Details





Titel:

23 DECEMBER 1992. - Ministerieel besluit betreffende de verbetering van paardachtigen. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse overheid door BVR2010-03-19/22, art. 60, 12°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-09-27/15, art. 41,18°, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-10-1996 en tekstbijwerking tot 04-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Erkenning van de verenigingen.
Art. 1
Art. 1 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK Ibis. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Registratie- en inschrijvingscriteria.
Art. 1bis
Art. 1ter Vlaams Gewest
Art. 1quater Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - Keuring van hengsten en prijskampen van paardachtigen.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art. 2
Afdeling II. - Keuring van de hengsten.
A. Organisatie.
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
B. Criteria voor toelating tot de voortplanting.
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
C. Bijzondere bepalingen.
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Afdeling III. - Prijskampen voor model en gangen voor geregistreerde paardachtigen. (Deze afdeling wordt vervangen voor de Vlaamse Gemeenschap door : (Afdeling IIbis. - Prijskampen.) <MB 2005-10-21/37, art. 6, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005>)
A. Deelnemingsvoorwaarden.
Art. 6
B. Organisatie.
Art. 7
HOOFDSTUK III. - Organisatie van de kunstmatige inseminatie en embryotransplantatie.
A. Kunstmatige inseminatie.
Afdeling I. - Definities.
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
Afdeling II. - Erkenning van de centra.
a) Werkingsvoorwaarden van de centra.
Art. 9
b) Verkrijgen van de erkenning.
Art. 10-11
Art. 11 Vlaams Gewest
c) Behoud van de erkenning.
Art. 12
d) Opschorting of intrekking van de erkenning.
Art. 13
Art. 13 Vlaams Gewest.
Afdeling III. - Bijzondere bepalingen.
a) Eigendom van het sperma.
Art. 14
b) Gebruik van sperma dat buiten het Koninkrijk geproduceerd is.
Art. 15
c) Vaderschapscontrole.
Art. 16
d) Bijzondere gevallen.
Art. 17-18
B. Embryotransplantatie.
Afdeling I. - Definities.
Art. 19
Art. 19 Vlaams Gewest
Afdeling II. - Erkenning van de centra.
a) Werkingsvoorwaarden van de centra.
Art. 20
b) Verkrijgen van de erkenning.
Art. 21-22
Art. 22 Vlaams Gewest
c) Behoud van de erkenning.
Art. 23
d) Opschorting of intrekking van de erkenning.
Art. 24
Art. 24 Vlaams Gewest
Afdeling III. - Bijzondere bepalingen.
a) Administratieve verplichting.
Art. 25
b) Controle van de afstamming.
Art. 26
C. Zoötechnische certificaten. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Afdeling I. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Certificaten voor sperma.
Art. 26bis
HOOFSTUK IV. - Bijzondere bepalingen.
Art. 27-28
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986916040 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Erkenning van de verenigingen.
Artikel 1. § 1. Om te worden erkend, dient een vereniging aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  Algemene voorwaarden.
  (1° een aanvraag tot erkenning richten aan de Minister;
  2° beschikken over statuten die door de Minister zijn goedgekeurd;
  3° haar maatschappelijke zetel hebben in België;
  4° opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
  5° het toetreden van nieuwe leden toelaten zonder hierbij overdreven eisen te stellen;
  6° statutair bepalen dat tussen de leden niet mag worden gediscrimineerd.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  Bijzondere voorwaarden.
  1. Fokkersverenigingen.
  1° in voorkomend geval, erkend zijn hetzij door de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt, hetzij door het officiële internationale organisme dat de activiteiten van het ras coördineert;
  2° in akkoord met de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt, kan een erkende fokkersvereniging in haar statuten een gebied afbakenen voor haar activiteiten met betrekking tot het registreren van de veulens;
  3° bij controles door de Dienst aantonen dat zij :
  a) doeltreffende functioneren;
  b) in voorkomend geval, het technisch reglement dat is vastgesteld door de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt in acht nemen;
  c) voldoende paardachtigen omvatten om een programma voor rasverbetering te kunnen uitvoeren of om de instandhouding van het ras te kunnen garanderen wanneer dat noodzakelijk wordt geacht;
  d) over de middelen beschikken om de voor het bijhouden van de afstamming vereiste controles uit te voeren;
  e) over de middelen beschikken om de voor de uitvoering van het programma voor rasverbetering of voor de instandhouding van het ras vereiste gegevens, bij voorbeeld inzake zoötechnische prestaties te verstrekken.
  4° de fokkersverenigingen die het oorspronkelijke stamboek van een ras bijhouden, dienen ter goedkeuring aan de Dienst een technisch reglement van inwendige orde voor te leggen inzake :
  a) het identificatiesysteem;
  b) de omschrijving van de kenmerken van het betreffende ras;
  c) de doelstellingen op fokgebied;
  d) de verschillende afdelingen van het stamboek en de respectievelijke voorwaarden voor het identificeren en het registreren.
  B. Coördinerend organisme voor verschillende fokkerijactiviteiten van paardachtigen.
  Ter goedkeuring aan de Dienst een technisch reglement van inwendige orde voorleggen, met name inzake :
  1° de procedure voor de identificatie van veulens bij de merrie;
  2° de uitvoering van de opdrachten kaderend in de Europese richtlijn die de voorwaarden voor de deelneming aan de wedstrijden vastlegt, in het bijzonder het verzamelen van de gegevens betreffende enerzijds het organiseren van :
  a) wedstrijden, uitsluitend voor paardachtigen die in eenzelfde stamboek van het Koninkrijk geregistreerd of ingeschreven zijn, met het oog op de verbetering van het ras;
  b) regionale wedstrijden met het oog op de selektie van paardachtigen;
  c) evenementen met een historisch of traditioneel karakter,
  en anderzijds, de criteria voor de verdeling van de fondsen bestemd voor de vrijwaring van het genetisch patrimonium, de ontwikkeling en de verbetering van de fokkerij.
  C. Verenigingen voor het gebruik van paardachtigen.
  (1° in voorkomend geval, erkend zijn door het bevoegde officiële internationale organisme;
  2° beschikken over een door de Dienst goedgekeurd reglement voor de door hen georganiseerde of meegeorganiseerde wedstrijden voor paardachtigen;
  3° beschikken over een door de Dienst goedgekeurde procedure waarin de verdeling en de bepaling van een percentage van de prijzen of winsten ten gunste van de paardenfokkerij wordt vastgelegd;
  4° beschikken over een door de Dienst goedgekeurde procedure waarin de verdeling van de fondsen bestemd voor de vrijwaring van het genetisch patrimonium en voor de ontwikkeling en de verbetering van de paardenfokkerij, wordt vastgelegd;
  5° beschikken over een door de Dienst goedgekeurde procedure voor het meedelen aan erkende fokkersverenigingen van informatie over wedstrijden voor paardachtigen die zij organiseren of medeorganiseren en van de resultaten van deze wedstrijden;
  6° aantonen dat zij doeltreffend functionneren.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  § 2. Om de erkenning te kunnen behouden, dienen de verenigingen :
  1° permanent te voldoen aan alle in § 1 gestelde voorwaarden;
  2° zich te onderwerpen aan de controle van de Dienst en ermee samen te werken voor alle aktiviteiten met het oog op de verbetering van paardachtigen;
  3° jaarlijks aan de Dienst een aktiviteitsrapport voor te leggen.
  (§ 3. De erkenning wordt geschorst of ingetrokken nadat uit een controlerapport van de Dienst blijkt dat de voorwaarden voor het behoud van de erkenning niet meer vervuld zijn.
  Het intrekken van de erkenning gebeurt slechts nadat de vereniging de gelegenheid heeft gekregen om binnen een daartoe bepaalde termijn alsnog de voorwaarden voor het behoud van de erkenning te vervullen.
  De schorsing en de intrekking zijn met redenen omkleed en worden per aangetekend schrijven aan de vereniging medegedeeld. Zij worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

Artikel 1_VLAAMS_GEWEST.
  § 1. Om te worden erkend, dient een vereniging aan de volgende voorwaarden te voldoen :
  Algemene voorwaarden.
  (1° een aanvraag tot erkenning richten aan (de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, hierna de minister te noemen); <MB 2006-05-19/47, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  2° beschikken over statuten die door de Minister zijn goedgekeurd;
  3° haar maatschappelijke zetel hebben in België;
  4° opgericht zijn onder de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk;
  5° het toetreden van nieuwe leden toelaten zonder hierbij overdreven eisen te stellen;
  6° statutair bepalen dat tussen de leden niet mag worden gediscrimineerd.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  Bijzondere voorwaarden.
  1. Fokkersverenigingen.
  1° in voorkomend geval, erkend zijn hetzij door de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt, hetzij door het officiële internationale organisme dat de activiteiten van het ras coördineert;
  2° in akkoord met de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt, kan een erkende fokkersvereniging in haar statuten een gebied afbakenen voor haar activiteiten met betrekking tot het registreren van de veulens;
  3° bij controles door de (de bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen,) aantonen dat zij : <MB 2006-05-19/47, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  a) doeltreffende functioneren;
  b) in voorkomend geval, het technisch reglement dat is vastgesteld door de organisatie of de vereniging die het oorspronkelijke stamboek van het ras bijhoudt in acht nemen;
  c) voldoende paardachtigen omvatten om een programma voor rasverbetering te kunnen uitvoeren of om de instandhouding van het ras te kunnen garanderen wanneer dat noodzakelijk wordt geacht;
  d) over de middelen beschikken om de voor het bijhouden van de afstamming vereiste controles uit te voeren;
  e) over de middelen beschikken om de voor de uitvoering van het programma voor rasverbetering of voor de instandhouding van het ras vereiste gegevens, bij voorbeeld inzake zoötechnische prestaties te verstrekken.
  4° de fokkersverenigingen die het oorspronkelijke stamboek van een ras bijhouden, dienen ter goedkeuring aan de (de bevoegde entiteit) een technisch reglement van inwendige orde voor te leggen inzake : <MB 2006-05-19/47, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  a) het identificatiesysteem;
  b) de omschrijving van de kenmerken van het betreffende ras;
  c) de doelstellingen op fokgebied;
  d) de verschillende afdelingen van het stamboek en de respectievelijke voorwaarden voor het identificeren en het registreren.
  B. Coördinerend organisme voor verschillende fokkerijactiviteiten van paardachtigen.
  Ter goedkeuring aan de Dienst een technisch reglement van inwendige orde voorleggen, met name inzake :
  1° de procedure voor de identificatie van veulens bij de merrie;
  2° de uitvoering van de opdrachten kaderend in de Europese richtlijn die de voorwaarden voor de deelneming aan de wedstrijden vastlegt, in het bijzonder het verzamelen van de gegevens betreffende enerzijds het organiseren van :
  a) wedstrijden, uitsluitend voor paardachtigen die in eenzelfde stamboek van het Koninkrijk geregistreerd of ingeschreven zijn, met het oog op de verbetering van het ras;
  b) regionale wedstrijden met het oog op de selektie van paardachtigen;
  c) evenementen met een historisch of traditioneel karakter,
  en anderzijds, de criteria voor de verdeling van de fondsen bestemd voor de vrijwaring van het genetisch patrimonium, de ontwikkeling en de verbetering van de fokkerij.
  C. Verenigingen voor het gebruik van paardachtigen.
  (1° in voorkomend geval, erkend zijn door het bevoegde officiële internationale organisme;
  2° beschikken over een door de (bevoegde entiteit) goedgekeurd reglement voor de door hen georganiseerde of meegeorganiseerde wedstrijden voor paardachtigen; <MB 2006-05-19/47, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  3° beschikken over een door de (bevoegde entiteit) goedgekeurde procedure waarin de verdeling en de bepaling van een percentage van de prijzen of winsten ten gunste van de paardenfokkerij wordt vastgelegd; <MB 2006-05-19/47, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  4° beschikken over een door de (bevoegde entiteit) goedgekeurde procedure waarin de verdeling van de fondsen bestemd voor de vrijwaring van het genetisch patrimonium en voor de ontwikkeling en de verbetering van de paardenfokkerij, wordt vastgelegd; <MB 2006-05-19/47, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  5° beschikken over een door de (bevoegde entiteit) goedgekeurde procedure voor het meedelen aan erkende fokkersverenigingen van informatie over wedstrijden voor paardachtigen die zij organiseren of medeorganiseren en van de resultaten van deze wedstrijden; <MB 2006-05-19/47, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  6° aantonen dat zij doeltreffend functionneren.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
  § 2. Om de erkenning te kunnen behouden, dienen de verenigingen :
  1° permanent te voldoen aan alle in § 1 gestelde voorwaarden;
  2° zich te onderwerpen aan de controle van de (bevoegde entiteit) en ermee samen te werken voor alle aktiviteiten met het oog op de verbetering van paardachtigen; <MB 2006-05-19/47, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  3° jaarlijks aan de (bevoegde entiteit) een aktiviteitsrapport voor te leggen. <MB 2006-05-19/47, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  (§ 3. De erkenning wordt geschorst of ingetrokken nadat uit een controlerapport van de (bevoegde entiteit) blijkt dat de voorwaarden voor het behoud van de erkenning niet meer vervuld zijn. <MB 2006-05-19/47, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Het intrekken van de erkenning gebeurt slechts nadat de vereniging de gelegenheid heeft gekregen om binnen een daartoe bepaalde termijn alsnog de voorwaarden voor het behoud van de erkenning te vervullen.
  De schorsing en de intrekking zijn met redenen omkleed en worden per aangetekend schrijven aan de vereniging medegedeeld. Zij worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.) <MB 1996-10-14/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997>

HOOFDSTUK Ibis. Registratie- en inschrijvingscriteria.
Art. 1bis. <ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. 1° Om in de hoofdsectie van het stamboek van het betrokken ras te worden ingeschreven, moet een geregistreerde paardachtige :
  - afstammen van ouders die in de hoofdsectie van een stamboek van hetzelfde ras zijn ingeschreven en moet de afstamming zijn bepaald overeenkomstig de voorschriften van dat stamboek;
  - voordat het is gespeend, zijn geïdentificeerd overeenkomstig de voorschriften van dat stamboek, op grond waarvan ten minste het dekcertificaat vereist moet zijn.
  2° In afwijking van het bepaalde in § 1, 1°, eerste streepje, mag een dier in de hoofdsectie worden ingeschreven in het kader van een kruisingsprogramma dat door de organisatie of vereniging is goedgekeurd overeenkomstig de voorschriften van dat stamboek. In het kruisingsprogramma moet zijn aangegeven welke rassen hiervoor in aanmerking komen.
  § 2. 1° De hoofdsectie van een stamboek kan, overeenkomstig de bijzondere voorwaarden vervat in artikel 1, § 1 , A, 4°, d) in verscheidene klassen worden ingedeeld naar gelang van de eigenschappen van de dieren. Alleen paardachtigen die aan de in § 1 vastgestelde criteria voldoen, mogen in een van deze klassen worden ingedeeld.
  2° Als het in te schrijven dier reeds in een ander stamboek was ingeschreven, wordt het, wanneer de hoofdsectie van het stamboek verscheidene klassen omvat, ingeschreven in de klasse waarvan het aan de criteria voldoet.
  § 3. 1° Een organisatie of vereniging die een stamboek bijhoudt, kan beslissen dat een dier dat niet aan de in § 1 vastgestelde criteria voldoet, in een aanvullende sectie van het stamboek mag worden ingeschreven. Het dier moet daartoe aan de volgende voorwaarden voldoen :
  - het moet zijn geïdentificeerd overeenkomstig de voorschriften van het stamboek;
  - het moet voldoen aan de voor dat ras geldende normen;
  - het moet qua prestaties voldoen aan de in de voorschriften van het stamboek vastgestelde minimumnormen.
  2° De organisatie of vereniging stelt voorschriften vast voor de inschrijving van de afstammelingen van dergelijke dieren in de hoofdsectie van het stamboek.

Art. 1ter_VLAAMS_GEWEST.
  <ingevoegd bij MB 2005-10-21/37, art. 1 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005> § 1. Bij de dekking of inseminatie van een merrie moet een certificaat worden uitgereikt, waarin minstens de volgende gegevens zijn vermeld :
  1° als opschrift : Dekcertificaat;
  2° de gegevens over de vader van het veulen, de hengst :
  a) de naam en het volgnummer in het stamboek van oorsprong;
  b) het ras of de rassen of het fokprogramma of de fokprogramma's waarvoor de hengst is toegelaten tot de voortplanting;
  3° de gegevens over de moeder van het veulen, de merrie :
  a) de naam en, in voorkomend geval, het volgnummer in het stamboek van inschrijving;
  b) in voorkomend geval, de naam van het stamboek van inschrijving;
  c) de naam en het adres van de eigenaar;
  4° de gegevens over de bevruchting :
  a) bij een dekking :
  1° de vermelding " natuurlijke dekking ";
  2° de datum van de dekking;
  3° de naam, het adres en de handtekening van de hengstenhouder;
  b) bij een inseminatie :
  1° de vermelding " inseminatie ";
  2° de datum van de inseminatie;
  3° de naam, het adres en de handtekening van de inseminator.
  Het certificaat wordt, onmiddellijk na de bevruchting, uitgereikt aan de eigenaar van de merrie, naar gelang van de bevruchtingswijze, door de hengstenhouder of door de inseminator. De hengstenhouder, respectievelijk de inseminator, bewaart gedurende twee jaar een kopie van het uitgereikte certificaat.
  § 2. Het model van het dekcertificaat, vermeld in § 1, wordt vastgesteld door het coördinerende orgaan, vermeld in artikel 3, 2°, van het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen. Dat document treedt in werking na de goedkeuring ervan door de (bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art. 1quater_VLAAMS_GEWEST.
  <ingevoegd bij MB 2005-10-21/37, art. 1 ; Inwerkingtreding : 01-01-2006> Met het oog op de registratie van een veulen in een stamboek bezorgt de eigenaar, binnen vijf dagen na de geboorte, het certificaat, vermeld in artikel 1ter, aan de erkende fokkersvereniging die in overeenstemming met haar inschrijvingsregels dat veulen kan registreren.

HOOFDSTUK II. - Keuring van hengsten en prijskampen van paardachtigen.
Afdeling I. - Algemene bepalingen.
Art.2. § 1. Voor de ouderdomsbepaling wordt overeengekomen dat de paardachtigen, ongeacht hun geboortedatum, verjaren op 1 januari van het daaropvolgende jaar.
  § 2. De inschrijving van een paardachtige voor een keuring of een prijskamp geschiedt door middel van een inschrijvingsformulier. Dit moet worden ingevuld overeenkomstig de technische modaliteiten voorgeschreven door de erkende fokkersvereniging.
  Deze inschrijving moet minstens eenentwintig dagen voor de datum van de verzameling ingediend worden op het sekretariaat van de erkende fokkersvereniging die op haar beurt de lijst van de ingeschreven paardachtigen aan de konsulent meedeelt.
  § 3. De plaatsen en data van de keuringen en prijskampen worden door de erkende fokkersverenigingen vastgesteld in akkoord met de Dienst.
  § 4. Een paardachtige mag tijdens hetzelfde jaar slechts aan één keuring of aan één zelfde prijskampcategorie deelnemen. Evenwel mogen de Engels en Arabisch volbloedhengsten hetzelfde jaar voorgesteld woreden op de keuring met het oog op toelating tot de voortplanting in zuiver ras enerzijds en in kruising anderzijds.eén zelfde prijskampcategorie deelnemen. Evenwel mogen de Engels en Arabisch volbloedhengsten hetzelfde jaar voorgesteld woreden op de keuring met het oog op toelating tot de voortplanting in zuiver ras enerzijds en in kruising anderzijds.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==============================
  (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  HOOFDSTUK II. - (Toelating tot de voortplanting.) <MB 2005-10-21/37, art. 2, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
  (...) <MB 2005-10-21/37, art. 3, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005>

  Art. 2. <AM 2005-10-21/37, art. 4, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005> § 1. Iedere erkende fokkersvereniging die hengsten toelaat tot de voortplanting moet de volgende opdrachten uitvoeren :
  1° per fokprogramma de methode bepalen voor de beoordeling van de hengsten;
  2° per fokprogramma de voorwaarden vaststellen waaraan de hengsten moeten voldoen om tot de voortplanting toegelaten te kunnen worden;
  3° de procedure vaststellen die het verloop van de toelatingsactiviteiten regelt;
  4° de duur en het fokprogramma bepalen waarvoor de toelating tot de voortplanting van een hengst geldt;
  5° de genetische identiteit registreren van de door haar toegelaten hengsten;
  6° dekcertificaten ter beschikking stellen als vermeld in artikel 1ter, § 1, voor de hengsten die door haar werden toegelaten tot de voortplanting;
  7° op permanente wijze de volgende gegevens publiceren :
  a) de lijst met de hengsten die door haar tot de voortplanting zijn toegelaten;
  b) voor elk van haar fokprogramma's, de voorwaarden om hengsten te gebruiken die toegelaten zijn door een fokkersvereniging, erkend in overeenstemming met de beschikking 92/353/EG;
  c) de voorwaarden voor de inschrijving van veulens in het stamboek.
  De dienst kan de fokkersvereniging verplichten extra opdrachten uit te voeren.
  § 2. Iedere erkende fokkersvereniging moet de opdrachten, vermeld in § 1, opnemen en beschrijven in een technisch reglement. Dat technisch reglement treedt in werking na de goedkeuring ervan door de (bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  De fokkersvereniging moet elke wijziging in het technisch reglement, vermeld in het eerste lid, vooraf laten goedkeuren door de (bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Afdeling II. - Keuring van de hengsten.
A. Organisatie.
Art.3. § 1. De gewone keuringen hebben ieder jaar plaats vanaf 1 september.
  § 2. Na het afsluiten van de gewone keuringen kunnen er bijkomende of bijzondere keuringen worden georganiseerd overeenkomstig de voorwaarden in artikel 10 van het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen.
  § 3. Op de bijkomende keuringen kunnen alleen aangeboden worden :
  a) de hengsten die door de jury werden uitgesteld op de gewone keuringen;
  b) de hengsten die, hoewel zij regelmatig werden ingeschreven, ingevolge heirkracht niet op de gewone keuringen konden aangeboden worden. Op de dag van de gewone keuring moet de hengstenhouder aan de konsultent het bewijs leveren dat het om een geval van heirkracht gaat.
  § 4. Op de bijzondere keuringen kunnen alleen de hengsten aangeboden worden die, ingevolge heirkracht, te beoordelen door de erkende fokkersvereniging en de konsulent, het voorwerp hebben uitgemaakt van een commerciële transactie na de gewone keuringen.
  § 5. Na deze verschillende keuringen, zal de erkende fokkersvereniging aan de konsulent de lijst meedelen van de hengsten die toegelaten zijn tot de voortplanting.

Art. 3_VLAAMS_GEWEST.
  <MB 2005-10-21/37, art. 4, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005> De (bevoegde entiteit) kan voorwaarden vaststellen voor : <MB 2006-05-19/47, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  1° de opdrachten, vermeld in artikel 2, § 1;
  2° de opmaak van het technisch reglement, vermeld in artikel 2, § 2.

B. Criteria voor toelating tot de voortplanting.
Art.4. § 1. In akkoord met de Dienst, bepalen de erkende fokkersverenigingen de criteria voor de toelating tot de voortplanting. Deze criteria hebben met name betrekking op het fenotype van de hengst en/of zijn resultaten, deze van zijn voorouders, nakomelingen en bloedverwanten tijdens verschillende proeven. Op basis van deze criteria, duidt de jury de hengsten aan die toegelaten zijn tot de voortplanting.
  § 2. De bloedgroepenformule van de hengsten die toegelaten zijn tot de voortplanting moet gekend zijn.
  § 3. Een hengst mag in geen enkel geval minder dan 3 jaar oud zijn bij zijn eerste dekseizoen.

Art. 4_VLAAMS_GEWEST.
  (Opgeheven) <MB 2005-10-21/37, art. 5, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005>

C. Bijzondere bepalingen.
Art.5. Op vraag van de erkende fokkersverenigingen en onder bepaalde voorwaarden, die zij voor akkoord voorleggen aan de Minister, kunnen hengsten die reeds eerder toegelaten werden tot de voortplanting vanaf de leeftijd van 8 jaar op louter administratieve wijze jaarlijks worden goedgekeurd.
  Deze hengsten moeten niet meer voorgesteld worden op de keuring op voorwaarde evenwel dat zij regelmatig ingeschreven werden en dat een aanvraag tot vrijstelling werd ingediend.

Art. 5_VLAAMS_GEWEST.
  (Opgeheven) <AM 2005-10-21/37, art. 5, 003 ; Inwerkingtreding : 01-09-2005>

Afdeling III. - Prijskampen voor model en gangen voor geregistreerde paardachtigen. (Deze afdeling wordt vervangen voor de Vlaamse Gemeenschap door : (Afdeling IIbis. - Prijskampen.) )
A. Deelnemingsvoorwaarden.
Art.6. Om aan deze prijskampen te kunnen deelnemen, moeten de paarden ingeschreven zijn in een door een erkende fokkersvereniging bijgehouhen stamboek. De hengsten van 3 jaar en ouder moeten bovendien toegelaten zijn tot de voortplanting.

B. Organisatie.
Art.7. § 1. Iedere organisator van dit prijskamptype hoort de communautaire voorschriften na te leven die zijn bepaald door de artikels 23 en 24 van het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen.
  § 2. Elke erkende fokkersvereniging die prijskampen voor model en gangen wenst te organiseren, moet de lijst, de data en het reglement ter goedkeuring voorleggen aan de Minister en dat voor 31 december van het jaar dat de prijskamp voorafgaat. Het reglement vermeldt met name de aard van de prijskamp de deelnemingsvoorwaarden, de verschillende leeftijdscategorieën en de verdeling van de premies.
  § 3. Voor wat de betoelaagde prijskampen betreft, is alleen de door de Minister benoemde jury belast met het opmaken van een klassering van de paarden volgens hun verdiensten. De criteria voor de klassering kunnen verschillen naar gelang het stamboek waarin het paard geregistreerd of ingeschreven is evenals naargelang het gebruik waarvoor het bestemd is.

HOOFDSTUK III. - Organisatie van de kunstmatige inseminatie en embryotransplantatie.
A. Kunstmatige inseminatie.
Afdeling I. - Definities.
Art.8. Voor de toepassing van het eerste deel van dit hoofdstuk, verstaat men onder :
  1. inseminatiecentrum : een bedrijf waar aktiviteiten plaatsvinden met betrekking tot één of meerdere handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie, hierna het centrum genoemd;
  2. handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie : de winning, de conditionering, de bewaring, het inbrengen van sperma van hengsten met het oog op de kunstmatige inseminatie van merries;
  3. verantwoordelijke dierenarts : de aangenomen doctor in de diergeneeskunde, die op verzoek van de aanvrager de verantwoordelijkheid op zich neer voor de handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie, hierna de dierenarts genoemd;
  4. Afgevaardigde van de dierenarts : iedere door de dierenarts met naam aangeduide persoon die onder zijn verantwoordelijkheid de handelingen met betrekking tot de kunstmatige inseminatie mag stellen;
  5. bevoegde diergeneeskundige inspekteur : de ambtenaar van de dienst diergeneeskundige inspectie van het Ministerie van Landbouw, die bevoegd is in de omschrijving waar het centrum gelegen is, hierna inspekteur genoemd.

Art. 8_VLAAMS_GEWEST.
  Voor de toepassing van het eerste deel van dit hoofdstuk, verstaat men onder :
  1. inseminatiecentrum : een bedrijf waar aktiviteiten plaatsvinden met betrekking tot één of meerdere handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie, hierna het centrum genoemd;
  2. handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie : de winning, de conditionering, de bewaring, het inbrengen van sperma van hengsten met het oog op de kunstmatige inseminatie van merries;
  3. verantwoordelijke dierenarts : de aangenomen doctor in de diergeneeskunde, die op verzoek van de aanvrager de verantwoordelijkheid op zich neer voor de handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie, hierna de dierenarts genoemd;
  4. Afgevaardigde van de dierenarts : iedere door de dierenarts met naam aangeduide persoon die onder zijn verantwoordelijkheid de handelingen met betrekking tot de kunstmatige inseminatie mag stellen;
  5. (bevoegde inspecteur : de inspecteur van de bevoegde entiteit, die bevoegd is in de omschrijving waar het centrum gelegen is, hierna de inspecteur te noemen). <AM 2006-05-19/47, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Afdeling II. - Erkenning van de centra.
a) Werkingsvoorwaarden van de centra.
Art.9. § 1. Alleen de door de Minister erkende centra mogen de handelingen stellen betreffende de kunstmatige inseminatie.
  § 2. Deze centra moeten onder de verantwoordelijkheid geplaatst zijn van de dierenarts voor de handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie.

b) Verkrijgen van de erkenning.
Art.10. § 1. De aanvraag tot erkenning van een centrum wordt door de aanvrager aan de konsulent gericht.
  § 2. De aanvraag vermeldt onder meer het adres van het centrum, de identiteit van de aanvrager en van de dierenarts en zijn eventuele afgevaardigde(n). De aanvraag wordt door al deze personen ondertekend.

Art.11. § 1. De erkenning van een centrum is afhankelijk van een gunstig advies van de konsulent en de inspekteur. Dit advies wordt gestaafd door een rapport dat betrekking heeft op de infrastructuur en de uitrusting van het centrum. Het wordt opgemaakt na bezoek aan de inrichting in aanwezigheid van de ondertekenaars van de aanvraag voorzien in artikel 10, § 2.
  § 2. Het volledig dossier van elke aanvraag wordt door de konsulent aan de direkteur-generaal van het bestuur veeteelt en diergeneeskundige dienst toegezonden die zich uitspreekt over de erkenning en die de aanvrager op de hoogte stelt van de genomen beslissing.

Art. 11_VLAAMS_GEWEST.
  § 1. De erkenning van een centrum is afhankelijk van een gunstig advies van de konsulent en de inspekteur. Dit advies wordt gestaafd door een rapport dat betrekking heeft op de infrastructuur en de uitrusting van het centrum. Het wordt opgemaakt na bezoek aan de inrichting in aanwezigheid van de ondertekenaars van de aanvraag voorzien in artikel 10, § 2.
  § 2. Het volledig dossier van elke aanvraag wordt door de konsulent aan (de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij) en (de entiteit van het Departement Landbouw en Visserij) toegezonden die zich uitspreekt over de erkenning en die de aanvrager op de hoogte stelt van de genomen beslissing. <MB 2006-05-19/47, art. 22 en 23, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

c) Behoud van de erkenning.
Art.12. § 1. Elk jaar voor 1 februari zal de houder van een erkend centrum bij de konsulent een aanvraag indienen tot verlenging van deze erkenning.
  § 2. De erkende centra zijn onderworpen aan de kontrole van de Minister. De dierenarts zal erover waken dat alle maatregelen genomen worden opdat de konsulent en de inspekteur ten allen tijde kunnen controleren :
  1. voor elke winning :
  - de identificatie van het ejaculaat;
  - het resultaat van de controle van de kwaliteitscriteria;
  - het aantal geconditioneerde doses;
  - de datum;
  2. voor elke opgeslagen dosis :
  - de identificatie van het ejaculaat van herkomst;
  - de begindatum van de opslag;
  - het eventueel verlies;
  - de einddatum van de opslag;
  - voor de doses aangemaakt in andere centra, de identiteit van het afleverend centrum;
  3. voor elke verzonden dosis :
  - de identificatie van het ejaculaat van herkomst;
  - de identificatie van de bestemmeling;
  - de verzendingsdatum;
  4. voor elke inseminatie :
  - de identificatie van het ejaculaat van herkomst;
  - de inseminatiedatum;
  - de identiteit van de geïnsemineerde merrie.
  De identificatie van het ejaculaat omvat de vermelding van de naam van de hengst en een volgnummer.
  § 3. Elke wijziging in de in de aanvraag om erkenning vermelde gegevens dient onmiddellijk en schriftelijk meegedeeld te worden aan de konsulent.

d) Opschorting of intrekking van de erkenning.
Art.13. § 1. De erkenning kan opgeschorst of ingetrokken worden :
  - indien één of meerdere voorwaarden vereist voor het behoud van de erkenning niet meer vervuld zijn;
  - om sanitaire redenen.
  § 2. De opschorting kan uitgesproken worden door de konsulent van zodra hij kennis heeft van het of de feiten die de opschorting rechtvaardigen.
  De opschorting slaat op het stopzetten van een gedeelte of van alle handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie. De konsulent stelt de aanvrager en de dierenarts hiervan schriftelijk op de hoogte.
  Deze opschorting vervalt van zodra de beslissing over het behoud of het intrekken van de erkenning overeenkomstig § 3 van dit artikel is genomen.
  § 3. Elke opschorting moet het voorwerp uitmaken van een rapport dat opgesteld wordt door de konsulent en toegezonden wordt aan de directeur-generaal van het bestuur veeteelt en diergeneeskundige dienst die zich uispreekt over het behoud of de intrekking van de erkenning van het centrum.
  De beslissing wordt betekend aan de aanvrager en aan de dierenarts. Zij specifieert eventueel de wijze van gebruik van de in het centrum opgeslagen doses.

Art. 13_VLAAMS_GEWEST.)
  § 1. De erkenning kan opgeschorst of ingetrokken worden :
  - indien één of meerdere voorwaarden vereist voor het behoud van de erkenning niet meer vervuld zijn;
  - om sanitaire redenen.
  § 2. De opschorting kan uitgesproken worden door de konsulent van zodra hij kennis heeft van het of de feiten die de opschorting rechtvaardigen.
  De opschorting slaat op het stopzetten van een gedeelte of van alle handelingen betreffende de kunstmatige inseminatie. De konsulent stelt de aanvrager en de dierenarts hiervan schriftelijk op de hoogte.
  Deze opschorting vervalt van zodra de beslissing over het behoud of het intrekken van de erkenning overeenkomstig § 3 van dit artikel is genomen.
  § 3. Elke opschorting moet het voorwerp uitmaken van een rapport dat opgesteld wordt door de konsulent en toegezonden wordt aan (de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij) en (de entiteit van het Departement Landbouw en Visserij) die zich uispreekt over het behoud of de intrekking van de erkenning van het centrum. <MB 2006-05-19/47, art. 22 en 23, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  De beslissing wordt betekend aan de aanvrager en aan de dierenarts. Zij specifieert eventueel de wijze van gebruik van de in het centrum opgeslagen doses.

Afdeling III. - Bijzondere bepalingen.
a) Eigendom van het sperma.
Art.14. Behoudens bijzondere overeenkomst, behoort het sperma aan de eigenaar van de hengst.

b) Gebruik van sperma dat buiten het Koninkrijk geproduceerd is.
Art.15. Het gebruik van sperma dat buiten het Koninkrijk geproduceerd is, is onderworpen aan een voorafgaand akkoord van de erkende fokkersvereniging(en) bevoegd voor de registratie van de veulend voortkomend van deze inseminaties.

c) Vaderschapscontrole.
Art.16. § 1. Een controle van het vaderschap, via de bloedgroepen van veulens voortkomend na kunstmatige inseminatie moet voor elke hengst uitgevoerd worden bij minstens 5 % van zijn veulens met een minimum van twee.
  § 2. De aanduiding van deze veulens gebeurt door loting onder de verantwoordelijkheid van de erkende fokkersvereniging waarbij deze veulens zijn geregistreerd. De bloedname gebeurt door een aangenomen dierenarts. De erkende vereniging deelt de lijst van de op vaderschap te controleren veulens mee aan het laboratorium voor dierlijke genetica en veeteelt van de Fakulteit diergeneeskunde te Gent. Enkel dit laboratorium is terzake bevoegd.
  § 3. De Belgische Konfederatie van het Paard kan tussenkomen in de kosten van deze analyses.
  § 4. Het identificatiedocument wordt pas na de bevestiging van de juistheid van het vaderschap door bovenvermeld laboratorium, aan de eigenaar van het veulen overhandigd.

d) Bijzondere gevallen.
Art.17. Wanneer een hengst sterft, behoort het aan de erkende fokkersvereniging die zijn veulens registreert, zich uit te spreken over het verder gebruik van het opgeslagen sperma.

Art.18. Het sperma van een hengst die niet meer toegelaten is tot de voortplanting, mag niet meer gebruikt worden.

B. Embryotransplantatie.
Afdeling I. - Definities.
Art.19. Voor de toepassing van het tweede deel van dit hoofdstuk, verstaatmen onder :
  1. centrum voor embryotransplantatie : een bedrijf waar aktiviteiten plaatsvinden met betrekking tot één of meerdere handelingen betreffende de embryotransplantatie, hierna het centrum genoemd;
  2. handelingen betreffende de embryotransplantatie : de winning, de conditionering, de bewaring, het inbrengen van embryo's van paardachtigen;
  3. verantwoordelijke dierenarts : de aangenomen doctor in de diergeneeskunde, die op verzoek van de aanvrager de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de handelingen betreffende de embryotransplantatie, hierna de dierenarts genoemd;
  4. bevoegde diergeneeskundige inspekteur : de ambtenaar van de dienst diergeneeskundige inspectie van het Minister van Landbouw, die bevoegd is in de omschrijving waar het centrum gelegen is, hierna de inspekteur genoemd;
  5. merrie toegelaten tot de voortplanting : iedere merrie die geregistreerd of ingeschreven is in een stamboek.

Art. 19_VLAAMS_GEWEST.
  Voor de toepassing van het tweede deel van dit hoofdstuk, verstaatmen onder :
  1. centrum voor embryotransplantatie : een bedrijf waar aktiviteiten plaatsvinden met betrekking tot één of meerdere handelingen betreffende de embryotransplantatie, hierna het centrum genoemd;
  2. handelingen betreffende de embryotransplantatie : de winning, de conditionering, de bewaring, het inbrengen van embryo's van paardachtigen;
  3. verantwoordelijke dierenarts : de aangenomen doctor in de diergeneeskunde, die op verzoek van de aanvrager de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de handelingen betreffende de embryotransplantatie, hierna de dierenarts genoemd;
  4. (de inspecteur : de inspecteur van de entiteit van het Departement Landbouw en Visserij die bevoegd is in de omschrijving waar het centrum gelegen is;) <MB 2006-05-19/47, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  5. merrie toegelaten tot de voortplanting : iedere merrie die geregistreerd of ingeschreven is in een stamboek.

Afdeling II. - Erkenning van de centra.
a) Werkingsvoorwaarden van de centra.
Art.20. § 1. Alleen de door de Minister erkende centra mogen de handelingen stellen betreffende de embryotransplantatie.
  § 2. Deze centra moeten onder de verantwoordelijkheid geplaatst zijn van de dierenarts voor de handelingen betreffende de embryotransplantatie.

b) Verkrijgen van de erkenning.
Art.21. § 1. De aanvraag tot erkenning van een centrum wordt door de aanvrager aan de konsulent gericht.
  § 2. De aanvraag vermeldt onder meer het adres van het centrum, de identiteit van de aanvrager en van de dierenarts. De aanvraag wordt door al deze personen ondertekend.

Art.22. § 1. De erkenning van een centrum is afhankelijk van een gunstig advies van de konsulent en de inspekteur. Dit advies wordt gestaafd door een rapport dat betrekking heeft op de infrastructuur en de uitrusting van het centrum. Het wordt opgemaakt na bezoek aan de inrichting in aanwezigheid van de ondertekenaars van de aanvraag voorzien in artikel 21, § 2.
  § 2. Het volledig dossier van elke aanvraag wordt door de konsulent aan de directeur-generaal van het bestuur veeteelt en diergeneeskundige dienst toegezonden die zich uitspreekt over de erkenning en die de aanvrager op de hoogte stelt van de genomen beslissing.

Art. 22_VLAAMS_GEWEST.
  § 1. De erkenning van een centrum is afhankelijk van een gunstig advies van de konsulent en de inspekteur. Dit advies wordt gestaafd door een rapport dat betrekking heeft op de infrastructuur en de uitrusting van het centrum. Het wordt opgemaakt na bezoek aan de inrichting in aanwezigheid van de ondertekenaars van de aanvraag voorzien in artikel 21, § 2.
  § 2. Het volledig dossier van elke aanvraag wordt door de konsulent aan (de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij) en diergeneeskundige dienst toegezonden die zich uitspreekt over de erkenning en die de aanvrager op de hoogte stelt van de genomen beslissing.

c) Behoud van de erkenning.
Art.23. § 1. Elk jaar voor 1 februari zal de houder van een erkend centrum bij de konsulent een aanvraag indienen tot verlenging van deze erkenning.
  § 2. De erkende centra zijn onderworpen aan de kontrole van de Minister. De dierenarts zal erover waken dat alle maatregelen genomen worden opdat de konsulent en de inspekteur ten allen tijde voor elk gewonnen, bewaard en ingebracht embryo, de datum van elke handeling, zijn identiteit en deze van de receptormerrie zouden kunnen controleren.
  § 3. Bij overdracht van een embryo, moeten de centra van oorsprong en van bestemming gekend zijn.

d) Opschorting of intrekking van de erkenning.
Art.24. § 1. De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden :
  - indien één of meerdere voorwaarden, vereist voor het behoud van de erkenning, niet meer vervuld zijn;
  - om sanitaire redenen.
  § 2. De opschorting kan uitgesproken worden door de konsulent van zodra hij kennis heeft van het of de feiten die de opschorting rechtvaardigen.
  De opschorting slaat op het stopzetten van een gedeelte of van alle handelingen betreffende de embryotransplantatie. De konsulent stelt de aanvrager en de dierenarts hiervan schriftelijk op de hoogte.
  Deze opschorting vervalt van zodra de beslissing over het behoud of het intrekken van de erkenning overeenkomstig § 3 van dit artikel is genomen.
  § 3. Elke opschorting moet het voorwerp uitmaken van een rapport dat opgesteld wordt door de konsulent en toegezonden wordt aan de direkteur-generaal van het bestuur veeteelt en diergeneeskundige dienst die zich uitspreekt over het behoud of de intrekking van de erkenning van het centrum.
  De beslissing wordt betekend aan de aanvrager en aan de dierenarts. Zij specifieert eventueel de wijze van gebruik van de in het centrum opgeslagen embryo's.

Art. 24_VLAAMS_GEWEST.
  § 1. De erkenning kan opgeschort of ingetrokken worden :
  - indien één of meerdere voorwaarden, vereist voor het behoud van de erkenning, niet meer vervuld zijn;
  - om sanitaire redenen.
  § 2. De opschorting kan uitgesproken worden door de konsulent van zodra hij kennis heeft van het of de feiten die de opschorting rechtvaardigen.
  De opschorting slaat op het stopzetten van een gedeelte of van alle handelingen betreffende de embryotransplantatie. De konsulent stelt de aanvrager en de dierenarts hiervan schriftelijk op de hoogte.
  Deze opschorting vervalt van zodra de beslissing over het behoud of het intrekken van de erkenning overeenkomstig § 3 van dit artikel is genomen.
  § 3. Elke opschorting moet het voorwerp uitmaken van een rapport dat opgesteld wordt door de konsulent en toegezonden wordt aan (de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij) en diergeneeskundige dienst die zich uitspreekt over het behoud of de intrekking van de erkenning van het centrum. <MB 2006-05-19/47, art. 22, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  De beslissing wordt betekend aan de aanvrager en aan de dierenarts. Zij specifieert eventueel de wijze van gebruik van de in het centrum opgeslagen embryo's.

Afdeling III. - Bijzondere bepalingen.
a) Administratieve verplichting.
Art.25. § 1. De registratie van een veulen voortkomend na een embryotransplantatie, mag slechts gebeuren op voorwaarde dat de transplantatie vooraf gemeld werd aan de erkende fokkersvereniging die bevoegd is voor de registratie van dit veulen.
  § 2. In geval van het inbrengen van een embryo dat buiten het Koninkrijk geproduceerd werd, is daarenboven het voorafgaand akkoord noodzaakelijk van de erkende fokkersvereniging die bevoegd is voor de registratie van het veulen.
  § 3. Elke embryotransplantatie moet gestaafd worden door een formulier dat afgeleverd wordt door de erkende fokkersvereniging die bevoegd is voor de registratie van het veulen. Dit formulier moet ingevuld worden door de dierenarts en bij het dekbewijs gevoegd worden.

b) Controle van de afstamming.
Art.26. § 1. Val elk veulen voortkomend na embryotransplantatie, dient de afstamming gecontroleerd na bloedgroepenbepaling.
  § 2. Het identificatiedocument wordt pas aan de eigenaar van het veulen afgeleverd na bevestiging, door het laboratorium dat vermeld is in artikel 16, § 2, van dit besluit, van de juistheid van de afstamming.

C. Zoötechnische certificaten.
Afdeling I. Certificaten voor sperma.
Art. 26bis. <ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-1997> § 1. De volgende gegevens moeten voorkomen in het certificaat voor sperma van geregistreerde paardachtigen :
  1° Gegevens over de donorhengst :
  - instantie van afgifte,
  - naam en adres van het stamboek van oorsprong,
  - ras,
  - oorspronkelijk volgnummer in het stamboek (indien beschikbaar),
  - naam van het dier,
  - datum van afgifte van het certificaat,
  - identificatiemethode (bijvoorbeeld microchip, tatoeage, brandmerk, grafisch signalement, foto),
  - identificatie,
  - vermelding of een bloedgroeponderzoek i verricht of een andere test die dezelfde wetenschappelijke garanties biedt met betrekking tot de afstamming,
  - geboortedatum,
  - naam en adres van de eigenaar,
  - naam en stamboeknummer van de ouderdieren en van de vader van het moederdier, en de naam van de stamboeken,
  - resultaten van het prestatieonderzoek en van de beoordeling van de genetische waarde (facultatief).
  2° Gegevens over het sperma :
  - identificatie,
  - aantal doses,
  - datum van winning,
  - naam en adres van het spermacentrum, met vermelding van het registratienummer,
  - naam en adres van de bestemmeling.
  § 2. De in § 1 bedoelde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in een certificaat volgens het model in bijlage I;
  2° in documenten die het sperma vergezellen. In dat geval moet de betrokken erkende fokkersvereniging, aan de hand van de onderstaande formule, verklaren dat de in § 1 bedoelde gegevens in die documenten voorkomen :
  " Ondergetekende verklaart dat in deze documenten de in artikel 1 van Beschikking 96/79/EG van de Commissie bedoelde gegevens zijn vermeld. "
  Afdeling 2. - Certificaten voor eicellen.
  § 3. De volgende gegevens moeten voorkomen in het certificaat voor eicellen van geregistreerde paardachtigen :
  1° Gegevens betreffende de donormerrie :
  - alle in § 1 punt 1, bedoelde gegevens;
  2° Gegevens betreffende de eicellen :
  - identificatie,
  - datum van winning,
  - naam en adres van het team dat de eicellen heeft gewonnen, met vermelding van het registratienummer,
  - naam en adres van de bestemmeling.
  Indien een rietje meer dan één eicel bevat, moet dat duidelijk worden vermeld en moeten de betrokken eicellen van hetzelfde moederdier afkomstig zijn.
  § 4. De in § 3 bedoelde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in een certificaat volgens het model in bijlage II;
  2° in documenten die de eicellen vergezellen. In dat geval moet de betreffende erkende fokkersvereniging, aan de hand van de onderstaande formule, verklaren dat de in § 3 bedoelde gegevens in die documenten voorkomen :
  " Ondergetekende verklaart dat in deze documenten de in artikel 3 van Beschikking 93/79/EG van de Commissie bedoelde gegevens zijn vermeld. "
  Afdeling 3. - Certificaten voor embryo's.
  § 5. De volgende gegevens moeten voorkomen in het certificaat voor embryo's van geregistreerde paardachtigen :
  1° Gegevens betreffende de donorhengst en de donormerrie :
  - alle in § 1 bedoelde gegevens.
  2° Gegevens betreffende de embryo's :
  - de identificatie,
  - datum van winning,
  - datum van inseminatie of bevruchting,
  - naam en adres van het team dat de embryo's heeft gewonnen, met vermelding van het registratienummer,
  - naam en adres van de bestemmeling.
  Indien een rietje meer dan één embryo bevatoet dat duidelijk worden vermeld en moeten de betrokken embryo's van dezelfde ouderdieren afkomstig zijn.
  § 6. De in § 5 bedoelde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in een certificaat volgens het model in bijlage III;
  2° in documenten die de embryo's vergezellen. In dat geval moet de betreffende erkende fokkersvereniging, aan de hand van de onderstaande formule, verklaren dat de in § 5 bedoelde gegevens in die documenten voorkomen :
  " Ondergetekende verklaart dat in deze documenten de in artikel 5 van Beschikking 96/79/EG van de Commissie bedoelde gegevens zijn vermeld. "

HOOFSTUK IV. - Bijzondere bepalingen.
Art.27. Wat betreft de toepassing in 1993 van artikel 7, § 2, van dit besluit, is de datum op 31 mart 1993 vastgelegd.
  <Opheffingsbepaling van het MB 1986-10-29/36>

Art.28. Dit besluit treedt in werking op 2 januari 1993.

BIJLAGEN.
Art. N1. BIJLAGE I. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997> CERTIFICAAT VOOR SPERMA.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30-10-1996, p. 27850-27851).

Art. N2. BIJLAGE II. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997> CERTIFICAAT VOOR EICELLEN.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30-10-1996, p. 27852-27853).

Art. N3. BIJLAGE III. <Ingevoegd bij MB 1996-10-14/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1997> CERTIFICAAT VOOR EMBRYO'S.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30-10-1996, p. 27854-27856).