Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 SEPTEMBER 1993. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus. <Vertaling> (NOTA : Opgeheven wat de Duistalige Gemeenschap betreft door <DDG2006-12-18/43, art. 33, Inwerkingtreding : onbepaald >; DDG2006-12-18/43opgeheven bij <DDG2009-05-11/12, art. 30; Inwerkingtreding : 01-01-2010>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-11-1993 en tekstbijwerking tot 20-02-1998.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning.
Art. 6
HOOFDSTUK IV. - Activiteitsverslag.
Art. 7-8
HOOFDSTUK V. - Inlichtingen.
Art. 9
HOOFDSTUK VI. - Toezicht.
Art. 10
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 11
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 12-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995027561 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Voorafgaande bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° het decreet : het decreet van de Waalse Gewestraad van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus;
  2° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheden de Tewerkstelling behoort;
  3° de commissie : de bij artikel 2 van het decreet ingestelde erkenningscommissie;
  4° de Administratie : de Algemene Directie van Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest.

HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Art.2. De erkenning als uitzendbureau of de vernieuwing van de erkenning wordt door de Minister toegekend.

Art.3. § 1. De aanvraag tot erkenning of tot vernieuwing van de erkenning als uitzendbureau wordt bij een ter post aangetekende brief aan de Minister gericht.
  De aanvraag tot vernieuwing van de erkenning wordt bij de Minister ingediend ten minste drie maanden vóór het einde van de geldigheidsduur van de erkenning.
  § 2. De aanvraag tot erkenning of tot vernieuwing van de erkenning van een uitzendbureau waarvan de maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest gevestigd is, wordt gestaafd door volgende stukken :
  1° een eensluidend afschrift van de oprichtingsakte van de handelsvennootschap waarvan de statuten de tijdelijke tewerkstelling van uitzendarbeiders bij gebruikers als exclusieve activiteit voorzien;
  2° de naamlijst van de bestuurders, beheerders, lasthebbers of personen die de onderneming kunnen verbinden, alsook een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat niet ouder dan zes maanden is voor ieder van hen;
  3° (de laatste jaarrekeningen of, als de onderneming nog geen jaar activiteit telt, het bewijs dat de vennootschap over een volgestort maatschappelijk kapitaal van minstens 1 250 000 F beschikt); <BWG 1995-09-21/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-10-1995>
  4° het document waarbij de vennootschap zich verbindt de bij artikel 5, 9° tot 13°, van het decreet gestelde voorwaarden na te leven;
  5° een verklaring op erewoord dat de bij artikel 5, 3° tot 7°, van het decreet gestelde voorwaarden vervuld zijn;
  6° het bewijs dat de vennootschap niet verschuldigd is van achterstand van belastingen of van bijdragen in de zin van artikel 5, 8°, van het decreet.
  § 3. Indien een bureau, waarvan de maatschappelijke zetel in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, in het Vlaamse Gewest of in een andere lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap gevestigd is, een aanvraag tot erkenning of vernieuwing van erkenning indient, moeten de in § 2 bedoelde stukken er bijgevoegd worden of de stukken waarbij bevestigd wordt dat het bureau, in het gewest of in de Staat waar zijn maatschappelijke zetel gevestigd is, recht heeft op een erkenning of op een machtiging waarvan de toekenning onderworpen is aan alle voorwaarden die overeenstemmen met welke van kracht zijn in het Waalse Gewest. De aanvraag vermeldt bovendien de naam van de in artikel 6, § 1, van het decreet bedoelde natuurlijke persoon wonende in België; een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat niet ouder dan zes maanden is, wordt er ook bijgevoegd.
  De aanvraag bestaat bovendien uit :
  1° een kopie van de erkenning toegekend door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest of door het land van herkomst dat deel uitmaakt van de Europese Economische Gemeenschap indien het uitzendbureau er recht op heeft;
  2° het document met de naam van de in artikel 6, § 1, van het decreet bedoelde natuurlijke persoon wonende in België, alsook zijn getuigschrift van goed zedelijk gedrag.
  § 4. Indien een bureau, waarvan de maatschappelijke zetel niet op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap gevestigd is, een aanvraag tot erkenning of vernieuwing van erkenning indient, moeten de in § 2 bedoelde stukken er bijgevoegd worden en, indien deze stukken niet voorgelegd kunnen worden, alle stukken die de commissie in staat stellen te oordelen of het aan in zijn land van herkomst gelijkaardige voorwaarden voldoet voor wat betreft de in artikel 5 van het decreet bedoelde voorwaarden die het uitzendbureau niet kan vervullen.
  De aanvraag bevat bovendien :
  1° een kopie van de erkenning of van de machtiging, die nodig zijn in het land waar het bureau zijn maatschappelijke zetel heeft, indien het bij de reglementering van dat land voorzien is;
  2° de naam van de in artikel 7, 1°, van het decreet bedoelde natuurlijke persoon wonende in België, alsook een getuigschrift van goed zedelijk gedrag dat niet ouder dan zes maanden is;
  3° het bewijs dat het actief werkt als uitzendbureau in zijn land van herkomst;
  4° het bewijs dat het lid is van een in België erkend maatschappelijk secretariaat voor werkgevers;
  5° een kopie van de in zijn land van herkomst van toepassing zijnde wetteksten en reglementeringen inzake uitzendarbeid.
  § 5. (opgeheven) <BWG 1995-09-21/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>

Art.4. § 1. Zodra zij de aanvraag tot erkenning of tot vernieuwing van erkenning als uitzendbureau ontvangt, alsmede alle stukken die krachtens dit besluit er bijgevoegd moeten worden, doet de Administratie de aanvraag en de bijlage aan de commissie toekomen voor advies.
  Vanaf de ontvangst van de in het eerste lid bedoelde aanvraag en stukken beschikt de commissie over een termijn van zestig dagen om een advies te geven. Deze termijn kan met dertig dagen verlengd worden indien de Minister zijn instemming geeft. Bij gebreke van een advies te hebben gegeven binnen deze termijn wordt de commissie geacht een gunstig advies te hebben gegeven.
  § 2. Binnen een termijn van zestig dagen vanaf de ontvangst van de aanvraag tot erkenning vraagt de commissie bijkomende stukken of inlichtingen aan het bureau, welke zij nodig acht om vast te stellen of de erkenningsvoorwaarden vervuld zijn. In dat geval wordt de in § 1, tweede lid, bedoelde termijn onderbroken tot het ogenblik van de ontvangst van de gevraagde stukken of inlichtingen. Op verzoek van het uitzendbureau of op uitnodiging van de commissie worden de vertegenwoordigers van het uitzendbureau door deze commissie verhoord. Het uitzendbureau kan zich laten bijstaan door een raadsman.
  De commissie kan de weigering of de niet-vernieuwing van de erkenning enkel aan de Minister voorstellen nadat zij de verantwoordelijken van het bureau voorafgaand uitgenodigd heeft om ze te verhoren.

Art.5. § 1. De beslissingen van de Minister inzake erkenning of vernieuwing van erkenning worden aan de aanvrager bij een ter post aangetekende brief betekend, aan de commissie overgemaakt en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  § 2. De beslissing betreffende de toekenning van een erkenning of van een erkenningsverlenging vermeldt onder meer de duur van de geldigheid van de erkenning.
  § 3. De erkenning wordt door de Minister op een genummerde lijst geregistreerd. Het erkenningsnummer wordt aan het uitzendbureau betekend. De lijst van de erkende uitzendbureaus wordt in het begin van ieder jaar in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

HOOFDSTUK III. - Intrekking van de erkenning.
Art.6. § 1. Uit eigen beweging of op verzoek van de commissie kan de Minister de erkenning intrekken bij toepassing van artikel 9 van het decreet.
  § 2. Onder dezelfde voorwaarden belast de Minister de overeenkomstig artikel 10 van dit besluit aangestelde agenten en ambtenaren met een onderzoek in te stellen naar :
  1° ernstige aanwijzingen die laten veronderstellen dat één of meerdere erkenningsvoorwaarden niet meer door het uitzendbureau vervuld zijn;
  2° ter kennis van de commissie gebrachte feiten, die tekortkomingen of inbreuken op de wetgeving op de uitzendarbeid aanduiden.
  § 3. De commissie ontvangt de inspectieverslagen en de kopie van de berichten opgesteld door de in § 2 vermelde agenten en ambtenaren en gericht aan de bureaus.
  § 4. Nadat zij de verantwoordelijken van het bureau uitgenodigd heeft om ze te verhoren, geeft de commissie het gevraagde advies aan de Minister of legt hem een voorstel tot intrekking voor. Indien het advies van de commissie gunstig of ongunstig is voor de intrekking trekt de Minister de erkenning slechts in nadat hij voorafgaand genoemde verantwoordelijken uitgenodigd heeft voor een verhoor.
  § 5. De beslissingen van de Minister inzake intrekking van de erkenning worden aan het uitzendbureau bij een ter post aangetekende brief betekend, aan de commissie overgemaakt en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

HOOFDSTUK IV. - Activiteitsverslag.
Art.7. <BWG 1995-09-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994> Het uitzendbureau bezorgt de Administratie voor 31 mei van elk even jaar een verslag over de activiteiten van de twee voorafgaande kalenderjaren.

Art.8. Het in artikel 7 van dit besluit bedoelde activiteitsverslag moet de commissie in staat stellen een betere kennis van de door het bureau gedekte arbeidsmarkt te krijgen.
  Het bevat ten minste volgende gegevens :
  1° de economische en financiële banden tussen het uitzendbureau en andere juridische en economische eenheden;
  2° de balans, de resultatenrekening en de bijlage bedoeld bij de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen;
  3° het organogram van het bureau;
  4° de structuur van het eigen personeel, het aantal werknemers en hun kwalificaties;
  5° de jaarlijkse gegevens betreffende de uitzendarbeiders en de gebruikers, met name :
  a) het aantal uren dat aan de gebruikers gefactureerd is;
  b) het aantal uren waarvoor een loon door de uitzendarbeiders ontvangen werd, ingedeeld per activiteitsector en volgens de reden van de tewerkstelling;
  c) het aantal uitzendarbeiders met wie ten minste één uitzendarbeidsovereenkomst werd aangegaan, ingedeeld volgens het geslacht, de ouderdomscategorie, het beroep, het professioneel statuut, de activiteitsector en de reden van de tewerkstelling;
  d) het aantal overeenkomsten ingedeeld volgens de activiteitssector en de reden van de tewerkstelling;
  e) de minimale toegepaste facturatiecoëfficiënt;
  f) het aantal arbeidsongevallen en de ernst ervan;
  g) alle inlichtingen betreffende de naleving van de reglementering en de overeenkomsten inzake uitzendarbeid;
  h) het bewijs dat het bureau niet verschuldigd is van achterstand van belastingen of van bijdragen in de zin van artikel 5, 8°, van het decreet.
  (het totaal aantal opdrachten die door het geheel van de uitzendarbeiders bij alle gebruikers verricht worden.) <BWG 1995-09-21/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>

HOOFDSTUK V. - Inlichtingen.
Art.9. § 1. Ieder uitzendbureau licht de Minister in, binnen vijftien dagen per aangetekende brief, over :
  1° de vervanging van zijn administrateurs, beheerders of van personen die de vennootschap kunnen verbinden. Het doet hem binnen hetzelfde termijn een getuigschrift toekomen van goed zedelijk gedrag van deze personen dat niet ouder dan zes maanden is;
  2° wijzigingen in zijn oprichtingsakte of in zijn statuten;
  3° wijzigingen in de uitbatingsomstandigheden zoals adresverandering, verplaatsing van de maatschappelijke zetel, opening of sluiting van uitbatingszetels;
  4° het einde van zijn activiteit als uitzendbureau;
  5° zijn fusie of opslorping.
  § 2. De Minister licht de commissie in over de hierboven vermelde wijzigingen binnen vijftien dagen na hun ontvangst. Binnen dertig dagen na ontvangst van deze inlichtingen doet de commissie haar advies aan de Minister toekomen over de noodzaak dat de erkende vennootschap een nieuwe aanvraag tot erkenning indient.
  Het erkende bureau behoudt het voordeel van de erkenning tijdens de in het vorig lid vastgestelde procedure en totdat de Minister een beslissing genomen heeft over de nieuwe erkenningsaanvraag.

HOOFDSTUK VI. - Toezicht.
Art.10. (Opgeheven) <DWG 1998-02-05/33, art. 15, 003 ; Inwerkingtreding : 1998-03-02>

HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.11. <BWG 1995-09-21/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994> De in artikel 7 bedoelde verplichting is van toepassing vanaf 31 mei 1998. Een eerste verslag over de gedurende het kalenderjaar 1995 verrichte activiteiten wordt echter voor 31 mei 1996 aan de Administratie gestuurd.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.12. Dit besluit en het decreet van 27 juni 1991 betreffende de erkenning van uitzendbureaus, uitgezonderd artikel 2 ervan, treden in werking op de eerste dag van de tweede maand na de maand tijdens welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 13. De Minister, tot wiens bevoegdheden de Tewerkstelling behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.