Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

1 JUNI 1993. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduurvermindering in de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1993012393  1993012412 



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren en op de werklieden die ze tewerkstellen.

Art.2. De werklieden, bedoeld in artikel 1, hebben in 1993 en in 1994 recht op zes rustdagen.

Art.3. Het is verboden de bij artikel 1 bedoelde werklieden gedurende de bij artikel 2 bedoelde rustdagen tewerk te stellen.
  In afwijking van dit verbod mogen de werklieden gedurende deze rustdagen worden tewerkgesteld :
  1° wanneer de ondernemingen waarin ze tewerkgesteld zijn gewoonlijk een periode van intense aktiviteit kennen op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;
  2° wanneer zij belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen, met uitzondering van het vervoer;
  3° in de gevallen waar arbeid op zondag is toegestaan bij artikel 12 van de Arbeidswet van 16 maart 1971.

Art.4. De werklieden die gedurende de bij artikel 2 bedoelde rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust. Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend :
  1° binnen zeven maanden die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, tweede lid, 1°;
  2° binnen zes weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, tweede lid, 2° en 3°.
  Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst moet de werkgever het aantal niet-toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid C4.

Art.5. De bijdrage verschuldigd door de in artikel 1 bedoelde werkgevers en bestemd voor de financiering van het forfaitair loon voor de rustdagen, wordt als volgt bepaald :
  - voor het jaar 1993 is de bijdrage gelijk aan 2,6 % van het op 108 % gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden en dit respectievelijk voor het vierde kwartaal van 1992, en voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 1993;
  - voor het jaar 1994 is de bijdrage gelijk aan 2,6 % van het op 108 % gebrachte bedrag van alle lonen die bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zijn aangegeven met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde werklieden en dit respectievelijk voor het vierde kwartaal van 1993, en voor het eerste, tweede en derde kwartaal van 1994.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.

Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.