Details





Titel:

9 MAART 1993. - Wet ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1999 en tekstbijwerking tot 11-12-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definitie.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - [1 Toepassingsgebied]1
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Aanbod tot en overeenkomsten van huwelijksbemiddeling.
Art. 3-8
HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Waarschuwings- en openbaarmakingsprocedures en herstelmaatregelen.]1
Art. 8bis, 8ter, 8quater
HOOFDSTUK IV. [1 - Opsporing en vervolging ]1
Afdeling 1. [1 - Opsporing ]1
Art. 9
Afdeling 2. [1 - Vervolging]1
Art. 9/1, 9/2, 9/3, 9bis
HOOFDSTUK IVbis. - (De vordering tot staking). <Ingevoegd bij W 1999-04-11/47, art. 7; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
Art. 9ter
HOOFDSTUK V. [1 - Bestraffing ]1
Art. 10-16, 16/1
HOOFDSTUK Vbis.
Art. 16bis
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1914052650 



Uitvoeringsbesluit(en):

1993011197  1993011218  1999011225  1999011226  2000003474  2006011090 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definitie.
Artikel 1. In de zin van deze wet wordt onder huwelijksbemiddeling verstaan elke activiteit waarbij tegen vergoeding ontmoetingen tussen personen worden geregeld die rechtstreeks of onrechtstreeks tot een huwelijk of tot een vaste relatie moeten leiden.

HOOFDSTUK II. - [1 Toepassingsgebied]1   ----------   (1)
Art.2.[1 Deze wet is van toepassing op alle natuurlijke personen en rechtspersonen die in België een activiteit inzake huwelijksbemiddeling uitoefenen.]1
  ----------
  (1)<W 2009-12-22/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 28-12-2009>

HOOFDSTUK III. - Aanbod tot en overeenkomsten van huwelijksbemiddeling.
Art.3. § 1. Elke door een huwelijksbureau verspreide advertentie tot voorstelling van een persoon die een huwelijk of een vaste relatie wenst aan te gaan, moet de in artikel 6, (...), 2°, vermelde gegevens bevatten (...), alsook het telefoonnummer van het bureau. <W 2005-12-14/35, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2006>
  Wanneer hetzelfde bureau via hetzelfde kanaal verscheidene advertenties verspreidt, hoeven die gegevens slechts eenmaal vermeld te worden, mits zij volkomen duidelijk en ondubbelzinnig zijn opgesteld.
  Elke advertentie vermeldt het geslacht, de leeftijd, de gezinstoestand, de aard van het beroep en de verblijfplaats van de betrokkene, alsook het profiel waaraan de gezochte persoon moet voldoen.
  Het bureau moet kunnen bewijzen dat de in de advertentie voorgestelde persoon instemt met de inhoud en de verspreiding van die advertentie.
  § 2. (...) <W 2005-12-14/35, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2006>

Art.4. Het voorstel om ontmoetingen tussen derden te organiseren met het oog op het rechtstreekse of onrechtstreekse uitlopen op een huwelijk of een vaste relatie mag slechts betrekking hebben op meerderjarige personen die daartoe een aanvraag hebben ingediend met het oog op een huwelijk of een vaste relatie.
  Ieder voorstel gedaan tegen betaling aan een klant moet worden vastgesteld in een schriftelijke overeenkomst, die de bepalingen van dit hoofdstuk vermeldt.

Art.5. Het huwelijksbureau moet een ieder die erom verzoekt een model overhandigen van de overeenkomsten die het gewoonlijk aanbiedt.

Art.6. § 1. Op straffe van nietigheid moeten in de schriftelijke overeenkomst tussen het huwelijksbureau en de klant de volgende gegevens zijn opgenomen :
  1° de naam, voornaam, geboorteplaats en -datum, alsmede de woonplaats van de klant;
  2° de naam, voornaam of de benaming van het huwelijksbureau, de woonplaats of de maatschappelijke zetel van het huwelijksbureau en zijn (ondernemingsnummer en desgevallend het vestigingseenheidnummer); <W 2005-12-14/35, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 07-01-2006>
  3° de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst (en haar duur); <W 1999-04-11/47, art. 2, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  4° de precieze omschrijving van de door het huwelijksbureau in het kader van de overeenkomst aangeboden diensten;
  5° (de te betalen prijs en de betaalmodaliteiten, rekening houdend met de bepalingen van artikel 8, § 1;) <W 1999-04-11/47, art. 2, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  6° het opzeggingsbeding, in vetjes in een los van de tekst staand kader op de voorzijde van de eerste bladzijde van de overeenkomst, luidend als volgt " De klant heeft gedurende zeven werkdagen te rekenen van de dag volgend op die van de ondertekening van de overeenkomst, het recht om deze op te zeggen, kosteloos en zonder schadevergoeding, mits hij het huwelijksbureau daarvan bij ter post aangetekende brief in kennis stelt. (Van de klant mag generlei voorschot noch betaling worden geëist of aanvaard vóór het verstrijken van de bedenktijd;) <W 1999-04-11/47, art. 2, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  (7° de mogelijkheid, de modaliteiten en voorwaarden voor opzegging tijdens de overeenkomst, rekening houdend met de bepalingen van artikel 7, §§ 3 tot 6.) <W 1999-04-11/47, art. 2, 4°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  § 2. In de overeenkomst wordt een beschrijving en een profiel van de door de klant gezochte persoon gegeven. In deze beschrijving moeten ten minste volgende gegevens zijn opgeomen : geslacht, leeftijd, gezinstoestand, aard van het beroep en verblijfplaats van de gezochte persoon.
  Op straffe van nietigheid van de overeenkomst moet het bureau de schriftelijke toestemming van de klant verkrijgen over de wijze waarop precieze persoonsgegevens aan derden zullen worden medegedeeld.
  Tevens kan een onderscheid worden gemaakt tussen de gegevens die openbaar mogen worden gemaakt, en de gegevens die alleen aan belanghebbenden ter kennis mogen worden gebracht.

Art.7. § 1. De overeenkomst van huwelijksbemiddeling is pas voltrokken na het verstrijken van een bedenktijd van zeven werkdagen te rekenen van de dag die volgt op het sluiten van de overeenkomst.
  Tijdens die bedenktijd heeft de klant het recht het huwelijksbureau mee te delen dat hij van de overeenkomst afziet, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 6, § 1, 6°.
  Van de klant mag generlei voorschot noch betaling worden geëist of aanvaard vóór het verstrijken van de bedenktijd.
  § 2. (De overeenkomst van huwelijksbemiddelling wordt aangegaan voor een duur van drie, zes, negen of twaalf maanden). <W 1999-04-11/47, art. 3, 1°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  De overeenkomst kan niet stilzwijgend worden verlengd.
  (Leden 3 en 4 opgeheven) <W 1999-04-11/47, art. 3, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  (§ 3. Wanneer de overeenkomst wordt gesloten voor een termijn van drie maanden, kan elke partij de overeenkomst opzeggen bij het verstrijken van de eerste of de tweede maand, ten minste vijftien dagen op voorhand bij een ter post aangetekende brief.
  § 4. Wanneer de overeenkomst wordt gesloten voor een termijn van zes maanden, kan elke partij de overeenkomst opzeggen bij het verstrijken van de tweede of de vierde maand, ten minste vijftien dagen op voorhand bij een ter post aangetekende brief.
  § 5. Wanneer de overeenkomst wordt gesloten voor een termijn van negen of twaalf maanden, kan elke partij de overeenkomst opzeggen bij het verstrijken van elk trimester, ten minste vijftien dagen op voorhand bij een ter post aangetekende brief.
  § 6. De eerste overeenkomst tussen de partijen afgesloten, kan de verplichting voorzien, voor de partij die overeenkomstig de §§ 3 tot 5 de overeenkomst opzegt, aan de andere partij een vergoeding te storten die niet meer mag bedragen dan 15 % van het saldo van het totale overeengekomen bedrag, dat niet werd betaald ten gevolge van de opzegging.) <W 1999-04-11/47, art. 3, 3°, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>

Art.8. § 1. (De betaling van de prijs moet in gelijke bedragen over de gehele duur van de overeenkomst worden gespreid door middel van maandelijkse schijven in geval van overeenkomsten van drie maanden, tweemaandelijkse schijven voor de overeenkomsten van zes maanden, en driemaandelijkse schijven voor de overeenkomsten van negen of twaalf maanden, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid, voor de overeenkomsten aangegaan voor zes, negen of twaalf maanden, in maandelijkse schijven te betalen.) <W 1999-04-11/47, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-07-1999>
  § 2. Niemand mag, in het kader van deze overeenkomst of van de financiering ervan, door de klant, door de borg of door enig persoon die een persoonlijke zekerheid stelt, een wisselbrief of een orderbriefje doen ondertekenen als waarborg voor de betaling van de aangegane verbintenissen.
  Evenzo mag niemand een cheque aanvaarden als waarborg voor de betaling van het door de klant verschuldigde bedrag.

HOOFDSTUK IIIbis. [1 - Waarschuwings- en openbaarmakingsprocedures en herstelmaatregelen.]1   ----------   (1)
Art. 8bis.[1 Wanneer zij vaststellen dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op één van haar uitvoeringbesluiten of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking op initiatief van de minister bevoegd voor Economie, kunnen de in artikel 9 bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht ]1.
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 55, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.8ter. [1 Om ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, beschikken de in artikel 9 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheid om tijdelijk over te gaan tot de publicatie van de naam, de praktijk en, in voorkomend geval, de volledige identificatiegegevens van de huwelijksbureaus of andere ondernemingen die praktijken hanteren die een inbreuk vormen op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten en schade veroorzaken aan consumenten.
   De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel XV.31/2/1 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 77, 007; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


Art.8quater. [1 De in artikel 9 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van inbreuken of tot herstelmaatregelen te verkrijgen of te aanvaarden van de onderneming die verantwoordelijk is voor de inbreuken bedoeld in deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.
   De bevoegdheid bedoeld in het eerste lid wordt uitgeoefend overeenkomstig artikel XV.31/2 van het Wetboek van economisch recht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2023-11-05/07, art. 78, 007; Inwerkingtreding : 21-12-2023>


HOOFDSTUK IV. [1 - Opsporing en vervolging ]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Opsporing ]1   ----------   (1)
Art.9.Onverminderd de plichten van de officieren van gerechtelijke politie zijn de door de Minister van Economische Zaken aangestelde ambtenaren [1 bevoegd om de in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuken]1 op te sporen en vast te stellen.
  De processen-verbaal opgesteld door deze ambtenaren hebben bewijskracht tot bewijs van het tegendeel.
  [1 De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht]1.
  [2 De bepalingen van hoofdstuk 1/1 van boek XV, titel 1, van het Wetboek van economisch recht, zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de ambtenaren bedoeld in het eerste lid.]2
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 58, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
  (2)<W 2023-11-05/07, art. 79, 007; Inwerkingtreding : 21-12-2023>

Afdeling 2. [1 - Vervolging]1   ----------   (1)
Art. 9/1. [1 § 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van :
   1° de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 9bis;
   2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;
   3° een strafrechtelijke vervolging.
   § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 60, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art. 9/2. [1 Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
   Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 61, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art. 9/3. [1 Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 62, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


Art. 9bis.[1 Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
   Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikelen 10, 11 en 12, verhoogd met de opdeciemen.
   De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld ]1.
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 63, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

HOOFDSTUK IVbis. - (De vordering tot staking).
Art. 9ter.<Ingevoegd bij W 1999-04-11/47, art. 7; Inwerkingtreding : 01-07-1999> De vordering tot staking, bedoeld in artikel 2 van de wet van 11 april 1999 aangaande de vordering tot staking van inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, wordt ingesteld op verzoek van :
  1° de belanghebbenden;
  2° de minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren;
  3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;
  4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit voor zover zij voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 98, § 1, 4 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument.
  [1 De verenigingen bedoeld in het eerste lid, 3° en 4°, kunnen]1 in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.
  De artikelen 99 en 100 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument zijn van toepassing op de in het eerste lid bedoelde vordering tot staking.
  ----------
  (1)<W 2018-12-21/09, art. 141, 005; Inwerkingtreding : 10-01-2019>

HOOFDSTUK V. [1 - Bestraffing ]1   ----------   (1)
Art.10.[1 De inbreuken op de bepalingen vervat in de artikelen 2 tot 6, 7, § 1, en 8 worden bestraft hetzij met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 tot 100 000 euro of met een van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 26 tot 100 000 euro. ]1.
   Met dezelfde straffen wordt gestraft, hij die voor rekening van een huwelijksbureau advertenties verspreidt of doet verspreiden, waarin de in artikel 3, § 1, bedoelde gegevens niet worden vermeld.
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 65, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.11. Met de in artikel 496 van het Srafwetboek gestelde straffen worden gestraft :
  1° de verantwoordelijke van het huwelijksbureau die onder het voorwendsel van huwelijksbemiddeling huwelijkskandidaten of personen die een vaste relatie wensen aan te gan, aan elkaar voorstelt dan wel personen met elkaar in contact brengt, terwijl een van hen door het huwelijksbureau wordt bezoldigd, onder rechtstreeks of onrechtstreeks gezag daarvan staat, of zelf geen verzoek met het oog op het aangaan van een huwelijk of een vaste relatie heeft gedaan;
  2° de verantwoordelijke van het huwelijksbureau die met het oog op de totstandbrenging van een huwelijk of van een vaste relatie ontmoetingen met een fictief persoon organiseert.

Art.12.[1 Met hetzij een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 tot 100 000 euro of met een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 26 tot 100 000 euro, wordt gestraft, hij die reclame maakt of doet maken voor voorstellen tot het organiseren van ontmoetingen, of een dergelijk voorstel doet onder een vorm die afbreuk doet aan de menselijke waardigheid, inzonderheid door een onterend beeld te geven van de persoon ]10
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 66, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art.13. Zij die krachtens de vorige bepalingen worden gestraft, kunnen tevens worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek en indien het misdrijf is gepleegd bij de exploitatie van een inrichting die tegen betaling voorstelt ontmoetingen te organiseren met het oog op de rechtstreekse of onrechtstreekse totstandbrenging van een huwelijk of een vaste relatie, kunnen de hoven en rechtbanken overeenkomstig de bepalingen van artikel 386ter van het Strafwetboek bovendien de sluiting ervan bevelen, aan de veroordeelden het verbod opleggen een dergelijke inrichting te exploiteren of erin tewerkgesteld te zijn, alsmede straffen uitspreken wegens inbreuk op de beschikking van het vonnis of het arrest waarbij voornoemde sluiting is bevolen of voornoemd verbod is opgelegd.

Art.14. <Wijzigingsbepaling van art. 380quater, lid 2 van het Strafwetboek (SW 1867-06-08/01)>

Art.15. In artikel 2 van de wet van 26 mei 1914 tot bestrijding van de handel in vrouwen en meisjes worden de woorden " de artikelen 379, 380, 380bis en 380ter van het Strafwetboek " vervangen door de woorden " de artikelen 379, 380, 380bis en 380ter van het Strafwetoek en de artikelen 10, 11, 12 en 13 van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren ".

Art.16.[1 De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
   De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet]1.
  ----------
  (1)<W 2020-09-29/05, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>

Art. 16/1. [1 De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2020-09-29/05, art. 68, 006; Inwerkingtreding : 30-11-2020>


HOOFDSTUK Vbis.   
Art. 16bis.
  <Opgeheven bij W 2009-12-22/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-12-2009>

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 17. Deze wet treedt in werking een maand nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, behalve wat artikel 2 betreft.
  Artikel 2 treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum.
  De vóór de inwerkingtreding van deze wet gesloten overeenkomsten blijven geldig voor de duur waarvoor ze zijn gesloten.