Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

4 MAART 1993. - Ministerieel besluit houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 28 november 1975 betreffende de exploitatie van de bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling.



Inhoudstafel:


Art. 1-11
Bijlage.
Art. N1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1975120114 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995036056 



Artikels:

Artikel 1. De aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning tot exploitatie van een bureau voor arbeidsbemiddelling tegen betaling moet in tweevoud en op speciale formulieren worden ingediend die op verzoek door het Departement Economie, Werkgelegenheid en Binnenlandse Aangelegenheden - Administratie Werkgelegenheid, worden afgegeven.
  Zij moet op straffe van nietigheid, bij een ter post aangetekende brief, worden ingediend.

Art.2. § 1. De aanvrager dient volgende documenten bij zijn aanvraag te voegen :
  1° een eensluidend afschrift van de inschrijving in het handelsregister; tenzij deze inschrijving niet vereist is op grond van de uitgeoefende activiteit;
  2° een bewijs van goed gedrag en zeden, afgegeven door de bevoegde overheid met een geldigheidsdatum sedert ten hoogste één maand;
  3° een curriculum vitae en documenten ter staving van het beroepsverleden;
  4° een attest van de ontvanger der belastingen waaruit blijkt dat de aanvrager, op het ogenblik van de indiening van zijn aanvraag, geen belasting, van welke waard ook, is verschuldigd;
  5° een attest van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waaruit blijkt dat de aanvrager, op het ogenblik van de indiening van zijn aanvraag, geen enkele schuld heeft bij die instelling;
  6° één van de volgende documenten :
  a) een beroepservaring op directieniveau in de betrokken sector van ten minste vijf jaar bewijzen; deze stukken moeten o.m. een attest van de ontvanger der belastingen bevatten waarbij wordt bevestigd dat de inkomsten uit prestaties uit die sector werden belast;
  b) een eensluidend verklaard afschrift voorleggen van een getuigschrift of diploma van ten minste het hoger onderwijs van het korte type of gelijkwaardig diploma in de kunstopleidingen behorende tot de groep woord - dans - muziek; in dit geval dient eveneens het bewijs te worden voorgelegd dat een stageperiode van één jaar werd gedaan;
  c) een beroepservaring in de betrokken sector van ten minste 10 jaar bewijzen in de bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 28 november 1975 betreffende de exploitatie van de bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling bedoelde activiteiten in de hoedanigheid van dramatische, lyrische, choreografische en variëté-artiesten, musici, orkestleiders, balletmeesters en aanvullingsartiesten; de betrokkene dient in dit geval aanvullend ook het bewijs te leveren door middel van een attest, brevet of getuigschrift van een opleiding in personeelsmanagement;
  7° het bewijs van storting, als borgtocht, van één der bij artikel 3 van dit besluit bepaalde sommen;
  8° de gedateerde en ondertekende lijst van de eventuele aangestelden en lasthebbers van de aanvrager;
  9° een ondertekend en gedateerd attest met opgave van de vestigingsplaats van het bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling en van de eventuele filialen;
  10° een ondertekend en gedateerd attest ter aanduiding van de plaats waar in België de documenten worden bewaard die ter uitvoering van artikel 9 van het voormeld koninklijk besluit dienen te worden bijgehouden;
  11° een verklaring op eer dat de aanvrager geen veroordeling heeft opgelopen met betrekking tot misdrijven en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid zoals voorzien in titel VII van het strafwetboek.
  § 2. De documenten bedoeld bij 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 11° dienen eveneens in hoofde van de aangestelden en lasthebbers van de aanvrager te worden voorgelegd.
  § 3. Indien de aanvrager van vreemde nationaliteit is, moet hij het bewijs leveren dat hij zijn activiteit uitoefent overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende het uitoefenen van zelfstandige beroepsactiviteiten door vreemdelingen.
  De lasthebber van vreemde nationaliteit, die de hoedanigheid van zelfstandige bezit moet ook het bewijs, bedoeld in het vorige lid, bezitten.
  Eveneens moet elke aangestelde of lasthebber van vreemde nationaliteit, die de hoedanigheid van bediende of arbeider bezit, voorafgaandelijk aan zijn aanwerving door het bureau van arbeidsbemiddeling tegen betaling het bewijs leveren dat hij in het bezit is van de toelatingen vereist door de reglementering betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit.

Art.3. Het bedrag van de borgtocht bepaald bij artikel 8, 6, van het voormeld koninklijk besluit, is vastgesteld op 100 000 frank.
  Die som wordt evenwel op 200 000 frank gebracht voor de houders van vergunningen tot exploitatie van bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling die aan de voorwaarden voldoen vereist bij artikel 21 van het voormeld koninklijk besluit.

Art.4. De houder van een vergunning tot exploitatie van een bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling mag commissielonen, bijdragen, toelatings- of inschrijvingsgelden of vergoedingen ontvangen binnen de hierna bepaalde grenzen :
  1° de inschrijving voor plaatsaanvragen geschiedt kosteloos;
  2° het bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling mag van de werkgever niet meer dan 1 000 frank inschrijvingsgeld eisen.
  Deze som wordt afgetrokken van het commissieloon waarvan hierna sprake is, en dekt de opzoekingsverrichtingen ten bate van de werkgever voor een periode van drie maanden.
  Voor de inning van dit inschrijvingsgeld zal een ontvangstbewijs worden uitgereikt;
  3° het bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling mag van de betrokkenen, tegen afgifte van de bewijsstukken, de terugbetaling eisen van de bijzondere uitgaven die, op hun verzoek werden gemaakt met het oog op de totstandbrenging van de plaatsing;
  4° de inning van een commissieloon, bijdrage, toelatings- of inschrijvingsgeld of van een vergoeding, hierna aangeduid onder de enige benaming van " commissieloon ", is slechts geoorloofd ingeval de plaatsing werkelijk tot stand gebracht werd.
  Het commissieloon wordt berekend op het bedrag van het loon in geld, slaande op maximum één maand. Dat bedrag wordt eventueel vermeerderd met de waarde van de voordelen in natura.
  Het commissieloon mag niet hoger zijn dan 15 % van het aldus bekomen bedrag. Het komt voor de helft ten laste van de werkgever en voor de helft ten laste van de werknemer.
  Het is vershuldigd na de betaling van het eerste loon uiterlijk op het einde van de maand, indien de plaatsing loopt over de duur van één maand of meer.
  De gebeurlijke verlenging van de overeenkomst na de eerste maand geeft enkel recht op het commissieloon voor het deel van de eerste maand dat door die verlenging gedekt is;
  5° wanneer de plaatsing in het buitenland geschiedt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 van het voormeld koninklijk besluit, kan het bedrag van het commissieloon worden opgevoerd tot 25 % van het in 4°, tweede lid, bedoelde bedrag.
  Het komt voor de helft ten laste van de werkgever en voor de helft ten laste van de werknemer;
  6° in geen geval, mag het door de werkgever verschuldigd commissieloon rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de geplaatste persoon worden gelegd;7° de betaling van de commissielonen wordt bewezen door de afgifte van een ontvangstbewijs.
  Indien de werkgever het door de werknemer verschuldigd commissieloon te zijnen laste neemt, worden twee ontvangstbewijzen op zijn naam opgemaakt, waarvan het tweede de vermelding draagt " voor rekening van de werknemer ";
  8° telkens als het gaat om een plaatsing van een persoon van vreemde nationaliteit zal geen enkel commissieloon mogen geïnd worden voordat de vergunning tot tewerkstelling, waarin voorzien wordt door de geldende reglementering betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit regelmatig is uitgereikt door de bevoegde dienst;
  9° als de plaatsing enkel op proef is geschied en als die proef niet afdoend is, zijn de commissielonen slechts verschuldigd voor de proeftijd, wanneer deze minder dan één maand beloopt. In geval van niet afdoende proef van minder dan één maand, geldt het bij artikel 4, 2°, bepaalde inschrijvingsgeld en mag het vóór de normale vervaldag niet opnieuw gevorderd worden.

Art.5. De houder van een vergunning tot exploitatie van een bureau voor arbeidsbemiddeling tegen betaling moet een bestand bijhouden dat bevat :
  1° volgende geïndividualiseerde gegevens voor elke tot stand gebrachte plaatsing :
  eensdeels in hoofde van de werknemer :
  a) de naam en de voornaam;
  b) de datum en plaats van geboorte;
  c) het volledig adres;
  d) de nationaliteit;
  e) het nummer van de arbeidskaart voor werknemers van vreemde nationaliteit;
  f) het nummer van de identiteitskaart of de aard van de verblijfsvergunning;
  g) de volledige beroepskwalificatie en eventueel het bijberoep;
  anderdeels in hoofde van de werkgever :
  a) de naam en de voornamen, of de benaming van de firma;
  b) het volledig adres;
  c) de aard van de onderneming;
  d) de aard van de aangeboden betrekking.
  De aldus opgestelde gegevens worden voorlopig afzonderlijk gegroepeerd bijgehouden voor de werknemers en voor de werkgevers;
  2° een register, waarvan model als bijlage, waarin de totstandgebrachte plaatsingen worden ingeschreven zonder blanco- of tussenruimten. De bladzijden van dit register moeten doorlopend genummerd zijn.
  Voor elke plaatsing bevat het register :
  a) het volgnummer;
  b) de datum van plaatsing;
  c) de naam, de voornamen en het adres van de geplaatste werknemer;
  d) de naam, of de benaming van de firma, en het adres van de werkgever;
  e) de in uitzicht gestelde betrekking;
  f) het bedrag van het vastgestelde loon, eventueel verhoogd met de waarde van de voordelen in natura;
  g) het verschuldigd commissieloon;
  h) het geïnd commissieloon;
  i) de eventuele opmerkingen.
  De bemiddelaar staat in voor het regelmatig invullen van het register.
  Het volgnummer in het register wordt tevens aangebracht in het bij 1 bedoelde gegevensbestand van de werknemers en van de werkgevers.
  3° In al de gevallen waarin de plaatsing door een schriftelijke overeenkomst wordt bekrachtigd, wordt een exemplaar ervan ondertekend door de werkgever en de werknemer en medeondertekend door de bemiddelaar, op het bureau voor arbeidsbemiddeling bewaard en gerangschikt in de volgorde van de in het register gedane inschrijvingen.

Art.6. De houder van een vergunning tot exploitatie van de bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling moeten in de loop van het eerste kalenderjaar volgende op dat waarin de vergunning werd toegekend, doen blijken van een beroepsinkomen dat minimum 200 000 frank bereikt.
  In de loop van het tweede jaar, wordt dit minimum op 300 000 frank gebracht.
  Wanneer de bemiddelingsactiviteit van de houder van de vergunning niet zijn exclusief beroep is, worden de in dit artikel vermelde bedragen met 50 % verminderd.

Art.7. Na het administratief onderzoek ontvangt de aanvrager bij een ter post aangetekende brief de beslissing tot toekenning of weigering van de vergunning.

Art.8. De bureaus voor arbeidsbemiddeling tegen betaling houden een staat bij van alle door hun bemiddeling tot stand gebrachte plaatsingen.
  Twee afschriften van die staat moeten driemaandelijks aan de Administratie Werkgelegenheid worden toegestuurd, met het oog op controle.

Art.9. De ambtenaren van de Administratie Werkgelegenheid van het Departement Economie, Werkgelegenheid en Binnenlandse Aangelegenheden worden belast met het toezicht op de toepassing van het voormeld koninklijk besluit en van dit besluit.

Art.10. <Opheffingsbepaling van het MB 1975-12-01/02>

Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1. Model van het register, vermeld in artikel 5, 2e lid, van dit besluit. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/04/1993, p. 9259>