28 OKTOBER 1993. - Ministerieel besluit ter bepaling van de wijze van vaststellen en meedelen van de gegevens in verband met de voorwaarden van verzekerbaarheid van de zelfstandigen inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-12-1993 en tekstbijwerking tot 31-05-1997.)
Art. 1-4, 4bis, 5-14
Bijlage.
Art. N1
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
1° " de wet van 9 augustus 1963 " : de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
2° " de wet van 15 januari 1990 " : de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;
3° " het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 " : het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
4° " het koninklijk besluit van 30 juli 1964 " : het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tot de zelfstandigen wordt verruimd;
5° " het koninklijk besluit van 20 juli 1971 " : het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.
Art.2. Inzake mededeling van de gegevens, bedoeld in de artikelen 3 tot 11 van dit ministerieel besluit, zijn de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 20 van de wet van 15 januari 1990 van toepassing.
Art.3. De gegevens, bedoeld in artikel 7, 1e en 3e lid, van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 en in artikel 5 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, betreffende het voldaan hebben aan de bijdrageverplichting over elk verstreken kalenderjaar, worden langs elektronische weg aan de verzekeringsinstellingen meegedeeld uiterlijk op 20 maart van het jaar na het desbetreffende kalenderjaar.
Onverminderd de bepalingen van de artikelen 5 tot 11 van dit besluit moet ieder gegeven dat van belang kan zijn voor de rechten van de zelfstandige inzake ziekte- en invaliditeitsverzekering, aan diens verzekeringsinstelling volgens dezelfde procedure door het sociale verzekeringsfonds worden meegedeeld binnen een maand nadat het er zelf kennis van heeft.
(Er worden evenwel bijdragebescheiden uitgereikt aan de zelfstandigen en de vrijwillig onder het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 ressorterende meehelpende echtgenoten, die niet zijn aangesloten bij een verzekeringsinstelling, alsook aan de personen die niet zijn opgenomen in het personenrepertorium dat is bedoeld in artikel 6 van de wet van 15 januari 1990 voor het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen en/of het Nationaal intermutualistisch college als beheersinstelling van een sectorrepertorium. Deze bescheiden worden door de sociale verzekeringsfondsen aan de zelfstandigen uitgereikt binnen de twee weken nadat deze instellingen ervan werden in kennis gesteld dat de elektronische transmissie niet slaagde. De zelfstandige moet de bijdragebon binnen een maand na de ontvangst aan zijn verzekeringsinstelling afgeven.) <MB 1997-04-21/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Die bescheiden worden opgemaakt conform het als bijlage bij dit besluit gevoegde model. Ze worden op lichtblauw papier gedrukt en hebben als afmetingen 21 cm op 9 cm.
Art.4. De voor elke zelfstandige met toepassing van artikel 3 meegedeelde gegevens houden minimaal in :
1° het identificatienummer sociale zekerheid;
2° het tijdvak van verzekering;
3° de categorie waartoe de zelfstandige behoort;
4° (opgeheven) <MB 1997-04-21/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art. 4bis. <Ingevoegd bij MB 1997-04-21/32, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Met het oog op de toepassing van artikel 196 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 moeten de sociale verzekeringsfondsen het begrensde jaarinkomen van de zelfstandige meedelen voor zover het beschikbaar is. Het gaat om het, in artikel 11, § 2 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, bedoelde jaarinkomen van het derde jaar voorafgaand aan het refertejaar.
In geval van beginactiviteit zal geen inkomen op de bon worden meegedeeld. Dit zal ook het geval zijn wanneer het inkomen niet beschikbaar is.
De begrenzing van het jaarinkomen gebeurt overeenkomstig de berekening van de loongrens voor de werknemers tewerkgesteld volgens de vijfdagenweekregeling, zoals bepaald bij artikel 277, § 3 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
Art.5. Ter toepassing van artikel 7, 2e lid, van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 krijgen de personen die voor de eerste maal de hoedanigheid van gerechtigde verkrijgen, binnen vier maanden na hun aansluiting door de sociale verzekeringsfondsen een verklaring uitgereikt waarin staat dat ze onder de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering ressorteren ingevolge het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967.
Art.6. Aan de personen die voor de eerste maal de hoedanigheid van gerechtigde als bedoeld in artikel 3, 4°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 verkrijgen, reiken de sociale verzekeringsfondsen, uiterlijk binnen vier maanden na hun toetreding, een verklaring uit waarin staat dat ze vrijwillig zijn toegetreden tot de bij voornoemd besluit ingestelde uitkeringsverzekering.
Art.7. Op vraag van de verzekeringsinstelling worden haar door het sociale verzekeringsfonds waarbij de zelfstandige is aangesloten, binnen twee maanden na het einde van de wachttijd de gegevens betreffende het vervullen van de bijdrageverplichting over de wachttijd meegedeeld, op de wijze die is bepaald in artikel 3.
Art.8. In geval van stopzetting van zijn activiteit meldt het sociale verzekeringsfonds waarbij de zelfstandige is aangesloten, dit aan de gerechtigde of aan de verzekeringsinstelling en worden de gegevens betreffende het vervullen van de bijdrageverplichting, over het tijdvak van verzekering krachtens het sociaal statuut voor zelfstandigen in het lopende jaar, door het fonds binnen twee maanden na het laatste kwartaal van aansluiting meegedeeld op de wijze die is bepaald in artikel 3.
Art.9. Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen maakt een verklaring op die rechtstreeks aan de verzekeringsinstelling wordt gezonden waarbij de zelfstandige is aangesloten en die voor de in artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 bedoelde zelfstandigen doet blijken van hun hoedanigheid van gerechtigde.
Art.10. In het geval dat is bedoeld in artikel 5, § 3, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, zendt de verzekeringsinstelling aan de gerechtigde een verklaring betreffende de voor het verkrijgen van uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid of van de moederschapsuitkering gestelde voorwaarden van verzekering, conform het model dat als bijlage bij het koninklijk besluit van 20 juli 1971 is gevoegd. De gerechtigde bezorgt die verklaring, naar behoren ingevuld en ondertekend door het sociale verzekeringsfonds voor zelfstandigen, zo spoedig mogelijk terug aan de administratieve dienst van zijn verzekeringsinstelling.
Art.11. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14bis van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 reiken de sociale verzekeringsfondsen aan de in artikel 3, 4°, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 bedoelde gerechtigde een verklaring uit die ervan doet blijken dat de betrokkene vierentwintig maanden aansluiting telt of, bij ontstentenis hiervan, dat ze zich er schriftelijk toe heeft verbonden haar periode van aansluiting aan te vullen tot ze vierentwintig maanden aansluiting telt. De gerechtigde geeft die verklaring af aan de administratieve dienst van haar verzekeringsinstelling.
Art.12. De gegevens die in de artikelen 5 tot 11 zijn bedoeld, mogen ook langs elektronische weg worden meegedeeld.
Art.13. <Opheffingsbepaling van MB 1989-11-09/30 en 1991-06-18/30>
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.
Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1. BIJDRAGEBON VOOR DE VERZEKERING VOOR GENEESKUNDIGE VERZORGING EN VOOR UITKERINGEN. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 10/12/1993, p. 26365>