31 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit tot regeling van de kwaliteitscontrole van tuinbouwprodukten en aardappelen bij de invoer en de uitvoer.
Art. 1-18
Artikel 1. Voor toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. Tuinbouwprodukten :
- fruit en groenten die bestemd zijn voor levering in verse toestand;
- bloembollen, bloemknollen en wortelstokken, verse snijbloemen en vers snijgroen.
2. Aardappelen : primeur- en consumptieaardappelen.
3. Kwaliteitscontrole : controle op de naleving van de bepalingen hetzij van de verordeningen (EEG) m.b.t. de gemeenschappelijke ordeningen der markten in de sectoren groenten en fruit alsmede levende planten en produkten van de bloementeelt, hetzij van de koninklijke besluiten van 25 april 1988 betreffende de handel in groenten en fruit, 14 maart 1972 betreffende de handel in het binnenland en tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap en betreffende de handel met niet-Lid-Staten van deze Gemeenschap, van bloembollen en bloemknollen en van verse snijbloemen en vers snijgroen, en 27 oktober 1980 betreffende de handel in primeur- en consumptieaardappelen.
4. Uitvoer : het uitvoeren van tuinbouwprodukten en aardappelen naar landen welke geen deel uitmaken van de Europese Economische Gemeenschap.
5. Invoer : het in vrije verkeer brengen van tuinbouwprodukten en aardappelen, van oorsprong, uit niet-Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap, alsmede de opslag in een particulier entrepôt van het type D.
Art.2. De kwaliteitscontrole van tuinbouwprodukten en aardappelen bij de invoer en de uitvoer, wanneer deze controle voorgeschreven is door een nationale of communautaire reglementering wordt door de Nationale Dienst voor afzet van land- en tuinbouwprodukten, hierna "Dienst" genoemd, verricht overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Art.3. § 1. De controle-verrichtingen en aflevering van de controle-documenten bedoeld bij dit besluit, gebeuren op de dagen, uren en plaatsen te bepalen door de Minister van Landbouw. Daarbij kan de Minister rekening houden met de toepassing van verordening (EEG) nr. 1214/92 van de Commissie van 21 april 1992 houdende uitvoeringsbepalingen en vereenvoudigingsmaatregelen betreffende de regeling voor communautair douanevervoer.
De invoerders en uitvoerders of hun vertegenwoordiger moeten de Dienst vierentwintig uur op voorhand alle inlichtingen verstrekken voor de eventuele uitvoering van de controle.
§ 2. De Dienst kan op door de Minister van Landbouw te bepalen controleplaatsen en tijdens door hem te bepalen dagen en uren, bestendig controle verzekeren indien de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° kosteloze beschikking over de nodige infrastructuur om een degelije controle mogelijk te maken;
2° kosteloze beschikking over een verwarmd, verlicht en onderhouden kantoor voor het controlepersoneel.
Invoerders en uitvoerders die tijdens die uren van bestendige aanwezigheid van de Dienst produkten ter controle aanbieden, worden ontslagen van de in § 1 bedoelde verplichting tot kennisgeving.
§ 3. De Minister van Landbouw kan eveneens voor de gewone en bijzondere prestaties die hij bepaalt, de vergoedingen vaststellen die door de invoerders en uitvoerders aan de Dienst dienen betaald te worden en die de werkelijke kost van de controle niet mogen overschrijden. Hij kan de vergoeding bepalen die zij dienen te betalen indien de controle niet kan plaatshebben door een feit dat hen kan worden aangerekend.
Art.4. Indien de controleverrichtingen door de daartoe belaste ambtenaar een aanvang hebben genomen, kan de invoerder of uitvoerder de produkten niet meer aan de controle onttrekken.
De produkten worden slechts vrijgegeven door het afleveren van één der controledocumenten bedoeld bij de artikelen 5 tot 9 van dit besluit waardoor naar gelang het geval, de produkten tot de invoer of de uitvoer toegelaten of geweigerd worden.
Zolang de invoer of de uitvoer niet is voltrokken kan de Dienst de reeds gecontroleerde en goedgekeurde produkten aan een nieuwe controle onderwerpen, en gebeurlijk zelfs de goedkeuring in afkeuring omzetten.
De controleambtenaren dienen de controle alleen dan te verrichten wanneer de invoerders of de uitvoerders de produkten in dergelijke omstandigheden aanbieden dat die controle doelmatig kan worden verricht.
Art.5. De controle van tuinbouwprodukten gebeurt overeenkomstig de controlemethode zoals bepaald in artikel 3 van verordening (EEG) nr. 2251/92.
De controle van aardappelen gebeurt overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 27 oktober 1980 betreffende de handel in primeur- en consumptieaardappelen.
Indien de produkten aan de bestaande reglementering beantwoorden, levert de met de controle belaste ambtenaar bij invoer of uitvoer een in drievoud opgemaakt controlecertificaat af overeenkomstig het model dat wordt vastgesteld door de Minister van Landbouw.
Indien de controle bij uitvoer plaats heeft op een in het binnenland gelegen controlepost of, in het algemeen, indien de uitvoer niet onmiddellijk na de controle plaats heeft, kunnen daarenboven de vervoermiddelen worden verzegeld. Van deze eventuele verzegeling wordt op het controlecertificaat melding gemaakt. Dit controlecertificaat vermeldt tevens de geldigheidsduur die door de Dienst wordt vastgesteld.
Een exemplaar van het controlecertificaat is bestemd voor de invoerder of de uitvoerder; het groene exemplaar wordt door de douanediensten ingehouden en teruggezonden aan de Dienst; het derde vergezelt de produkten.
Art.6. Indien bij invoer de kwaliteitscontrole door de Dienst niet, of slechts gedeeltelijk kan worden verricht op het bevoegde douanekantoor, kan de Dienst aan de invoerder een toelating tot uitgestelde controle bij invoer afleveren, overeenkomstig het model dat wordt vastgesteld door de Minister van Landbouw, waaruit blijkt dat de controle mag worden verlegd naar een door de Dienst bepaalde plaats. Dit document wordt opgesteld in vier exemplaren. Alle exemplaren moeten voor de invoer voorgelegd worden op het bevoegde douanekantoor.
Een exemplaar is bestemd voor de douanediensten; een exemplaar wordt door de douanediensten ingehouden en teruggezonden aan de Dienst; de twee overige exemplaren vergezellen de produkten tot de plaats van controle.
Art.7. § 1. Bij invoer beslist de Dienst in elk geval afzonderlijk of de aangegeven partij aan de in artikel 5 voorgeschreven controle wordt onderworpen.
§ 2. Ingeval de Dienst geen controle verricht levert hij aan de invoerder een in drievoud opgemaakt bewijs van kennisgeving af overeenkomstig het model dat door de Minister van Landbouw wordt vastgesteld. Een exemplaar van het bewijs van kennisgeving is bestemd voor de invoerder, het groene exemplaar wordt door de douanediensten ingehouden en teruggezonden aan de Dienst, het derde vergezelt de produkten.
§ 3. Bij invoer van groenten en fruit, is § 2 niet van toepassing indien de produkten vergezeld zijn van een controlecertificaat, afgeleverd door een door de Europese Economische Gemeenschap erkende officiële controledienst van een derde land.
Art.8. § 1. Beantwoorden de produkten niet aan de nationale of communautaire reglementering, dan levert de met de controle belaste ambtenaar een bewijs van weigering af, overeenkomstig het model dat wordt vastgesteld door de Minister van Landbouw, waaruit blijkt dat de produkten geheel of gedeeltelijk voor invoer of uitvoer geweigerd worden. Voor produkten die onderworpen werden aan de uitgestelde controle voorzien in artikel 6 van dit besluit, deelt hij aan de douane mede of de produkten geheel of gedeeltelijk uitgevoerd of vernietigd moeten worden.
Tevens kan hij :
1° al de verpakkingen of een gedeelte ervan met een duidelijk zichtbaar en onuitwisbaar teken merken;
2° indien de aard van de produkten zich ertoe leent, de produkten zelf merken op de manier voorgeschreven onder 1°;
3° bij wederuitvoer, de uit te voeren partijen verzegelen.
§ 2. Indien de invoerder of de uitvoerder weigert de verpakking of de produkten overeenkomstig § 1 te laten merken, of weigert de produkten, die onder de procedure van artikel 6 van dit besluit werden gekeurd, geheel of gedeeltelijk wederuit te voeren of te vernietigen, kan de met de controle belaste ambtenaar de ter controle aangeboden partijen geheel of gedeeltelijk in beslag nemen.
Art.9. Bij invoer of uitvoer van groenten en fruit, die bestemd zijn om te worden verwerkt, levert de Dienst een certificaat van industriële bestemming af, in drie exemplaren, volgens het model dat wordt vastgesteld door de Minister van Landbouw.
Een exemplaar is bestemd voor de invoerder of de uitvoerder; het groene exemplaar wordt door de douanediensten ingehouden en teruggezonden aan de Dienst; het derde vergezelt de produkten en wordt na verwerking door het verwerkende bedrijf teruggezonden aan de controledienst van het gebied waar de verwerking is geschied.
Art.10. Voor aardappelen van vreemde oorsprong die bestemd zijn om wederverzonden of wederuitgevoerd te worden, en voor groenten en fruit van oorsprong uit derde landen die bestemd zijn om wederuitgevoerd te worden, beperkt de controle zich tot het nazien van de verpakking.
Mits de oorspronkelijke verpakking ongeschonden is gebleken, wordt de invoer of de wederuitvoer toegestaan, zonder dat het produkt en de verpakking aan de nationale of communautaire voorschriften moeten beantwoorden.
In voorkomend geval levert de met de controle belaste ambtenaar, wanneer de controle voorgeschreven is, een controledocument af bedoeld bij de artikelen 5 of 7, § 2, waarop hij vermeldt "Vreemd produkt bestemd voor wederuitvoer - niet onderworpen aan de kwaliteitsregeling".
Wanneer de produkten evenwel herverpakt werden blijven de nationale of communautaire voorschriften van toepassing.
Art.11. § 1. De douanediensten laten de invoer of de uitvoer van de produkten slechts toe mits :
1. de produkten behoorlijk gedekt zijn door een controlecertificaat bedoeld bij artikel 5, door een toelating tot uitgestelde controle bedoeld bij artikel 6, door een bewijs van kennisgeving bedoeld bij artikel 7, § 2, of door het certificaat van industriële bestemming bedoeld bij artikel 9 van dit besluit;
2. bij invoer en uitvoer, de geldigheidsduur van het controlecertificaat niet verstreken is;
3. bij uitvoer in voorkomend geval de aangebrachte verzegeling ongeschonden is.
§ 2. De douanediensten laten de invoer van groenten en fruit ook toe indien de zending behoorlijk gedekt is door het controlecertificaat bedoeld bij artikel 7, § 3.
§ 3. De douanediensten laten de uitvoer van groenten en fruit ook toe indien de zending behoorlijk gedekt is door een controlecertificaat bedoeld bij artikel 5 afgeleverd door de bevoegde diensten van de overige Lid-Staten.
§ 4. Indien er twijfel bestaat betreffende de aard en de bestemming van de produkten vragen de douanediensten de tussenkomst van de Dienst. Deze laatste mag bij de invoerder en later bij de verkopers nagaan welke bestemming aan de ingevoerde produkten wordt gegeven.
§ 5. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op produkten vervat in kleine zendingen of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Art.12. Voor de toepassing van dit besluit worden zendingen van tuinbouwprodukten of aardappelen slechts beschouwd als invoer of uitvoer indien zij de minima vastgesteld door de Minister van Landbouw overschrijden.
Art.13. De Minister van Landbouw kan de voorwaarden bepalen waarin de Dienst de aflevering en de invulling van de controledocumenten bij invoer of uitvoer kan organiseren volgens een vereenvoudigde procedure alsmede de voorwaarden bepalen waarin de Dienst de medewerking van de sectoren van de produktie en de verhandeling van tuinbouwprodukten en aardappelen kan organiseren bij het administratief toezicht op de kwaliteitscontrole.
Art.14. <wijzigingsbepaling van artikel 4 van het koninklijk besluit van 14 maart 1972 betreffende de handel in het binnenland en tussen de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap en betreffende de handel met niet-Lid-Staten van deze Gemeenschap, van bloembollen en bloemknollen en van verse snijbloemen en vers snijgroen : 1972-03-14/30>
Art.15. <Opheffingsbepaling van het KB 1991-08-12/38>
Art.16. Overtreding van de bepalingen van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijprodukten.
Art.17. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.
Art. 18. Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.