) de oude Zelebaan, vanaf de afrit van de autoweg E 17 op het grondgebied van Lokeren tot aan de Zelestraat, de Zelestraat tot aan de Lepelstraat;
b) de Lepelstraat, vanaf de Oude Zelebaan, de Brugstraat tot aan de Durme, de Oude Bruglaan en de Rozenstraat tot aan de steenweg Antwerpen-Gent, de steenweg Antwerpen-Gent, vanaf de Rozenstraat tot aan het kruispunt Heiken;
c) de Groenselstraat, vanaf de steenweg Antwerpen-Gent (kruispunt Heiken), de Sousbeekstraat tot aan de Neerstraat, vervolgens de Neerstraat tot aan de autoweg E 17;
3° in het gebied " De Maten " gelegen op het grondgebied van de gemeenten Diepenbeek en Genk, waarvan de grenzen werden vastgelegd bij het koninklijk besluit tot rangschikking van 21 augustus 1975;
4° op het gedeelte van het grondgebied van de gemeente Zonhoven en Hasselt (Kuringen) gelegen tussen :
a) in het noorden, de Witvenweg in Zonhoven tot aan de spoorweg Hasselt-Mol;
b) in het oosten, de spoorweg Hasselt-Mol, vanaf de kruising met de Witvenstraat tot aan de Slangebeek in Zonhoven;
c) in het zuiden, de Slangebeek in Zonhoven, vanaf de kruising met de spoorweg Hasselt-Mol tot aan de hoogspanningslijn Kiewit-Houthalen in Hasselt (Kuringen);
d) in het westen, de hoogspanningslijn Kiewit-Houthalen in Hasselt (Kuringen) vanaf de kruising met de Slangebeek tot aan de Semmenstraat, vervolgens de Semmenstraat tot aan de Borgerheidestraat en van de Borgerheidestraat in Hasselt (Kuringen) tot aan de Witvenweg in Zonhoven;
5° op het gedeelte van het grondgebied van de stad Mechelen, gelegen tussen :
a) in het oosten en ten noordoosten, de Dijle;
b) in het zuiden, de Hoge Weg, vanaf de dijk van de Dijle tot aan de dijk van de Leuvense Vaart;
c) in het westen, de Leuvense Vaart, vanaf de Hoge Weg tot aan de samenvloeiing met de Dijle.
§ 4. Bij zeer harde of langdurige vorst, kan de Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud, op advies van het bureau van de Vlaamse Hoge Jachtraad, de jacht op waterwild tijdelijk verbieden.
§ 5. Het schieten van ander waterwild of van andere water-, zee-, oever- of moerasvogels dan deze vermeld in § 1 is verboden.
§ 6. De jacht op waterwild is verboden :
1° op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en waterlopen waarvan de oppervlakte en bijhorende rietkragen langsheen de oevers voor meer dan de helft met ijs zijn bedekt;
2° op minder dan tweehonderd meter van een voederplaats waarop granen zijn gestrooid.
Art.11. § 1. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en daar waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen wilde eenden onder volgende strikt bepaalde voorwaarden met vuurwapens worden bejaagd, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden, van 10 juli tot 1 september, op en rond percelen met graangewassen waar de vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van die teelten vooraf een schriftelijk verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht.
Deze jacht mag alleen plaats grijpen van één uur vóór zonsondergang tot één uur na zonsondergang.
§ 2. Zo de bejaging plaats vindt onder de in de voorgaande paragraaf opgelegde voorwaarden, verwittigt de houder van het jachtrecht, bij aangetekende brief of per telefax, de voor het gebied bevoegde woudmeester, met vermelding van de juiste ligging der percelen en de dagen waarop de bejaging zal plaats vinden, opdat deze ambtenaar het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig, de bevoegde minister zou kunnen voorstellen deze jacht te verbieden.
§ 3. In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer en waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen kieviten van 1 juli tot en met 30 juni worden bejaagd onder toezicht van de beheerder van de hierna vermelde terreinen. Deze kan, rekening houdend met de bestaande populaties, deze jacht beperken of verbieden :
1° binnen de grenzen van de vliegvelden van de Regie der Luchtwegen in Antwerpen-Deurne, Brussel-Nationaal, Oostende en Wevelgem;
2° binnen de grenzen van de militaire vliegvelden in Melsbroek, Sint-Truiden, Koksijde, Oostduinkerke en Peer (Kleine Brogel).
Deze jacht kan worden beoefend met vuurwapens en met roofvogels waarvan het bezit regelmatig toegestaan is op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest.
HOOFDSTUK V. - Jacht op overig wild.
Art.12. De jacht met vuurwapens of met roofvogels op het overige wild is open :
1° op verwilderde katten : alle dagen van het jaar;
2° op vossen : van 1 juli tot en met 31 januari. De bejaging van de vos mag niet gebeuren binnen een straal van vijfentwintig meter rond de vosseburchten;
3° op konijnen in open veld : van 15 september tot en met 31 december;
4° op houtduiven, zowel in het open veld als in bossen : van 1 oktober tot en met 28 februari.
De jacht met vuurwapens op konijnen, met of zonder fret, bij drijfjacht met honden en evenals de jacht met buidels en fretten, zijn heel het jaar toegelaten in de bossen, evenals in de duinen, de teenbossen, de bremvlakten, de heiden, de houtkanten en alle plaatsen zoals ophogingen, taluds, bermen en grachten met struikgewas of bramen begroeid.
Tenzij met een bijzondere vergunning van de woudmeester van het gebied, mogen honden voor die wijze van bejaging slechts gebruikt worden vanaf 1 maart en tot de opening van de jacht met de drijfhond als zij gemuilband zijn.
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, mogen de houders van het jachtrecht of hun afgevaardigden, die een jachtverlof bezitten, konijnen blijven schieten in het open veld tot de opening van de jacht in het open veld, op percelen die palen aan de bossen en de ermede gelijkgestelde gronden, vermeld in het tweede lid van dit artikel die niet goed afgesloten zijn en waarin zich konijnen bevinden.
Bij het jagen met roofvogels mogen alleen roofvogels worden gebruikt waarvan het bezit reglementair is toegestaan op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest.
Het gebruik van veerklemmen is verboden.
Art.13. Om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen en daar waar geen andere bevredigende oplossing bestaat, mogen houtduiven onder de volgende strikt bepaalde voorwaarden worden bejaagd met het geweer, door de houder van het jachtrecht en zijn genodigden :
1° van 1 juli 1993 tot 14 oktober 1993;
2° van 1 mei tot 14 oktober voor de jaren 1994-1997;
3° van 1 mei 1998 tot 30 juni 1998.
(Deze jacht mag alleen worden beoefend op en rond de percelen beplant met graangewassen, koolgewassen, vlas, bonen, erwten, chicorei, aardbeien en witloof, in de aangrenzende bossen binnen een zone van 100 meter van deze percelen, evenals in de kerseboomgaarden waar deze vogels schade aanrichten en waarvoor de eigenaar van de teelt vooraf een verzoek tot bejaging heeft gericht tot de houder van het jachtrecht). Zo de bejaging plaats vindt, verwittigt de houder van het jachtrecht, bij aangetekende brief of per telefax, de voor het gebied bevoegde woudmeester, met vermelding van de juiste ligging der percelen en dagen waarop de bejaging zal plaats vinden opdat deze ambtenaar het nodige toezicht zou kunnen uitoefenen, en, zo nodig, de bevoegde minister zou kunnen voorstellen deze jacht te verbieden. <BVR 1996-01-24/33, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 30-03-1996>
HOOFDSTUK VI. - Bestrijding van wildsoorten.
Art.14. De beëdigde jachtwachters van de houders van het jachtrecht mogen het konijn gans het jaar bestrijden met fretten en met konijnestrikken zonder het bewijs te moeten leveren van een persoonlijke vergunning in de bossen van hun opdrachtgevers, onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 24 juni 1952.
De veerklemmen vermeld in dit laatste besluit mogen niet worden gebruikt.
De bestrijding van wilde konijnen mag eveneens gebeuren met fretten of met roofvogels waarvan het bezit reglementair is toegestaan op grond van het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse Gewest.
De beëdigde jachtwachters die geslaagd zijn voor een officieel jachtexamen en die van vóór het van kracht worden van het jachtdecreet van 24 juli 1991 de stand van (houtduiven,) wilde konijnen, vossen en verwilderde katten met het geweer reguleerden op het jachtterrein van hun aanstellers, mogen de regulering ten behoeve van het natuurbeheer blijven verder zetten zolang zij in dienst blijven bij hun huidige aanstellers. <BVR 1996-01-24/33, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 30-03-1996>
Het schieten van vossen mag echter niet gebeuren binnen een straal van vijfentwintig meter rond de vosseburchten.
De burchten mogen bij de bestrijding niet uitgegraven, vergraven of onder water of onder een andere vloeistof gezet worden.
Deze wachters, evenals de grondgebruiker en de jachtrechthouder mogen voor de regulering van de stand van de vossen en verwilderde katten ook gebruik maken van kastvallen met een maximum volume van 100 dm3, waarin de gevangen dieren zich vrij kunnen bewegen en die, in gesloten toestand, minstens één vrije opening hebben waarbinnen een cirkel met een doormeter van tenminste 5 cm kan worden beschreven.
De houders van het jachtrecht moeten onmiddellijk overgaan of laten overgaan tot de bestrijding van de konijnen, met al de middelen toegestaan door de wet, zoniet zal van ambtswege tot deze bestrijding worden overgegaan.
Art.15. De woudmeester van de provincie waarin het jachtterrein of het grootste gedeelte daarvan gelegen is wordt aangewezen als de ambtenaar bedoeld in artikelen 22, tweede lid, en 24, derde lid, van het jachtdecreet van 24 juli 1991.
Bij de verwittiging van deze ambtenaren, in de omstandigheden bepaald in artikel 22, tweede lid van het jachtdecreet van 24 juli 1991, dient men gebruik te maken van een formulier dat gelijkvormig is aan bijlage 3 van dit besluit.
HOOFDSTUK VII. - Bepalingen inzake handel en vervoer.
Art.16. § 1. De wildhandelaren en de restaurantuitbaters mogen diepgevroren wild, behorende tot de kategorie grof wild, evenals diepgevroren hazen, patrijzen en fazanten, opslaan en vervoeren buiten de periode gaande vanaf de opening tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dat wild, op voorwaarde dat zij kunnen aantonen dat het wild van buiten het Vlaamse Gewest afkomstig is.
Bovendien mag diepgevroren reewild van 1 oktober tot en met 10 december onder dezelfde voorwaarden worden verhandeld.
§ 2. Het vervoeren en in de handel brengen van boom- en steenmarters, bunzings, wezels en hermelijnen is verboden. Dit verbod geldt niet voor opgezette exemplaren of huiden van de steenmarter, de bunzing, de wezel en de hermelijn.
§ 3. Het is verboden meerkoeten, smienten, wintertalingen, kolganzen en grauwe ganzen in de handel te brengen vanaf de opening van de jacht tot en met de tiende dag volgend op de sluiting van de jacht op dit wild. Dit verbod geldt niet voor opgezette exemplaren of huiden van deze soorten.
§ 4. De Vlaamse minister bevoegd voor de landinrichting en het natuurbehoud is belast met het toestaan van het vervoer van levend wild en eieren van wild in toepassing van artikel 28 van het jachtdecreet van 24 juli 1991.
HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere openingsdata.
Art.17. De jacht in open veld is voor alle wildsoorten open van 15 september tot 31 december.
De jacht met de drijfhond is open van 15 oktober tot 31 december.
HOOFDSTUK IX. - Algemene verbodsbepalingen.
Art.18. § 1. Het is verboden :
1° bij sneeuw in het open veld te jagen welke ook de hoeveelheid sneeuw weze die de grond bedekt; men mag blijven jagen in de bossen, duinen, teenbossen, brem en houtkanten, evenals op het waterwild op of onmiddellijk langsheen moerassen, waterplassen en waterlopen;
2° voor de jacht levende lokvogels te gebruiken, opgesloten in een kooi, gekortwiekt of vastgehecht aan een drijvend of vast voorwerp;
3° te jagen met hazewindhonden;
4° te jagen, hoe dan ook, in velden waarop zich graangewassen of andere korrel- of zaaddragende planten bevinden, rijp of rijpende te velde staande of gemaaid, maar liggende op de grond, behalve in toepassing van de artikelen 11 en 13 van dit besluit.
Het in het 4° van het vorige lid bedoelde verbod is niet toepasselijk op maïs, op gras en voeder van alle aard, op bieten, aardappelen, rapen en andere planten die niet geteeld worden met het oog op graan- of zaadopbrengsten, op de oogsten van gebonden, rechtgezette of opgehoopte graan- en zaadgewassen, noch op de herfstbezaaiingen.
§ 2. Het is verboden :
- te jagen op korhoenders, boom- en steenmarters, wezels, hermelijnen en bunzingen;
- de jacht met meute en paarden te beoefenen.
§ 3. Het gebruik van loodhagel bij de jacht op waterwild is verboden in de gebieden, gelegen in het Vlaamse Gewest, aangewezen bij koninklijk besluit van 27 september 1984 tot aanwijzing van de watergebieden van internationale betekenis en het besluit van de Vlaamse Executieve van 27 mei 1987 tot wijziging van de grenzen van sommige Ramsargebieden.
HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen.
Art.19. De Vlaamse minister bevoegd voor de Landinrichting en het Natuurbehoud is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29/06/1993, p. 15601>
Art. N2. Bijlage 2. (Opgeheven) <BVR 1994-07-13/48, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Art. N3. Bijlage 3. Melding aan de woudmeester van de plaats waar en de periode wanneer tot bestrijding van wildsoorten zal worden overgegaan. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29/06/1993, p. 15602 tot 15603>